De brief voor Sinterklaa;
DE APPELDIEF
'k Wil, lieve Sint, wat vragen.
Maar schrijven kan 'k niet goed.
't Is daarom, dat zus Corrie
Het even voor me doet.
Want. weet u. Sinterklaasje
Ik ben Das vijf iaar oud.
Maar 'k was den laatsten tijd heusch
Geen enkel keertje stout!
En 't aller-allerliefste.
Dat ik graag hebben wou.
Dat is: een lief. klein poesje.
Als 'k dat eens krijgen zou!
Klivw.'
Misschien kan Pieterbaas het
Wel voor me kcfopen gaan.
Ik zal er goed on Dassen
Daar kunt u van od aan!
Od viif December zet ik
Maar vast een mandje klaar.
Of er iets in zal komen?
O. Sint. ik hoop het maar!
Ik wil niet eens veel lekkers.
(Al lust 'k graag marsepein! i
Ik zal heusch met een poesje
Al heel tevreden zijn!
Doet u vooral de groeten
Maar vast aan Pieterbaas.
En denkt U om het poesje?
Tot ziens, dat Sinterklaas!
(Nadruk verboden).
RO FRANKFORT—WERKEN!
3)
(Slot)
De boer knikte. Ja, dat begreep h
in een gezin waar de man al zoolanj
der werk was, alles welkom was.
iets aan meester vragen, kon niet meer,
want er kwamen al eenige jongens binnen
en dat hij dien avond den echten Pieter,
die ziek was, moest, vervangen, mocht hij
aan niemand vertellen. „Alleen moet je
moeder het weten, dat je den Sint moet
helpen", zei meester.
De jongens waren dien morgen wat ru
moerig. ,,'t Was ook geen wonder, dat ze
met hun gedachten bij den Sint waren",
zei meester, en daarom kregen zij dien
namiddag vrij. Doch toen Pietje, met de
andere jongens, naar huis wilde gaan,
greep meester hem bij zijn arm en fluis
terde: „Jij alleen moet. tegen drie uur,
weer hier zijn. Pietje.
Je wordt dan zwart gemaakt en aan
gekleed als een echte PieterbaasBel
maar aan de poort, als je er bent".
't Was nog lang geen drie uur, toen Pietje
de schoolpoort weer binnenging, en toen
hij, na lang wachten, was zwart gemaakt
en aangekleed kwam Sint Nicolaas binnen.
„Zoo. al klaar voor het werk, Pieter?"
vroeg de Sint. „Stap dan maar vlug in
mijn auto
„In uw auto?" vroeg Pietje. „Uw paard
is toch niet ziek?"
De Sint vertelde hem toen, dat het
buiten sneeuwde. „En mijn schimmel houdt
niet van de sneeuw", zei hij. „In de auto
zit je warm..
Pietje vond het auto-rijden fijn. Wat
jammer, dat moeder hem daar nu niet
zag zitten, zoo maar naast Sinterklaas,
dacht hij. Doch toen hij met den Sint een
groot weeshuis had bezocht en daar zoo
flink met zakken had gesjouwd en zóó
handig het lekkers rondstrooidealsof hij
een echte Zwarte Piet was, scheen Sint
Nicolaas heel erg over zijn nieuw knechtje
tevreden te zijn, want nauwelijks zaten ze
weer in de auto, of de Sint sprak: „Er bleef
nog een zak vol lekkers over, Pieter. En ik
ben zóó tevreden over je werk, dat jij nu
eens mag bedenken, aan wie we dit lek
kers zullen geven".
Even dacht Pietje na en toen begon hij
te vertellen over de kinderen uit het
Hazen-steegje, die nooit lekkers kregen.
„En het steegje is zoo erg nauw, meneer
Sinterklaas," zei hij. „Er kan geen auto
doorMaareals u het goed
vindt, wil ik het lekkers er wel heendra-
gen
„We zullen het dan daarheen brengen,"
sprak de Sint.
En toen nu de auto dicht bij het steegje
stopte, en Pietje den zak opnam, volgde
hem de Sint door de natte sneeuw.
Pietje moest hem toen de huisjes aanwij
zen, waarin kinderen woonden, even arm als
Pietje zelf was. „Wilt u niet zeggen, wie
ik ben, mijnheer Sinterklaas?" vroeg toen
Pietje. „Ze moeten denken, dat ik echt uw
eigen Pieter ben.
De Sint zei niets; hij keek juist naar de
kinderen, die, eerst bang voor Pietje, wel
dra grabbelden naar het lekkers, dat Pietje
in elk huisje strooide, totdat de zak leeg
was.
„En waar woon jij nu, Pieter?" vroeg de
Sint.
Pietje wees hem het huisje aan en ook
de vrouw, die bij een klein lampje stond te
strijken. „Dat is mijn moeder," zei hij.
„Je bent een flinke Pieter en ik dank je
wel voor je hulp."
Met deze woorden nam dien avond de
Sint afscheid van Pietje.
„O, ik dank u nog veel meer, meneer
Sinterklaas," zei Pietje. „Want u hebt al
die kinderen zoo blij gemaakt. En 'k hoop,
dat Pieter weer gauw beter wordt. Daarna
holde hij naar huis en vertelde hij moeder,
hoe blij de kinderen overal waren. Juist
toen hij weer over Sinterklaas sprak, werd
er hard op de voordeur geklopt. Moeder
schrok ervan.
Doch Pietje opende moedig de deur.
