Hoe het Tijl Uilenspiegel Nijmegen verging schrift van een dubbeltje. Maar Jaap had toch ook een heel aardige collectie. Joop niet die was eigenlijk in z'n hart eeen verzamelaar. Hij kon nooit voet bij stuk houden: dan weer plakte hij postzegels in den volgenden dag begon hij weer aan sigarenbandjes of ruilde hij 'n deel van zijn voorraad voor albumplaatjes. Maar nu hij Frits' prachtige album zag. nam hij zich voor. opnieuw en heel degelijk met de post zegels te beginnen, 't Was een bezit, zoo'n album!" ..Jij hebt er nog niet veel. hè?" vroeg Frits hem. ..Weet je wat.... ik zal je al mijn dubbele geven. En dan zal ik je hel pen. ze netjes soort bij soort te plakken-". Jaap kreeg een kleur van blijdschap bij dit aanbod en vond Frits ..een echt fijne vent". En Frits hield woord ook. Niet alleen dien Zaterdagavond, maar ook nog een paar avonden daarna hielp hij zijn neef met de zegels, die hü geduldig voor hem uitzocht. Nu kreeg Jaap ook langzamerhand een postzegelalbum, dat er zijn mocht! En Frits voelde zich echt thuis in het kringetje van zijn neefjes en nichtje. Maar toen.kwam de Woensdagmiddag Joop wilde beslist niet gaan voetballen dat was veel te sneu voor Frits! en toch kon hii het niet heioen dat hii op school telkens weer naar de lucht keek. 't Was stra lend helder winterweer en niet te koud. En Keer Govers. die naast hem zat. gaf hem een duw met de woorden: ..Reuze voetbal- weer. jö!" ..Ik ga niet voetballen vanmiddag", fluis terde Joop. „Waarom niet? Mag je niet?" „Ik wel" zei Joop. .Maarehkan. ik heb geen zin". „Kees opletten!" riep meneer, met een tik op de lessenaar. En daarmede was 't ge sprek uit. Kees trok alleen nog heel verwon derd z'n wenkbrauwen op. Maar Joop keek voor zich. Aan de koffietafel was Joop erg druk. 't Leek wel of hij zat te popelen om weg te komen. „Ga je straks mee wandelen. Frits? We gaan naar 't viaduct, dat is niet ver. 's Kij ken of er al katjes aan de wilgen zitten! Ga jij ook mee, Jaap? Er zitten vast al katjes aan!" „Katjes.... half Februari? Dat kan nog niet meende moeder. „Nou.eh.kikkervischjes dan," stotterde Joop. „Laat naar je kijken! Je bent 'n beetje in de war," zei Vader. „En zit niet zoo te drijven, laat Frits kalm afeten.'' „Ja Va," zei Jaap met een kleur. Maar telkens keek hij tersluiks naar de klok. „RrrC.... rrt!" De bel. En voordat moe der had kunnen zeggen, dat hij aan tafel moest blijven zitten, was hij al opgespron gen en bij de deur. „Joop. „O, 't is voor mij," riep hij uit de gang. „Even gauw kijken." Ja, 't was net wat Joop gedacht had, Kees Govers om hem te halen voor 't voet ballen. Joop wist wel, dat het elftal T.S.B. (die prachtnaam beteekende „trap steeds beter!") toch al één man tekort had. En nu moesten ze vanmiddag als hij niet kwam. met z'n negenen optornen tegen een volledig elftal van de jongensschool, 't Was een lastig geval „Toe jó. wees niet zoo kinderachtig," drong Kees voor de zooveelste keer. „Je hebt toch geen ruzie?" „Nee." „Nou, ga dan mee. Je moet back zijn!" „Nee 'k ga niet. Ga maar weg, 'k ga tóch niet!" zei Joop heftig. „Wat is er dan?" Jaap hoorde een geluid achter zich. Als 't Frits maar niet was! „Toe, ga nou." fluisterde hij. „Ik.... ik heb geen schoenen!" „O, dat is wat anders, had dat maar ge zegd!" zei Kees. „Nou dan ga ik maar!" En Joop slaakte een zucht van verlichting, toen hij weg was. Intusschen waren ze binnen klaar met