Herdenking geboortedag van Jan Pietersz. Coen - Rallye van Monte Carlo
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
77ste Jaargang
FEUILLETON
Het huis der mysteries
LIEFDADIGHEIDSFEEST IN STOCKHOLM. In tegenwoordigheid van bijna het geheele Hof, vond in het Grand-hotel het TE NICE
jaarlijksche ,,Innocenter"-bal plaats. V.l.n.r. Prins Eugen van Zweden, Prins Karei, Kroonprinses Louise, Koning Gustaaf, heeft het de laatste dagen flink gestormd. De golvetl slaan over de
Kroonprins Gustaaf Adolf van Zweden en Prinses Ingeborg. Promenade des Anglais.
NA DEN PLECHTIGEN HERDENKINGSDIENST IN DE GROOTE
KERK TE HOORN werd door minister Colijn bij het standbeeld van
den eersten gouverneur van Nederlandsch-Indië een krans gelegd.
DE PLECHTIGE HERDENKING VAN DEN GE
BOORTEDAG VAN JAN PIETERSZOON COEN
IN HOORN. In de Grooto Kerk vond een bij
zondere dienst plaats. Minister-president dr. H.
Colijn spreekt de herdenkingsrede uit.
DE RALLYE VAN MONTE CARLO- De heer van Beeck Calkoen, die te Stavan-
ger gestart was, bij zijn aankomst te Nice.
Uit het EngeLsch door
H. A. C. S.
54)
Toen ik uit het donker van de struiken
voorschijn kwam, zei hij, wat scherp:
..Bent u heten op een anderen
toon: „o, zuster Keate. Ik zag den glans
van uw witte rok daar in het donker. Ik
dachtHij hield opeens op, en ik deed
Iets, wat gezien de omstandigheden, heele
maal niet netjes was. Ik zei: „Zij is in den
rozentuin", en liep vlug naar het huis,
Ik had niet de romantische gedachte,
oat Janice en Allen dadelijk elkaar in de
armen zouden vallen. Gedachten gaan snel,
zij konden niet anders dan realiseeren.
wat Dave's dood voor hen beiden betee-
kende. Maar Janice was een gevoelige
•rouw; zij had temperament en was
trotsch. Al wat Allen op dat oogenblik kon
°?0h. was haar de troost van zijn aanwe
zigheid geven; met haar praten over wat
f'Oouren moest; haar liefhebben en trach-
Tv vr te beschermen.
betrapte mij zelf er op, dat ik, ten-
.evoige van mijn ongewone stemming en
l!!tSevoeligheid, steeds langzamer ging
lWu ni het grasveld over, onder het maan-
t^h1' terwijl ik aan de twee daar in den
zentuin dacht en aan de zachte duister
en, en, aan wat zij nu misschien spraken
vn voelden.
Toon ik echter bij de deur was, liep ik
haastig de hall door, die stil was en glansde
van het vernis, de donkere trap, met haar
glimmende leuning op, naar mijn eigen
kamer. Toen ik Adela's deur voorbij ging,
ging deze juist open, en verscheen dr. Bou-
ligny.
„Ah, zuster Keate". zei hij. „Eindelijk
hebben wij miss Thatcher in slaap gekre
gen. Ik geloof, dat zij wel den geheelen
nacht zal slapen, en u moest maar in de
kamer er naast gaan, voor het geval zij u
vannacht noodig mocht hebben. Ik heb een
kalmeerend middel achtergelaten, in geval
zij het misschien noodig heeft. Florrie is
heelemaal opgeknapt; ik was zooeven
boven, om naax haar te kijken; zij kan
morgen opstaan en aan het werk gaan."
Ik zei, dat ik het goed vond, en zag zijn
zware gestalte de hall doorloopen, naar de
trap. Hij zag er oud en vermoeid uit. Ik
ging naar mijn kamer.
Daar het zoo lang geduurd had, vóór ik
mijn schoone verpleegsterskleeren had ge
kregen, waren 'de gekreukte, die ik gedra
gen had, nog niet naar beneden gebracht
voor de wasscherij. Met koortsachtige haast
doorzocht ik ze. zocht in de zakken, en
vond, binnen een paar seconden, wat ik
zocht, het kleine opgevouwen stuk papier,
dat ik in de studeerkamer opgeraapt had.
onmiddellijk nadat wij Bayard daar dood
gevonden hadden.
Adela had getelefoneerd, herinnerde ik
mij. En ik herinnerde mij ook, hoe zij eerst
mij had gevraagd om den dokter op te
bellen, en toen zich plotseling bedacht en
gezegd had: „Nee, ik zal wel gaan." En ik
was haar gevolgd in het kleine kamertje
en had, vlak vóór haar voeten, dat dunne
opgevouwen stuk papier opgeraapt.
Er was maar eén manier om een proef
te nemen met het oog op de wonderlijke
verklaring, die mij opeens was ingevallen.
Ik keek op mijn horloge. Het was even
over elf, en het was erg stil geweest in
huis, toen ik naar boven ging. Zeer waar
schijnlijk kon ik, wat ik wenschte, doen
zonder gezien te worden, en een stem van
binnen waarschuwde mij, dat het voor mij
niet goed zou zijn gezien te worden.
Ik wachtte lang. Ik hoorde Janice met
lichte voetstappen langs mijn deur gaan.
