LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Maandag 1 Februari 1937
Rlechtige herdenking te Hoorn van
Jan Pieterszoon Coen
Offkieele (risispublicalie
Gemeenteraad van Leiden
STER TABAK
PUZZLE
Groote belangstelling uit het geheele land
Rede van minister dr. H. Colijn over ,,dispereert niet"
Uit de Omstreken
THIJS IJS EN DE BREELENDE BERG
Heeft Li de
cd opggtosi
decUre goeote optoïfer
ord/raruyt een prijf
vteuxroncbir f.SOOO
auoux gefdpripjm
In tegenwoordigheid van vele autori
teiten is heden op plechtige wijze de
terugkeer op de Tesselsche reede van Hout-
man's expeditie, zou toen de 10-jarige
350ste geboortedag van Jan"Pieterszoon i Hoornsche knaap. Jan Pietersz., die in 1587
het- levenslicht in deze stad aanschouwde,
hebben meegejuicht, over den gelukkigen
afloop van een stoutmoedigen tocht?
We kunnen het niet zeggen, want de
Coen in zijn geboorteplaats Hoorn her- I
dacht.
Vele leden van het eere-comité met hun
■dames waren reeds des morgens vrczg
Hoorn aangekomen en om half tva"'d aan
wezig bij de ontvangst ten Stadhuize.
jaren zijner jeugd liggen voor ons grooten-
in deels in het duister.
Maar we weten wèl, dat. na Houtman's
terugkeer in 1597, behalve te Amsterdam,
ook elders nieuwe reederijen voor de groote
vaart opgericht werden en we weten óók,
Om kwart over twaalf ving in de Groote j dat Hoorn daarbij niet achter bleef. Als
Kerk de plechtige herdenking aan. men dan verder weet, dat Pieter Jansz.
Na orgelspel hield de burgemeester van ..van Twisk" in staat geweest is zijn zoon
Hoorn, de heer mr. H. C. Leemhorst, een Jan een zoodanige opvoeding te geven, dat.
korte openingsrede. Deze achtte het een 1 deze een zes a zevental jaren te Rome op
eer hen, die van heinde en verre waren ge- een handelskantoor werkzaam kon blijven,
komen, en onder wie spr. de hoogsten in dan schijnt het niet al te gewaagd om aan
den lande zag, te mogen begroeten namens te nemen, dat Coen uit een burgerlijke om-
de gemeente Hoorn, in deze plechtige bij- geving stamt, niet van middelen ontbloot
eenkomst ter herdenking van Jan Pieters- en dus waarschijnlijk behoorend tot dien
zoon Coen, die 350 jaar geleden in deze stad kring van burgers wier belangstelling ver-
het eerste levenslicht aanschouwde. der reikte dan hunne onmiddellijke omge-
Zijn grooten zoon eerend en diens liefde ving met dagelijksche kleine belangen. En
voor zijn vaderstad niet vergetend, is Hoorn dat dus ook deze 10-jarige knaap in 1597
verblijd tot deze herdenking het initiatief
te hebben mogen nemen. Coen's nagedach
tenis verdient een andere bejegening dan
haar ten deel valt van hen, binnen wier
al te enge gezichtskring slechts valt, wat hij
heeft misdaan en wien ten eenen male
ontgaan die prachtige eigenschappen, die
hem hebben doen zijn, wat hij voor ons
geweest is en die hem hebben doen vol
brengen, wat hij ons heeft nagelaten. Vast
heid van karakter heeft hem gekenmerkt
en getrouwheid aan wat hij als zijn plicht
zag. Met ijzeren wil heeft hij, in ononder
broken harden arbeid, aan de moeilijkste
omstandigheden het hoofd geboden.
Bezield met een vurige liefde voor
zijn vaderland, toegerust met uitge
breide kundigheden, begaafd met een
groot verstand, ja met een verzienden
blik, beeft bij, onverschrokken in de ^en*s-
grootste gevaren en ook dan nimmer
wanhopend, de grondslagen gelegd voor
Nederland's kolonisatie van Indië.
heeft hooren spreken, niet slechts
Houtman en de zijnen, maar ook over de
nieuwe plannen, waarvan men in die dagen
repte.
