Het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bemhard - De feesten alhier
LEIDXCH DAGBLAD
Tweede Blad
77sfe Jaargang
FEUILLETON
Het huis der mysteries
PRINS BERNHARl) BEZOEKT DE GltOOT'E KERK, Gistermorgen brachten de bruidsmeisjes en bruidsjonkers, vergezeld DE EEREWACHT VAN AMSTERDAMSCHE STUDENTEN, welke dienst zal
van Prins B omhand en Prins Aschwin. een bezoek aan de Groote Kerk voor een generale repetitie. Op onze foto: Prins doen bij de huwelijksplechtigheid op 7 Januari, is gisteren door luitenant-kolonel
Bemhard geeft verschillende aanwijzingen. Naast hem Prins Aschwin. J. J. Boswijk, garnizoens-commandant van Amsterdam, geïnspecteerd.
Uit het Engelsch door
H. A. C. S.
30)
Zij liep vlug naar het bed, en raapte
hem op. Ik zag, hoe haar dunne vingers
den rand schenen te ontwijken; die rand,
die liet zien, dat vier vingers hem hadden
aangeraakt en zoo'n leelijken afdruk had
den achtergelaten. Om mijn verbazing vol
komen te maken: zij boog zich over Adela
heen, kuste haar vluchtig op haar wang.
zei: „ik hoop, dat je een goeden nacht
zult hebben, lieve. Maak je geen zorg voor
morgen", en draaide zich om. Bij de deur
herinnerde zij zich mijn aanweztgheid, en
zei, over haar schouder heen: „Goeden
nacht, zuster Keate."
Zij zei het koeltjes, haar donkere oogen
waren ondoorgrondelijk, haar slanke figuur
hield ze rechtop, en in haar hand als een
prop den verraderlijken kleinen hoed.
Daarna deed ze de deur met een flinken
slag dicht achter haar, en Adela zuchtte.
„U ziet, zuster Keate, wij hadden het bij
het verkeerde eind. Wij waren ineens klaar
met een onjuiste en verschrikkelijke con
clusie. Of niet zoozeer een conclusie als wel
een zeer vreesalijke verdenking. Er blijkt
alleen uit, hoe iemands zenuwen hem op
een dwaalspoor kunnen brengen. Wij zijn
beiden van streek door de schokkende om
standigheden van Bayard's dood. Hij werd
door een inbreker gedood dat weten wij.
En toch alleen maar het gezicht van
het gezicht van...." Zij kon het woord
niet uitspreken en zei in plaats daarvan:
„Alleen maar de vlek op Janice's hoed gaf
ons beiden een schrik.'t Waren diepe
wateren, Adela. En zij realiseerde het. Want
zij slikte haar woorden in, en hoestte fijn
tjes, en zocht naar haar zakdoek, en vroeg
mij om wat water. En eindelijk zei ze:
„Dwaas van ons. Wanneer er zooveel
mogelijkheden zijn. Natuurlijk. Ik ken mijn
familie. Ik weet, dat geen van hen in staat
isdat Janice nietdat zij niet zou
kunnen.. Zij bleef weer steken. Arme
Adela, zij kon haar gedachten niet onder
woorden brengen.
Wat mij betreft, ik zou veel gelukkiger
geweest zijn, als Janice iets gezegd had
iets om een verklaring van dien hoed te
geven. Haar zwijgen was bijna een even
verpletterend bewijs als de bloedige vinger
afdrukken; een nog sterker, feitelijk, want
ik voelde, dat, indien er een onschuldige
verklaring geweest was, zij die gegeven zou
hebben.
En het leelijke, kleine incident deed mij
tamelijk hevig het gevaar realiseeren, dat
mij bedreigde. Ik, de vreemdelinge; ik, de
buitenstaander. Ik zei rustig:
„Luister eens, miss Thatcher, u zult mij
na morgen niet meer noodig hebben. Ik
kan, na de begrafenis, wel naar het zieken
huis terugkeeren."
Zelfs, als ik niet wist wat, ik wist, zou ik
iets vermoed hebben, vanwege de plotse
linge bleekheid van haar blauwe oogen,
door de manier, waarop haar gezicht weer
verstrakte.
„O, zeker, zuster Keate", zei ze. „Zeker.
Ik dacht er niet aan, dat ik u hier vast
houd, terwijl er iets is, dat u graag zoudt
willen doen. Is er iets, dat op u wacht?"
„Nee", zei ik eerlijk. „Maar ik moet
gaan."
„O dan", zei ze, minzaam, „als er niets
bepaalds op u wacht, dan zult u er toch
niet op tegen hebben, nog een paar dagen
langer bij mij te blijven. U voelt zeker niet,
dat wij zóóveel van u verwachten? Ik heb
geen gelegenheid gehad, werkelijk niet, u
te zeggen, hoe dankbaar wij allen u zijn,
voor de manier, waarop u ons geholpen
hebt. Ik weet niet, wat zij zonder u gedaan
zouden hebben. Maar het spijt mij, dat wij
u te hard hebben laten werken."
„O, nee", zei ik, hulpeloos. „Niet te hard.
Maar u hebt mijn zorg als verpleegster niet
noodig, dat weet u, en.
„Mijn beste zuster, u bent te consciën
tieus", zei Adela, op een Vriendelijke ma
nier. „Ik zie, waar het hapert. U houdt er
van het druk te hebben, én u hebt het ge
voel niet genoeg te doem Maar dan moet ik
u eens zeggen, dat wij dat wij op u steu
nen. Natuurlijk, als u het niet prettig vindt
bij ons, zal ik niet probeeren u vast te
houden. Maar ik ik ben niet erg gezond,
zooals u wel gemerkt zult hebben. En u
kunt u waarschijnlijk niet indenken, hoe
'n hulp u voor mij geweest bent. Maar laat
ik niet probeeren, u over te halen. Ik kan
misschien wel weer vooruit. Het is alleen
zoo'n schok geweest. Zoo'n vreeselijke
schokHaar stem stokte. Dat alles was
waar, en ik wist het; ik was zelfs verbaasd,
dat zij zóó lang dé vreeselijke spanning,
waarin zij verkeerde, kon verdragen.