Ik dacht, dat ik Evelyn's stem hoorde, die
tegen Hilary sprak, en zijn antwoord, en
toen het dicht doen van een andere deur,
zóó krachtig, dat ik aannam, dat Evelyn
haar had dicht gegooid. Ik wachtte tot de
maan hoog aan den hemel stond, en het
huis volkomen stil was zóó stil, dat het
leek of er binnen de ruime oude muren
geen enkele andere levende ziel was dan
de mijne.
Toen ik ten slotte het waagstuk onder
nam, uit de betrekkelijke veiligheid van
mijn eigen kamer, de stille hall in te gaan,
klonk het geritsel van mijn costuum scherp
en luid door de stilte. Ik voelde mij niet op
mijn gemak, het was alsof, ergens vandaan,
oogen mij aanstaarden, en het was moei
lijk het donkere trapgat te vinden. En toch
ondernam ik geen tocht, die wezenlijk ge
vaar opleverde. Ik was niet op weg, dat
hoopte ik tenminste. Bayard's moordenaar
te ontmoeten. Ik ging slechts naar de tele
foon in Dave's studeerkamer.
De beneden-hall was, als gewoonlijk,
zwakjes verlicht, maar de zitkamers, die
overdag zoo prettig waren, waren 's nachts
groote zware ruimten, en bij de deur van
de bibliotheek aarzelde ik. Het was alles
zoo stil. Zoo zwart. De kamer zoo groot. En
daar. bij de tafel, hadden wij Bayard's lijk
gevonden.
Ik zocht er naar, maar vond het niet, het
knopje van het electxisch licht. Ten slotte
gaf ik het op, er naar te zoeken, daar mijn
oogen spoedig aan de duisternis gewend
waren, en ik merkte, dat het maanlicht,
dat door het witte grasveld weerkaatst
werd, wel voldoende was om de duisternis
der kamer te verdrijven, en ik zocht mijn
weg naar de deur der studeerkamer. Ik be
reikte haar, opende haar, en ging naar
binnen.
Daar had ik geen moeite den knop van
het electrisch licht te ontdekken. De lamp,
die op de schrijftafel stond, verspreidde
een zacht licht door de kamer. De telefoon
stond er naast, op de schrijftafel.
Ik haalde diep adem. Nog een kort oogen
blik, en mijn onderzoekingstocht zou vol
bracht zijn, en ik zou vrij zijn om mijn
biezen te pakken. Ik haalde het opgevou
wen papier uit mijn zak, en boog mij over
de telefoon. Nadat ik een oogenblik geheel
verdiept was geweest, richtte ik mij op. Ik
wist niet, of ik bedroefd of verrukt was.
Maar ik bezat de waarheid, wat de telefoon
betreft.
Het toestel was een ouderwetsch schrijf-
;afel-toestel, met een mondstuk op een
str.ndaard, en een aparten ontvanger, die
op den haak hangt., wanneer de telefoon
niet gebruikt wordt, en die, wanneer ze op
gelicht wordt, automatisch de telefoon in
werking stelt. Het stijf-opgevouwen papier
paste precies in de nauwe gleuf, waarin de
haak op en neer gaat.
Ik zakte neer in den stoel naast de
schrijftafel, en zat te staren naar de tele
foon. Ik stak het papier in de gleuf boven
den haak. en nam den ontvanger in mijn
hand, alsof ik wilde telefoneeren, en er was
natuurlijk geen contact. Ik kon wachten,
zoolang ik wilde, en kreeg het niet.
Ik stak het papier onder den haak; de
ontvanger kon, in dat geval, op den haak
blijven, maar, daar het een automatische
telefoon was, kon iemand dat nummer ein
deloos opbellen en steeds het signaal krij
gen, dat het nummer in gesprek was.
Maar toen ik de studeerkamer binnen
kwam, achter Adela aan, vlak na de ont
dekking van Bayard's dood, had zij de tele
foon gebruikt, en het stukje papier had
vóór mijn voeten gelegen. En ik had Janice
en Evelyn niets hooren zeggen van de tele
foon; zij hadden niet gezegd, dat Bayard
de telefoon in zijn hand had; hadden blijk
baar, door den schok over wat ontdekt
werd, heelemaal niet naar de telefoon ge
keken.
Eén ding slechts was volkomen duidelijk
voor mij, maar het was buitengewoon van
beteekenis. En dat was, dat Adela's tele
foongesprek met Bayard dat mij, en, ik
ben er zeker van, ook den anderen de over
tuiging had bijgebracht, dat Bayard ver
moord was, nadat Adela en Janice het huis
verlaten hadden naar alle waarschijn
lijkheid heelemaal geen gesprek geweest
was. Ik had de bel van de telefoon gehoord,
dat was waar. en ik had haar zoo duidelijk
hooren afbreken, terwijl ze aan het ratelen
was, dat ik er zeker van was, dat iemand
geantwoord had. Maar een kind kon begrij
pen, dat als het contact, aan het andere
eind, plotseling werd afgebroken, de bel van
deze telefoon dadelijk zou ophouden.
Als dit opgevouwen stuk papier betee-
kende, wat ik dacht, dat het bcteekende.
beteekende Adela's verhaal van het tele
foongesprek met Bayard, terwijl alle That
chers het huis uit waren, heelemaal niets.
(Wordt vervolgd).