Is van dit alles invloed uitgegaan op de
lotsbestemming van dezen knaap, dan heeft
het evenwel toch nog tien verdere jaren
geduurd alvorens het schip de „Nieuwe
Hoorn" hem, als onder-koopman voor de
Oost-Indische Compagnie, naar het Verre
Oosten vcsrde, om daar de loopbaan te be
ginnen, die hem maken zou tot den man
van eminent formaat, tot den grondlegger
van het Nederlandsch gezag in Azië. wiens
werken de eeuwen heeft verduurd en die
daarom aanspraak maken mag op de dank
bare herinnering van het nageslacht.
Spr. bracht hierna uitvoerig de feiten
uit Coen's loopbaan in herinnering en
besprak in den breede diens groote betee-
.Dispereert nietzoo klinkt zijn
woord bij een andere gelegenheid. Wan
hoop niet, ook al stuwen de golven van
moeiten en zorgen tegen u op.
Die woorden zijn niet aan tijd of plaats
gebonden. Ze werden geuit in den aan
vang der 17e eeuw, ze gelden óók voor
onzen tijd. Ze hadden betrekking op den
arbeid in Indiè, ze hebben gelijke be teeke
nis voor het moederland.
Deze man spreekt tot ons, eeuwen
nadat hij gestorven is. Hij eischt iets
van ons. Hij wil dat wij zijn voorbeeld
zullen volgen in opofferingsgezindheid,
in kloekheid, in zorgvuldig beraad, als
het er om gaat de zaak van het vader
land en die van „Grooter Nederland"
te dienen. Zóó zou hij verlangd heb
ben dat zijn nagedachtenis zou wor
den geëerd!
In die stemming herdenken wij zijn
350sten geboorte dag, daarbij niet verge
tend, dat het de almachtige God is die in
het leven van een volk mannen als Coen
roept om Zijn wil op aarde te volbrengen!
De plechtigheid in de kerk werd daarop
besloten met het gezamenlijk zingen van
het Wilhelmus met orgelbegeleiding.
De kranslegging.
Onmiddellijk na afloop van de plechtig
heid in de kerk begaven autoriteiten en
genoodigden zich naar het standbeeld van
Jan Pieterszoon Coen op de Roodesteen.
Allereerst legde de minister-president,
dr. H. Colijn, een krans aan den voet van
het standbeeld. Daarna volgden kransen
van het gemeentebestuur van Hoorn en
van een aantal organisaties.
De stafmuziek der Koninklijke Marine
luisterde deze pechtigheid op.
Receptie ten stadhuizc.
Des middags tusschen half drie en half
vier had ten stadhuize 'n ontvangst plaats.
Deze geschiedde in de raadzaal, waar door
de zorgen van den conservator van het
Westfriesch Museum te Hoorn, den heer J.
C. Kerkmeyer, nog een Coen-tentoonstel-
ling Is ingericht.
De herdenking werd besolten met een
concert door de stafmuziek der Koninklijke
Marine in den Parkschouwburg. Heden
avond wordt op de Veemarkt door dezelfde
stafmuziek met medewerking van tamboers
en pijpers der mariniers een taptoe ge
geven.
Bijna alle ontvreemde voorwerpen,
die gezamenlijk een waarde hebben
van meer dan f. 1000, zijn door de po
litie opgespoord.
De vier verdachten zijn te Oegstgeest in
gesloten en zullen voor den Officier van
Justitie te 's-Gravenhage worden geleid.
De politie heeft het vermoeden, dat de
gearresteerden zich ook nog aan eenige
andere inbraken in deze omgeving hebben
schuldig gemaakt.
STEUNVERGOEDING ERWTEN EN
VELDBOONEN.
De Nederlandsche Akkerbouwcentrale
maakt bekend, dat de steunvergoeding
voor groene erwten van de kwaliteits
klasse C., gedenatureerd in het tijdvak
18 Januari 1937 tot en met 23 Januari
1937 f. 1,20 per 100 Kg. zal bedragen.
Voor in datzelfde tijdvak gedenatureerde
groene erwten van ae laagste klasse en
andere erwten is de steunvergoeding be
paald op f. 0,70 per 100 Kg. 5955
De steunvergoeding voor veldboonen,
welke volgens de dateering van het dorsch-
briefje zijn gedorscht in het tijdvak 18
Januari 1937 tot en met 23 Januari 1937
zal f. 1,75 per 100 Kg. bedragen.