Achteraf kwam ik tot de overtuiging, dat
zij, zeer slim, het eenige wapen gebruikt
had, dat mij kon treffen; tegen verzet kon
ik mij wel verzetten, maar weerloosheid
bracht mijn besluit aan het wankelen. En
op dat oogenblik voelde ik geen bepaalde,
physieke vrees voor eenig lid der familie
Thatcher; het was alleen een soort van
onaangenaam gevoel van niet op mijn ge
mak te zijn, een gevoel van onzekerheid,
dat nu en dan mijn hart min of meer ver
kilde, en dat onmiddellijk verdreven werd
door de klank van Adela's kalme, bedaar
de, beschaafde stem.
„Maak u nu geen zorgen", zei ik. „U moet
wat slapen. Ik zal in geen geval de eerste
paar dagen weggaan. Nu zal ik u wat
geven, dat dr. Bouligny achterliet, om u te
laten slapen. U moet een goeden nacht
slaap hebben."
Wijselijk liet zij de kwestie van mijn ver
trek met rust. Adela was altijd wijs. Maar
zij weigerde het slaapmiddel.
„Ik houd niet van slaapmiddelen", zei ze
scherp. „Ik voel mij nooit prettig", 's mor
gens, als ik een slaapmiddel gebruikt heb.
En bovendien ik, ja, ik houd er niet van.
Ik haat slaapmiddelen. Dr. Bouligny is er
te gemakkelijk mee. Het is beter, dat ik
er vannacht geen neem, zuster Keate.
Geeft u mij die turkooizen ketting, wilt u?
Ik houd er van, om.Dank u. Ik heb ze
al heel wat jaren. Het kalmeert mij aTtijd
een beetje, wanneer ik ze in mijn handen
heb. Maar u mag mij wat voorlezen, als u
wilt, zuster Keate. Hard-op lezen kalmeert
erg, vind ik. Er zijn boeken op de plank
achter u. Kiest u zelf maar uit, waar u van
houdt."
Er was niet veel keus. Uit de geschiedenis
der familie Thatcher, een deeltje preeken
van Drummond, en „De laatste der Mohi-
canen", koos ik het laatste, als het leven
digste, en dacht bij mij zelf, dat wie van
de Thatchers die prachtige bibliotheek, be
neden. bijeengebracht had, dit zeer waar
schijnlijk niet Adela was.
Maar het groene, wilde woud kon niet
bekoren, en ofschoon ik gestadig en hard
nekkig doorlas, betrapte ik mij zelf er op,
dat mijn gedachten zóó sterk met het
Thatcher-probleem bezig waren, dat ik
eenmaal Janice las in plaats van Alice, en
een anderen keer had ik een heele bladzijde
overgeslagen en een belangrijke blad
zijde, welke Cora inderdaad in zeer be
denkelijke omstandigheden aan den kant
der rivier achterliet. Maar Adela merkte
niet, dat ik fouten beging; zij lag naar het
afond te staren, terwijl zij de turkooizen
alen door haar vingers liet glijden, en
was dat voelde ik min of meer wan
hopend aan het nadenken, terwijl ik mijn
vergissingen trachtte te herstellen door
met sterker klemtoon en meer gevoel voor
te lezen.
Eindelijk zei ze'
„Ik was aan het nadenken over Florrie,
zuster Keate. U mag met lezen ophouden;
ja, dank u, het was erg goed dat weet ik.
Erg kalmeerend", zei ze, beleefd, maar ik
moet eerlijk zeggen, dat deze beleefdheid
mij een beetje een schok gaf; ik heb altijd
het gevoel gehad, dat ik nogal goed kon
voorlezen vooral de dramatische ge
deelten.
„U begrijpt, dat je niet zeggen kunt, wat
Florrie wel kan denken van van dien
hoed. Janice's hoed, zooals u weet. En Flor
rie is een erg dom meisje en praatachtig.
Als zij zich de een of andere domme ge
dachte in haar hoofd zet, zal die direct bij
haar moeder terecht komen, en vóór de dag
om is, zal de heele stad het weten. Ik ge
loof, dat het 't beste is, om eens met Florrie
te spreken. Om haar iets te vertellen,
waardoor zij haar mond houdt. Zoudt u
haar willen roepen, zuster Keate? Ik ben
overtuigd, dat iedereen naar bed is. Het is
al lang erg stil in huis. Florrie slaapt nu
misschien al. Maar ik geloof, dat het 't
beste is, dat u haar wakker maakt."
(Wordt vervolgd).
HET BEZOEK VAN BRUIDSMEISJES EN BRUIDSJONKERS AAN DE GROOTE
KERK IN DEN HAAG. V.l.n.r, de bruidsmeisjes mej. M. Del Court van Krimpen^
mej. M. Rooseboom, en jkvr, A. M. de Brauw.
HET GESCHENK VAN DE
HAAGSCHE BURGERIJ
AAN DE GRENADIERS.
De tamboers zijn trotsch
op hun mooie nieuwe
trommels, die door de
Haagsche burgerij aan
geboden zijn.
DE HUWELIJKSFEESTEN ALHIER.
Gisteren werden optochten gehouden. De bruidsstoet, uitgebeeld door de vereeniging
De Princevlag.