lezing oud-premier Flandin - Opleidingsschip voor de Engelsche marine Usie Jsarpisg LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON et huis der mysteries LEZING VAN DEN FHANSCHEN OUD-PREMIER FLANDIN VOOR DE ALLIANCE FRANqAISE IN DE RESIDENTIE. Op eerste rij vau links naar rechts: minister mi*. P. J. Oud, de Fransche gezant baron d'Arnauld de Vitrolles, jhr. v. d- Berch van Heemstede, mijiister jhr. ir. O. C. A. van Lidfch de Jeude, mr. Fock, (oud-gouverneur-generaal van Ned.-Indië), mr. P. J, M. Aalberse, jhr. mr. E. Beelaerts van Blokland, luit.-generaal jhr. W. Röell, mevr. Babinksky, Z.Exc. Waclaw Babinksky, (Poolsohe gezant). ZIJN SCHROEFBLAD VERLOREN. Het. stoomschip ,,Poseidon" dai ongeveer 90 mijl buiten IJ muiden yi vojle zee zijn schroefblad yerloor, is in het dok van de Dok-Maatschappij opgenomen voor herstel-werkzaamheden. OPLEIDINGSSCHIP VOOR DE ENGELSCHE MARINE. Het vroegere stoomschip Majestic" is omgebouwd tot opleidingsschip voor'de Engèlsche marine en is daarmede het grootste schoolschip van de wereld. De Majestic". BRAND in een jachthaven te kopenhagen. Du? aangerichte schade is belangrijk. Ook de race- afscheids-receptie van den gouverneur van bengalen. Sir John Anderson, gou- bofc ,,Bita v" eigendom van Koning Christiaan, werd vernield. Brandweerlieden tijdens het hlusschingswerk verneur van Bengalen hield zijn laatste receptie in höt gouvernementspaleis. De Maharadja vgji Burd- wan en andere vooraanstaande Britsch-Indiërs verschenen ter receptie. Uit het Engelsch door H. A. C. S. 'moet probeeren te slapen", zei lk, zoo j® Mogelijk. „Als u doorgaat met praten, "to pols sneller gaan, en zult u koorts %en- We moeten geen moeilijkheden "ism met die wond". glimlachte. ■■jj'la. Mijn wond. Wij moeten er voor- mee zijn. Tusschen twee haakjes, i\tt Keate, nietwaar? u moet eens r,a! kamer rondkijken. Als ergens de re- l|st 'igt, neem die dan, en leg haar weg" deed het, gewillig; ik kan zelfs zeg- jy Staag. Geladen revolvers, die eigens |7®ren' kunnen mij een beetjo zenuw- 3 maken. Maar, ofschoon ik de ge- k*«mer en de aangrenzende badkamer P**ht, leverde geen van beide iets van tevoiver op. In de vuile goed-mand J*at met bloed bevlekte doeken, en j derige lappen katoen en gaas in ...""'iemand, maar geen revolver. Ik keek Viï""uiU het aanraadde, in de laden fc,.,1 sroote antieke bureau, dat een geur van lavendel te ruiken gaf. en Ü7m van een overvloed van mooi- c® overhemden, minstens vijftiig 'jjtra waarin ook een vierkante flescli IfchMi ea,"ce' „Gordop's gin", die tusschen wat buitengewoon- mooi wit zijden ondergoed was verstopt. Maar geen revolver. „Hm", mompelde mijn patiënt, die naar mij had liggen kijken met'een wat onge- duldigen blik in zijn lichte oogen- „Nou, ik ben nieuwsgierig ik ben nieuwsgierig wie haar weggenomen heeft". „Waarom ter wereld", vroeg ik nogal scherp, terwijl mijn nieuwsgierigheid de baas werd over mijn verstand, „waarom ter wereld waart u 's nachts om twee uur bezig uw revolver schoon te maken?" „Wat is dat?" zei hij opgewekt, en toen ik het herhaalde, lachte hij. Maar het was geen prettige lach. „Mijn revolver aan het schoonmaken, zei Atiela dat?" „Dat zei dr. Houligny". „Zoo". Hij wachtte