Een herdenking van Coen moest een na
tionale herdenking zijn: niet aan Hoorn
behoort zijn figuur, maar aan geheel Neder
land in Europa en in de tropen.
Spr. memoreerde o.a., dat de nagedach
tenis van den grooten Gouverneur-Gener-
raal ter eere ook de rectors-magnifici der
beide universiteiten, waar de Indische be
stuursambtenaren hun opleiding genieten
Leiden en Utrecht een zetel in het comité
aanvaard hebben.
Spr. besloot met den wensch, dat deze
ondanks haren eenvoud schoone immers
bezielde herdenking in aller gedachten
zal mogen blijven voortleven als een daad
van eenvoudige rechtvaardigheid jegens
den grooten Nederlander Jan Pieterszoon
Coen.
De organist speelde hierop een fantasie
over .Valerius' „Wilt heden nu treden
Herdenkingsrede dr. H. Colijn.
Vervolgens betrad de minister-president,
dr. H. Colijn, het spreekgestoelte voor het
houden van een herdenkingsrede, getiteld:
„Dispereert niet
Spr. merkte op, dat de vijftig tot zestig
jaren, die in ongeveer gelijke deelen, ge
groepeerd liggen ter weerszijden van den
overgang van de 16e naar de 17e eeuw, in
onze rijke volkshistorie de belangrijkste
zijn te achten.
Als het klokgelui den overgang van de
16e naar de 17e eeuw aankondigt, dan
staat de jonge Republiek gereed om de
stormen te weerstaan, die haar in de nieuw
geboren eeuw omgieren zullen en bereidt
zij zich tevens voor, de eerste schreden te
zetten op den weg, die naar die grootheid
voeren zal, welke haar, naar goddelijk be
stel, onder leiding van den derden Willem,
een eeuw later tot een beslissenden factor
in de historie van Europa maken zal. De
Oost-Ihdische Compagnie zou naar het
teekenend woord van Busken Huet daar
bij het reddend zwemvlies worden voor den
vogel der zeven provinciën.
Reeds vier jaren voor het eeuweinde had
een viertal schepen, namen dragend van
goed vaderlandschen klank, onder leiding
van mannen met goed-Nederlandsche na
men en bemand door stoere zeebonken uit
Holland en Zeeland, de reede van Texel
verlaten om, op het voetspoor der Portu-
geezen, den zeeweg naar Indië te volgen.
Het was een tocht om zuivere han-
delsvoordeelen begonnen, maar er wa
ren er onder deze koene mannen toch
óók, die gewaagden van „een werk daar
de eere van ons gansche vaderland aan
hangt en koningen, prinsen en poten
taten van alle landen op zien". Al was
het „commercieeren" de hoofdzaak, al
werd nog niet gedacht aan vestiging in
het Oosten, aan verwerving van bezit,
aan oefening van staatkundigen in
vloed, er schemerde bij dezen eersten
tocht toch reeds iets door van de be
wustwording eener tot meerderjarig
heid gerakende Nederlandsche natie.
In 1597 keert deze eerste expeditie met
verlies van één schip en van meer dan de
helft der oorspronkelijke bemanning in het
vaderland terug. Dan worden spoedig nieu
we ondernemingen op touw gezet en nieuwe
tochten ondernomen, tot ten slotte, vijf
jaren later, in 1602, de verscheidenheid dier
ondernemingen opgaat in de geoctroyeerde
Oost-Indische Compagnie.
Toen in 1597 de klokken beierden bij den
Het werk van de grooten uit onzen
bloeitijd dwingt het nageslacht tot
dankbare erkentelijkheid. Ze waren
talrijk die bouwers van „Grooter
Nederland".
Zij allen dienden het vaderland met
eere, bouwden aan zijn roem en groot
heid, maar van die allen verdient
Coen toch de eereplaats, wijl hij eens
en voor al de grondslagen legde van
ons Aziatisch rijk en daarmee voor de
welvaart en de plaats onder de volken
van het huidig Nederland. Groot en
forsch is de figuur die voor ons op
rijst, indien we op de daden letten
van den man. die op 42-jarigen leef
tijd van de aarde scheiden moest en
toen een taak had volbracht die. door
haar omvang en haar beteekenis, ons
met verbazing vervult.
Maar niet daarop alleen rust zijn faam.
