Geschenk van Marken voor de Prinses - Inzameling onder Ned. schooljeugd
Ilsie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
Het huis der mysteries
DE BURGEROORLOG IN CHINA. Tsjang kai-sjek, de opperbevelhebber
van de Chineesche regeeringstroepen (geheel rechts) is door Tsjang hsoe liang
flinks), aanvoerder van de muitende troepen, gevangen genomen. Een vroegere
opname van de beide legeraanvoerders.
GEDRANG VOOR EEN BUSJE, -
waarin de kinderen op een der Amster-
damsche scholen hun gaven voor het
Prinselijk Huwelijksgeschenk deponeerden
ME/T KERSTVERLOF.
Jantjes van den Britschen kruiser „Oion" gaan te Chatham aan wal
voor hun Kerstverlof.
OP HET EILAND MARKEN WORDT DRUK GEWERKT DOOR DE KANT-
KLOSSCHOOL, aan het geschenk voor H.K.H. Prinses Juliana, bestaande uit
een theekleed, 12 vingerdoekjes en een theemut6. Tijdefis het klossen.
DE KLEINE PRINS EDWARD, zoon van
den Hertog en de Hertogin van Kent, die
thans 14 maanden oud is. De gelukkige-baby
prins op een wandeling gefotografeerd.
DE ZOON VAN EDEN'S SECRETARIS,
mr. Hoyes Millar, gedoopt- Mr. Hoyes
Millar is getrouwd met de dochter van
den Ned. gezant te Londen, jhr. mr. de
Marees van Swinderen. Rechts de Ned.
gezant. Links zijn echtgenoote-
Uit het Engelsch door
H. A. C. S.
(91
„Morgen. Dan liet jou zeggen, dat je jo
fi geen zorg over moet maken."
Adela dacht er een langen tijd over na,
terwijl Hilary zenuwachtig aan zijn siga
ret zoog-
Daarna zei zij: „Hebben er veel men-
echen opgebeld?"
Hilary knikte.
„Ze zijn in de stad gek van opwinding.
Een vent, die in Muddy Creek was, tele-
ioneerde, dat daar een verdachte man was,
en Strove commandeerde een hoop lu; op.
die hij er op at stuurde. Zij zijn nog niet
terug. En mevrouw Whiting zegt, aat zij
een landlooper had zien rennen, om den
trein van 5.10 te halen. Strove telefoneer
de Naper hem aan te houden, maar toen
de trein binnen kwam. was de vent weg.
Als er een geweest is. Je kent Peari Whi-
'Ing. Zij zal nu tegen iedereen in de stad
verdenking hebben".
Adela knikte.
„Ik hoop, dat je Frank Whiting precies
Allen vertelde, wat er gebeurde?"
„O ja. Ik heb Emmeline aan iedereen
'Alen zeggen, dat jij ziek bent, tengevolge
van den schok dat je een verpleegster
hebt dat je niemand zien kunt. Ds Ly-
Sran kwam; bracht een cake mee van zijn
vrouw. Ik begrijp ter wereld niet, waarom
zij denkt, dat wij cake noodig hebben".
„Hilary, praat zoo niet. Zij is de vrouw
van je dominé, en zij meent het goed. Heb
je nu een telegram aan de jongens ge
stuurd?"
„Nee", zei hij, met een zekere aarzeling.
„Nee. dat heb ik niet gedaan. Ik zal het
Emmeline laten doen. Zij is zoo zakelijk
in alles. En ik dacht, dat wij de andere
telegrammen konden laten wachten tot
morgen."
„Ja. Ja, dat is goed. Wij hebben er geen
behoefte aan, om het huis vol te krijgen
met familie voor de begrafenis ik vind,
dat het alles zoo gauw mogelijk gebeuren
moet."
„Ja. Ja, Adela. Dat dacht ik ook."
„Heb je wat gegeten? Het is goed, dat Je
wat probeert te eten. En Hilary waar is
Dave?"
Hilary keek met aandacht naar zijn
sigaret.
„Hij is in zijn kamer, Adela. Dan gat hem
iets om te slapen. Om zijn zenuwen te kal-
meeren, Dave, weet u", ging hij voort, ter
wijl hij zich naar mij toewendde, om uit
te leggen, „is een soort van invalide. Is het
jaren lang geweest. Heelemaal niet gezond.
Iets als dit elke soort schok en zijn
zenuwen zijn heelemaal kapot."
„O ja." Het leek mij, dat Hilary's eigen
zenuwen niet al te best waren.
Hij zat nu een tijdje stil op zijn stoel,
en ging ten slotte weg. Juist toen hij bij
de deur was, zei Adela iets typisch.
„Laat Dave niet" zij hield op, keek mij
even aan, en zei: „laat Dave morgen niet
naar het kerkhof gaan." Zij hield weer op,
en voegde er toen bij: „Zon is slecht voor
hem."
Ik kon Hilary's gezicht niet zien. Hij zei:
„Best. Ik zal weer met Dan boven komen,
voor je gaat slapen."
Het werd langzamerhand nacht, een
zachte zomersche nacht. Ik maakte licht,
in de lamp op tafei. Adela lag zonder te
spieken. Zij hield een lange turkooisen
halsketting in haar handen, en ik herinner
mij, hoe zij ze door haar handen glijden
liet, en verstrooid er mee speelde. Zij maak
ten een helder blauwe vlek, die afstak tegen
het witte laken en tegen haar kant. Haar
oogen hadden iets van de kleur der kralen.