Neen, niemand zag hij; hij zag alleen een
grooten zak. dien hij met moeite naar
binnen sleepte. En toen zag hij een briefje
aan den zak gebonden, waarop hij las:
„Voor Pietje Stam van St. Nicolaas."
Geholpen door moeder werd toen de zak
uitgepakt. En wat daar toch uit te voor
schijn kwamEerst worst en spek en peper
koek en letters van chocolade. En daarna
een wollen doek voor moeder en een warm
winterjasje voor Pietje. Doch het fijnste
van alles kwam het laatste uit den zak.
Wat was een groote meccano-bouwdoos,
waarmee Pietje een brug en nog veel meer
kon bouwen!
,.'t Is al te veel, wat die goede Sint ons
brengt," zei toen moeder.
„Dat is het. moeder," stemde Pietje in.
„En ik was al zoo blij, alléén omdat ik
Sinterklaas mocht helpen! Wat is die Sint
toch goed, moeder!"
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
Toen hij op den landweg liep, was hij 't
met zichzelf nog niet eens gewe'est. Zou hij
thuis het gebeurde op Olmenhoeve vertel
len, of niet? Maar toen hij thuis kwam en
de gedrukte stemming van zijn ouders zag.
was zijn besluit genomen. Hij zou 't niet
vertellen, vader en moeder hadden toch al
zorgen genoeg.
En zoo ging hij alleen met een „wel te
rusten vader, moeder," de kamer uit. Wel
kon hij, eenmaal in bed, den slaap nog
niet dadelijk vatten Maar langzamerhand
werd hij toch rustiger. Hij had immers
geen appels gestolen? En met die gedachte
viel hij eindelijk in slaap.
Den volgenden middag, 't liep zoo tegen
vier uur .stond baas Vrolijk bij de Lange
voor de deur.
„Is daar iemand?" riep hij, terwijl hij
de deur openduwde.
De Lange kwam de gang in.
„Ja, hier ben ik. Wat blieft u, baas Vro
lijk?"
,,'k Wou je wel even spreken De Lange."
„Komt u binnen baas," en De Lange
ging zijn bezoeker voor naar de kleine
huiskamer. Daar was ook moeder De
Lange. Met verwondering op 't gezicht
heette zij haar bezoeker welkom en bood
hem een stoel aan.
.,'k Zal maar met de deur in huis val
len", begon de boer. „al is 't ook geen pret
tige boodschap die 'k voor jullie heb. Weet
je dat je jongen appels steelt?"
„Onze Bertus?" riep moeder verschrikt,
„onze Bertus?"
En vader vroeg: „Wat zegt u? Steelt
onze Bertus appels?"
„Ja," stemde de boer toe, „dat doet hij.
Maar ik ben blij te zien dat u er niets van
weet", en meteen begon hij toen te ver
tellen wat er op Olmenhoeve den laatsten
tijd gebeurd was en hoe Harm gisteravond
Bertus bij de appels had aangetroffen."
„O," steunde moeder, „kan het waar
zijn? Hij is hij is gisteravond wel met
appels thuisgekomen, maar die had hij op
Zuidwijk gekregen, zei hij."
„Mag ik die appels eens zien juffrouw?
Ik ken mijn eigen appels best."
„We hebben ze vandaag gebruikt, baas.
U begrijpt...."
zaam stond hij op.
,,'t Spijt me voor jullie, menschen,
je zoo'n verdrietige boodschap heb n
brengen. Maar 'k rekende het mijn p
„Boer Vrolijk," vroeg De Lang
„Zoudt u nog even kunnen wachten
meteen komt Bertus uit school, 'k
hem graag in uw tegenwoordigheid
vragen."
„Ook goed," zei de boer, terwijl hi
ging zitten.
„Misschien dat de bengel gauwe
kent als hij mij ziet."
„Dus u denkt stellig, dat hij het g
heeft?" vroeg juffrouw De Lange, „i
het haast .niet gelooven."
„Kan ik best begrijpen juffrouw. 'I
het hopen voor u, dat de jongen zij
schuld kan bewijzen."
Er kwam een gedwongen stilte
kleine vertrek. Niemand der aanwi
wist goed wat hij of zij zeggen zou.
toen de stilte erg drukkend begon te
den. klonken er voetstappen voor de
„Daar is hij," zeiden vader en n
tegelijk.
Meteen ging de kamerdeur open.
„Dag moeder, dag....", midden ii
begroeting bleef de jongen steken
groote oogen keek hij boer Vrolijk a:
Wat kwam die hier doen? O, nat»
alles van de appels vertellen. Dat hij
nu niet aan gedacht had, dat de bof
komen. Hij had het nu immers veel
zelf kunnen vertellen?"
„Bertus". begon vader, „Bertus begi
wat boer Vrolijk is komen doen?"
„Ja vader", kwam het bedremmeld'
woord.
„Zoo! Is het dan waar wat de boe
verteld heeft, heb jij appels gestoli
Olmenhoeve? En heb je er daar nog
verstopt in de greppel?"
„Nee vader," klonk het nu flink.
„Niet? En wat moest jij gisteravoni
op Olmenhoeve doen en hoe kwam J'
de appels, die je thuis hebt gebract
Nu behoefde Bertus niet meer
woorden te zoeken. Vlot vertelde bi
de zaak zich gisteravond had toegedr
Zonder hem in de rede te vallen,
de drie menschen hem uitspreken,
zagen ze elkander aan.