Een „ziener" mag men hem zelfs noemen
als hij pleit voor ruimere deelneming van
het Nederlandsche volk aan den opbouw
van het Indisch Rijk. Kind van zijn tijd
kan hij zich wel niet ten volle bevrijden
uit de omklemming van den monopolie
geest zijner dagen, maar hij uit toch ge
dachten, die men ruim twee eeuwen later
onder andere omstandigheden en in
verbeterden vorm zal gaan toepassen.
De waardeering, die wij hem schuldig
zijn, vermindert niet, maar stijgt, als we
dit leven zien in het licht van zijn tijd,
den vroeg-zevenitiende-eeuwschen tijd.
Want dan kunnen we hem noemen een
licht te midden van veel duisternis! Dan
vinden we zelfs een verschoonend en ver
zachtend woord voor handelingen, die,
gemeten met den maatstaf van later tijd,
scherpe afkeuring zouden verdienen. Zijn
optreden tegen de bewoners der Banda-
eilanden was hardvochtig en wreed. Maar
de tijd waarin hij leefde, draagt 'n gansch
ander stempel dan de onze. En ook deze
daad moet gezien worden in de omlijsting
van zijn tijd. En niet minder ook in het
licht van de worsteling der Nederlandsche
Calvinisten van die dagen in den strijd
tegen Spanje. De bloei der Oost-Indische
Compagnie, die in ruime mate de midde
len zou moeten leveren voor de voortzet
ting van dien strijd tot een zegevierend
einde, werd daardoor immers tot een werk
Gods, dat de vaderen in gehoorzaamheid
te volbrengen hadden.
Van die stoere Calvinisten was Coen er
één, toegerust met al de deugden die hen
sierden, maar evenmin geheel vrij van
wat onze tijd in hen veroordeelt.
Hier in zijn geboortestad is, een goede
veertig jaar geleden, een in brons gegoten
beeld van dezen grooten voorzaat ver
rezen. In Indië schenkt men thans aan
dacht aan de plaats waar zijn ontzielde
lichaam aan den schoot der aarde werd
toevertrouwd.
Dat alles is goed.
Maar het is niet genoeg. Coen verlangt
meer van ons.
Niet voor zichzelf, want er is nauwelijks
een tweede te noemen, die minder aan
zichzelf dacht dap hij. Hij verlangt meer
van ons ter wille van het rijk, dat hij
hielp grondvesten. Hij vraagt, dat het na
geslacht zal luisteren naar de bemoedi
gende woorden die hij meer dan eenmaal
tot de bewindhebbers in bet vaderland
richtte: „Siet, ende considereert doch wat
een goede couragie vermach", riep hij hun
toe als de macht der Engelschen in den
Archipel geknot is en men vasten voet op
Java verworven heeft.
Goede vangst van de politie
te Oegstgeest.
Vier inbrekers gearresteerd.
Reeds geruim en tijd werden te Oegst
geest verschillende ipbrakeji gepleegd,
meestal in den vooravpjid. Bij deze inbra
ken werd steeds naar geld en gouden sie
raden gezocht; zilveren voorwerpen, met
uitzondering van rookgarnituren, werden
onaangeroerd gelaten. Men ging zeer ruw
te werk; kasten en andere bergplaatsen
werden met een breekijzer opengebroken.
Zaterdag werd door een goudsmid te Lei
den aan de politie aldaar medegedeeld, dat
er iemand in zijn winkel was, die een gou
den armband te koop aanbood. De recher
che te Leiden heeft dezen man gearres
teerd; het bleek te zijn H. B., wonende
te Voorhout.
De politie te Oegstgeest, die hiermede
in kennis werd gesteld, heeft zoowel te
Leiden als te Voorhout, tot laat in den
nacht huiszoekingen verricht. Gistermor
gen werd dit onderzoek voortgezet en
weldra bleek, dat de broer van B., zekere
G. B., eveneens bij de inbraken betrokken
was. Bij hem werden verschillende, van
diefstal afkomstige voorwerpen gevonden.
Ook hij werd gearresteerd. Na een zeer
langdurig verhoor legde hij een volledige
bekentenis af en noemde als zijn mede
plichtigen. de gebr. Th. J. gn J. C. van W..
eveneens wonende te Voorhout.
Naar aanleiding hiervan werd ook in de
weningen van deze verdachten een onder
zoek ingesteld. Ook hier werden verschil
lende gouden voorwerpen gevonden.