eten en was Frits naar boven geloopen om er 'n jas en muts te halen. Op 't portaal voor het halfopen raam bleef hij even staan om uit te kijken in de tintelend blauwe lucht. En toen hoorde hij 't ge sprek van Kees en Joop of tenminste het eind ervan. ,,'k Heb geen schoenen," had Joop gezegd. „Dus daarom had hij niet over voetballen gesproken! Fijn, nu kan Joop niet meespe len en gingen ze met z'n drieën naar het viaduct. Fijn!" Frits ging naar z'n kamertje en trok z'n jas aan. En toen zei hij nogeens tegen zich zelf: „fijn!" Maar hij was niet echt vroolijk. Gek, daarnet had hij zich nog zóó verheugd op dien middag buiten. En nu was het pre cies, of er een schaduw over lag. Waarom moest hij nu aldoor naar de hoek van de ET1NI V. LAER. Frits stak Jaap de schoenen toe. „Toe dan, pak aan!" kamer kijken, waar zijn koffer stond? Hij liep er heen en knipte het deksel op. In de koffer daar lagen bij wat andere kleeren, een paar gloednieuwe voetbal schoenen. Flits nam ze in zijn hand en be keek ze lang. Niemand wist. dat hij ze meegenomen had. 't Was ook erg dwaas: hij kon immers tóch nooit meer voetballen! Maar Frits was zoo erg blij geweest, toen hij ze kreeg, en hij had er niet van kunnen scheiden. Daarom had hij ze stilletjes in gepakt. En nu. „Frits, Frits, ga je mee?" Dat was Joop's stem onderaan de trap. Frits antwoordde niet. Z'n hart klopte luid. Hij wist opeens héél goed, wat hij doen moest, maar 't kostte moeite. Zou hij ja, hij zou zijn schoenen aan Joop geven! Die prachtige schoenen met de zware rub- berranden en zooien en het ijzersterke bruine leer! Hij keek ernaar.... opeens vielen er twee dikke tranen op. m Op zekeren dag kwam Tijl, na een lan gen zwerftocht, In de goede stad Nijmegen. Natuurlijk als gewoonlijk, met een leege beurs en ergen honger. Tijl vertrouwde echter maar weer op zijn goed geluk en zijn beproefde slimheid en stapte de beste herberg van de stad „De Gouden Gans' binnen. Hij zett zich bescheiden, doch met waardigheid in de gelagkamer bij de ka chel neer, en liet zijn oogen eens over de aanwezigen gaan om zijn kansen alvast eens te berekenen. De heerlijke geuren die hem uit de keuken in den neus drongen, versterkten hem krachtig in zijn voorne men om op een of andere manier, zoo mo gelijk met eere, een maaltijd te pakken te krijgen. De waard dacht natuurlijk geen óogenblik dat Tijl platzak was en wees nem ten plaats aan de tafel van een aantal jonge kooplieden, wier hoog opgeladen reiswagen Tijl op de binnenplaats van „De Gouden Gans" had "zien staan. Hun ver hitte gezichten bewezen dat zij van den wijn al rijkelijk veel genoten hadden. Nij megen was destijds beroemd om zijn heer lijke forellen en de waard liet dan ook een schotel met deze visch op den disch plaat sen. Er lagen groote visschen op den scho tel en ook kleine en de kooplieden tastten weldra dapper toe. Tijl keek met begeerige blikken naar den schotel, maar niemand noodigde hem uit om ook aan te vallen. Tenslotte nam Tijl een klein vischje. maar ofschoon hem het water in den mond kwam, at hij het niet op. Integendeel hij hield het vischje treurig voor zich uit en fiuisterde het zachtjes iets toe. Daarop hield hij het tegen het oor en luisterde in gespannen. net alsof het vischje hem iets antwoordde. Dat bedrijf zette hij een poos je voort, totdat de jonge kooplui erg in hem kregen en hem tenslotte met stomme verbazing gadesloegen ,.U bent zeker nar van beroep!" zei zijn tafelbuurman. „Wat doet u daar in 's he melsnaam?" „Ach. mijnheer", zei Tijl met een door tranen verstikte stem, „vijf jaar geleden ls mijn beminde lievelingskat hier in de Waal verdronken en nu vraag ik dit forelletje, of het mijn katje niet tegengekomen Ls". „En wat zei dat vischje?" „Dat het nog veel te jong en te klein ls, het weet niet wat er zoo lang geleden ge beurd is. Ik moest het maar eens aan die groote visschen vragen, die weten er wel r.ieer van!" De jongelui barstten in luid gelach uit; „Frits, Frits!" en Joop stormde de t „Ja, hier ben ik" zei Frits schor, die had ik nog in m'n koffer." En 1 Joop de schoenen toe. Die kun je ai ken en dan kan je gaan voetballei dan, pak an!" Joop kreeg een kleur. „Maar.v den toch naar 't viaduct gaan!" de hij. Frits draaide zich om en rammel in de koffer. „O" zei hij onverschilli kan wel een andere keer. Ik wou zo< eens zien, hoe jullie elftal speelt. E schien kan ik wel scheidsrechter z En toen de jongens dien avond n fijne match met elkaar om de tafel schreef Frits aan zijn Vader en k Vandaag was ik voor het eerst we< vroolijk. Ik zal u later weieens ve hoe dat kwam." R. DE RUYTER—v. d. Tijl's buurman wierp een paar groo schen op zijn bord en zei: „Daar. die maar eens!" Tot zijn dischgenoo hij: „Mijne heeren als dit de ech Uilenspiegel niet is, dan is het zijn Laten wij hem vrij houden, mits 1 zijn laatste avontuur vertelt." Dal A goed gevonden en toen Tijl een over' portie visch verwerkt had. begon vertellen. „Mijne heeren", zei hij „ik heb iir weken zoo heerlijk gegeten. De laats* was Ik ten eten genoodigd bij den heer van Slechtmissen en daar heb lijk gezegd nog beter gegeten". ..Wat kreeg je daar dan?" vroe; jonge heeren. „Een kalkoen, een prachtigen k e De heer van Slechtmissen liet het prezen vogeldier voor mij plaatsen 1 zocht mij het gebraad volgens re|e goede manieren voor te snijden en deelen". Tijl's toehoorders spitstjr ooren, want zij kenden den heer v missen heel goed als een tamelijk geestig heer, die Tijl alleen het vei van het gebraad had overgelaten, o zelf genoodzaakt te zijn zijn gast ee „tuk voor te leggen. „Hoe liep dat af?" vroegen de jo „Hoort wat Uilenspiegel „volgens re™ goede manieren noemt!" „Wel", zei Tijl, „den kop legde gastheer voor, want die kwam hem hoofd der familie De edele vrouw 't dichtst bij den gastheer en haar t dus aan wat het dichtst bij den k n.l. den hals. De twee volwassen ck maakten zich al gereed om van het lijke nest weg te vliegen en hun gaf de beide vleugels. De vogel rust op zij ten en die kregen zijn beide zoons, w hen rast de heele toekomst van h slacht. Nadat ik aldus den vogel v: en ledematen had ontdaan moest wel met het overblijvende vergenoeg Een schaterend gelach beloonde verhaal. Op dit oogenblik plaatste de ccn schotel hazengebraad op den Nauwelijks had Tijl's tafelbuurmai: haas gezien, of hij riep: „Heer waar direct twee pooten op het bord van guit. Hij heeft als voetganger, voo pooten noodig! Wij zullen ons dan w den hazenrug tevreden stellen!" Tijls' doel was bereikt: hij had eer maal verwerkt, zonder een cent op z hazepooten waren niet te versmaden het overkwam hem hier toch voor de sien keer, dat hij zijn grappen m lijke munt betaald kreeg en sindsdien hij voor de Nijmegenaars altijd eei respect behouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 16