Tusschen 9 en 10 kwamen dr. Bouligny
en Hilary weer in de kamer. Ditmaal vroeg
Adela mij, toen zij ontdekte, dat zij nog
niet gegeten hadden om Emmeline te gaan
vragen wat koffie en sandwiches boven te
brengen. Ik deed het graag.
En het was daardoor, dat ik opeens een
glimp opving van die droevige en tragische
verwikkeling, welke, door niemand ver
wacht, zulk een belangrijke rol speelde in
de verschrikkelijke combinatie van men-
schelijke motieven en verhoudingen, waar
van Bayard's moord en de schokkende
dingen, die daarop volgden, de climax
vormden. Ik zeg. door niemand verwacht,
maar ik moet een uitzondering maken. Ik
heb altijd gedacht, dat Evelyn er van wist,
bijna van het begin af, en dat zij, met haar
strenge verstand het beschouwde als een
factor, waarmee gerekend moest worden;
zij rekende er mee, daar ben ik zeker van,
met een soort van mathematische precies
heid en trachtte niet het op zij te schui
ven of een fantastische en onpractische
oplossing voor te stellen, zooals een vrouw
met meer verbeelding of met meer gevoel
zou gedaan hebben. Aan het eind was zij
zelfs vrij sympathiek, ofschoon zij het al
tijd betreurde; misschien stond zij zich zelf
sympathie toe, omdat zij wist, dat Janice
de onbuigzame trouw en trots bezat, die
Evelyn zelf bezat.
Het was slechts een glimp, die ik dien
avond opving, maar het was een glimp van
iets werkelijks en tastbaars. Alle lichten
brandden in de ruime kamers. Ik had Em
meline gevonden, zorgde er voor, dat zij
mijn boodschap in ontvangst nam, en ver
liet haar, terwijl zij brood sneed en koffie
in orde maakte, en keerde naar de trap
terug. Ik voelde mij min of meer onbe
hagelijk, toen ik langs de open deur van
de bibliotheek liep; er was op den vloer
bij de tafel een kale plek, want het kleedje,
waar Bayard op gelegen had, was wegge
nomen, waarschijnlijk om schoon gemaakt
te worden. Ik dacht er over. hoe wonderlijk
leeg en verlaten al die helderverlichte ka
mers er uit zagen, toen de tusschendeur,
waarmee men naar het portaal komt, open
ging, en twee gestalten in het licht van de
hall verschenen. Zij zagen mij niet; er
was eenige afstand tusschen hen en mij,
en zij bevonden zich juist onder het licht.
Het waren Janice en Allen Carick. En nu
ik er toe kom het te vertellen, ontdek ik,
dat er bij slot van rekening erg weinig te
vertellen valt. Het belangrijke, wat er ge
beurde, was hun blik, en dat was slechts
iets zwijgends; het was, alsof zij met elkaar
een verschrikkelijk, onheilspellende ver
standhouding hadden. Zij spraken niet, zij
stonden daar alleen maar een oogenblik.
Toen stak Allen zijn armen uit, en ik dacht,
dat hij Janice ermee zou omvatten. Dat
deed hij echter niet, maar hij pakte haar
handen beet en keek er een oogenblik naar,
alsof hij ze nooit zou terugzien, nergens
ooit meer, en toen hield hij ze tegen zijn
oogen. En Janice hief haar gezicht op, dat
zijn volle hartstochtelijke schoonheid te
zien gaf, en toch zoo bleek en afgemat was,
dat ik niet begreep, hoe de man het over
zich kon krijgen, haar handen los te laten
en achteruit te gaan. Maar dat deed hij
toch, ofschoon hij ook bleek was onder de
bruine oppervlakte van zijn huid, en hij
keek naar haar, toen zij zich omdraaide en
de trap opging, met een blik van zóó vol
komen angst in zijn jonge oogen, dat ik
het ongepast vond er getuige van te zijn.
Toen was hij verdwenen; achter de tus
schendeur zag ik zijn hand op den deur
knop en hoorde toen zijn vluggen stap het
portaal door.
Het had slechts een oogenblik geduurd.
En ik voelde mij geschokt en wanhopend,
alsof ik iets levends en zeer lieflijks ten
offer gebracht zag.
Wat ik zei het bij mij zelf, telkens
weer, toen ik verder ging wat niet alleen
sentimenteel en overdreven was, maar voor
mij heelemaal in strijd was met alle ethiek.
Hoewel ik nooit getrouwd ben geweest, en
het waarschijnlijk nooit zal zijn, heb ik
toch mijn opvattingen over het huwelijk.
Ik heb altijd gevoeld, dat flirten bij een
getrouwde vrouw voortkomt uit iets, dat
een mengsel is van ijdelheid, hoogmoed en
gemis van kinderlijkheid.
Maar dat moment in de hall was werke
lijkheid geweest. En ik vermoed, dat men-
schen soms verliefd op elkaar worden, of
zij het willen of niet. En hoe kunnen zij
het weten, voordat het gebeurd is?
Deze overdenking was een bedreiging
van mijn eerbied voor mij zelf, en het
hinderde mij nog meer, toen ik merkte,
dat ik tegen de deur bonsde van de kamer,
welke die van Bayard Thatcher geweest
was, en dat ik den deurknop vasthield.
.(Wordt vervolgd).