De gebr. W. bekenden, na hun arresta
tie, dat zij zich hadden schuldig gemaakt
aan twee inbraken te Oegstgeest en twee
te Voorhout.
(Zitting van hedenmiddag).
Voorzitter: burgemeester mr. A. v. d.
Sande Bakhuyzen.
Afwezig met kennisgeving: wethouder
Splinter en de heer Schoneveld.
Eén vacature (wijlen de heer Vos).
Herdenking van den heer Vos.
Na goedkeuring der notulen, zegt de
VOORZITTER terwijl alle leden zich van
hun zetels verheffen:
Wi.i beginnen onze werkzaamheden dit
jaar helaas door wederom «en te herden
ken. die door den dood aan uwe vergade
ring kwam te ontvallen. Hoe wars uw mede
lid, de heer J. M. Vos, ook was van het vra
gen van aandacht voor zijn persoon, zoo
zou hij het mij toch niet euvel geduid heb
ben met enkele woorden te trachten uit
drukking te geven aan do gevoelens, die
ongetwijfeld den geheelen raad bezielen nu
wij hier een stoel niet langer bezet zien
door een man. die door zijn persoonlijkheid,
zijn karakter en zijn hoofsche manieren
ons aller vriendschap gewonnen had.
Nadat hij gedurende bijna 40 iaren de
gemeente als onderwijzer bli het L.O. voor
treffelijke diensten bewezen had. werd hij
op gevorderden leeftijd afgevaardigd om de
algemeene belangen der gemeente te hel
pen verzorgen.
Over de wijze waarop hij die taak. die hij
wat zijn politieke overtuigingen betreft,
hier alleen had te volbrengen, is slechts
met den grootsten lof te spreken.
Wie verstond beter dan hij de kunst om
zijn van nauwgezette voorbereiding getui
gende inzichten, in bondigen kernachtigen
en voortreffelijken vorm aan ons voor te
dragen? Hoe wist hij zijn gehoor door keu
rige en geestige voordracht te boeien en
hoe wist hij de nauwgezetheid van den on
derwijzer. die hem vakmatig bijbleef, ook
in den Raad op onschoolsche maar doel
treffende wijze aan onze besluiten ten
goede te doen komen.
Het onderwijs had zijn voornaamste be
langstelling en hij sierde de Commissie van
advies voor de zaken dat onderwerp ra
kende, maar zijn belangstelling reikte veel
verder, naar uit zijn opmerkingen bleek, en
naar ook de burgerij, wier samenleving hij
in tal van nuttige instellingen en commis
sies trouw diende, heeft gewaardeerd.
Niet alleen door de burgerij, maar ook
door ons wordt aan dezen hoogstaanden
plichtmatigen man, een dankbare herinne
ring bewaard.
De heer WILBRINK spijt het dat hij juist
weer het woord moet vragen. Vorige zitting
heeft hij den heer Vos eenige woorden
toegevoegd, die spr. niet pasten en die de
persoon van den heer Vos onverdiend ont
sierden. Gelukkig heeft hij nog persoonlijk
j zijn verontschuldigingen kunnen aanbie
den in een privé-gesprek. Ook nu hij er
niet meer is, meende hij echter toch ook
17. Zeer droef lag Thijsje daar te peinzen hij kon zich niet
ontveinzen, dat nu zijn toestand hooploos scheen. Hij was hier im
mers heelemaal alleen; en als zijn vrienden deze plek nog ooit konden
bereiken, zou het te laat wel blijken.
En steeds heeft hij nog luid het brullen van den armen Grootenoor
gehoord; geen wonder Thijs ligt juist daar voor de dicht-gebouwde
poort en hij ziet met verbazing aan, hoeveel groote steenen hier voor
opgestapeld staan.
Hij dacht juist, toen hij dit goed had bekeken, dat Grootenoor zeer
stellig nooit weer los kon breken, toen er iets gebeulde, zóó verba
zend vreemd, dat je waarschijnlijk je verwondert nu je het verneemt.
De allerbovenste der steenen, rond en dik, vielen plots'ling neer,
tot Thijsjes schrik; en de Kobold, die Thijs had opgepast, riep uit
„Hoe kan dat nu? Zij zaten toch goed vast??'
5947
(Ingez. Medj
in het openbaar zijn excuses nog te moeten
uiten.
De VOORZITTER dankt voor de vele
ontvangen gelukwenschen voor 1937 en
biedt zijnerzijds de zijne aan, hetgeen meer
is dan een formaliteit alleen. Een over
zichtsrede zal hij niet geven dit jaar.
Namens de raad biedt de heer WILMER
den voorzitter de beste wenschen aan.
De voorzitter deed daarop mededeeling
van eenige Ingekomen Stukken w.o.
missive van Ged. Staten, houdende
goedkeuring van raadsbesluiten,
Het Sportfondsen-bad is aangehouden
door Ged. Staten.
De heer dr., M. Key is benoemd tot
volger van den heer Vos.
AGENDA.
Ie. Benoeming van een regent van liet
Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinder
huis. (II
Benoemd wordt de heer J. C. van Eek
met 17 stemmen tegen 11 op prof. mr. R.
C. Cleveringa.
2, Benoeming van vier leden v. d. Com
missie van Toezicht op de Bewaarscholen,
12)
Benoemd worden mevr. Z. KruitVer
meer, de heeren J. C. Broer en R. J. J.
Reynen en mej. H. J. Glasz.
3e Benoeming van 'n onderwijzeres aan
de opleidingsschool voor U.L.O. aan tie
Drie-Octoberstraat. (31
Benoemd wordt mej. T. B. Hoff, alhier,
4e. Benoeming van een stadsgeneesheer
voor het tijdvak 1 Januari 1937—1 Januari
1938. (5)
De heer JONGELEEN zal zich nu niet
verzetten, waar deze benoeming thans
formeel is, hoewel hij zijn bekende bezt
ren handhaaft; deze dokter heeft toch
reeds een zeer groote praktijk.
Wethouder VAN STRALEN zegt toe, dat
tezijnertijd rekening zal worden gehouden
met geuitte bezwaren.
Benoemd wordt de heer S. A. de Graafl,
alhier.
5e. Benoeming van een tijdelijk leerares
'in het Duitsch aan de Hoogere Burgerschool
met vijfjarigen cursus. (4)
Benoemd wordt mej. dr. A. Dijksterhuis,
6e. Voorstel tot het verlengen van de
aanstelling van mej. dra. A. Hiemstra als
tijdelijk leerares in de wis- en natuurkunde
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(4)
Conform besloten.
7e. Voorstel tot het verlengen van de
aanstelling van mej. dra. A. P. Keesom als
tijdelijk leerares in de natuurkunde, me
chanica en cosmografie aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes. (4),
Conform besloten.
8e. Voorstel tot het verlengen van de
aanstelling van mej. L. J. M. Tummers ah
tijdelijk leerares in de wiskunde aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (4)
Conform besloten.
9e. Voorstel tot het verlengen van de
tijdelijke opdracht aan mr. dr. H. D. M.
Knol tot. het geven van onderwijs in de
handelswetenschappen aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes. (4)
Conform besloten.
10e. Voorstel tot het overnemen in eigen
dom bij de gemeente van verschillende voor
straat bestemde strookjes grond. W
Conform besloten.
11e. Voorstel inzake het wijzigen van de
met A. Backer, te Leiden, aangegane over
eenkomst betreffende de verpachting van
het hotel „Den Burcht" c.a.
De heer LOMBERT heeft destijds aanmer
king gemaakt op het verhuren van zalen
daar aan den Nieuw-Malthusiaansche Bond.
Nu een nieuwe overeenkomst wordt gesloten,
hoe staat het daar dan mede?
De VOORZITTER: er is geen nieuwe over
eenkomst, alleen een wijziging in de hu®.
De heer BERGERS: dan kan toch ook ver
der worden gewijzigd.
De heer ELKERBOUT steunt den heer
Bergers.
De heer v. Eek neemt het op voor den
N.M. Bond. Er worden wel zalen verhuurd
aan gevaarlijker vereenigingen.
De VOORZITTER herhaalt, dat hier al
leen onderhandeld is over de huur. Bij een
nieuwe overeenkomst zal hiermede reke
ning worden gehouden.
Het voorstel van B. en W. wordt a-"n3c'
nomen met 22—7 stemmen.
Tegen de heeren v. d. Laan, ElkerboUi
Goslinga, Beekenkamp, Tobé, Wilmer'
Lomhert.
De heer v. d. Laan zegt zich vergist
hebben.
(De vergadering duurt voort»