even. terwijl hij strak naar één van de groote houten stijlen van het ledikant keek. „Zoo, zoo. Wat een knappe Adela! Als ze dat zoo zegt, zal ze wel gelijk hebben. Maar vraag me niet, waarom ik het deed. Voor mijn begrip is dat het laatste in de wereld, dat je op dat uur doet. Er zijn zooveel aardiger manieren om den nacht door te komen. En als u het weten wilt", voegde /lij er plotseling aan toe, „waarom ik die fiesch jenever wegstopte, dat is terwille van Emmeline"- „Emmeline", zei ik verbaasd. „Emmeline, Emmeline, met de bekende draaiende oogen, Emmeline met haar me dedeelzame tong. Emmeline met haar on gebreidelde werklust. Met twee doove ooren hoort zij beter dan de meeste menschen rnet twee goede ooren. Emmeline", zei hij wreed, ,is Adela's vertrouwde meid. Adela denkt dat zij het huishouden regelt, maar het is in werkelijkheid Emmeline. En wat de jenever betreft Emmeline denkt, dat het haar plicht is. wanneer ik hier logeer, om toe te zien, dat ik geen slechte ge woonten krijg, en dat al de knoopen aan mijn hemden zitten en mijn sokken netjes gestopt zijn". „Hier logeer? Ik dacht, dat u hier woonde". „Volstrekt niet", zei hij. Er was een bij tende toon in zijn stem. „Ik ben hier een soort van neef, een bloedverwant. Een bloedverwant, maar in ieder geval een Thatcher, dat is de reden waarom Adela mij toch zich nam, toen ik op jongen leeftijd zonder middelen ach terbleef- Zij probeerde mij op te voeden, met haar twee broers. Het ging niet zoo erg goed", voegde hij er peinzend aan toe. „Dave en Hilary waren toen al bijzonder akelige kleine ploerten, en ik was nooit »rgens „U moet nu werkelijk probeeren te sla pen", viel ik hem plotseling in de rede. Op dat oogenbl.ik had ik niets geen zin om de intieme politiek van de Thatcher-familie te hooren. Later wenschte ik, dat ik mijn scrupules overwonnen had, en gretig ge luisterd had naar ieder woord, dat hij zeg gen zou, in de hoop opi een aanwijzing te krijgen, of een woord te ontdekken, dat een leidraad zou zijn. voor het donkere mysterie, dat ons zoo spoedig aan alle kanten omringen zou Ditmaal sloot hij zijn oogen. „Mijn schouder begint zoo te kloppen. Kunt u het verband een beetje verschui ven? Het knelt zoo verschrikkelijk". Ik boog mij over hem heen en probeer de het verband wat minder stjjf te maken. De wond was aan zijn rechter schouder, ten vleeschwond, niet ernstig, maar wel pijnlijk. Een vreemde plaats, dacht ik vaag, om zich zelf bij ongeluk te schieten. „Toch", zei mijn patiënt, zijn lichte oogen even spottend dicht bij de mijne, alsof hij mijn gedachten gelezen had, „toch kan het- Door de revolver met mijn linker hand vast te houden en haar op mijn rech ter schouder te richten en den trekker over te halen, aangenomen dat zij geladen was". Dit keer had ik beslist een hekel aan zijn lach. „Zoo is het beter, niet?" zei ik, „En pro beer nu toch heusch te slapen". Ik trok het laken recht, en toen hij zijn oogen weer sloot, zocht ik mijn stoel op. Waarschijnlijk doezelden wij beiden eeni- gen tijd, hoewel ik mij niet zoo op mijn gemak voelde in den ligstoel, als lk ver wacht had, een beetje rusteloos en onge makkelijk, en aldoor had ik een gevoel, dat ik geen oog toegedaan had. Tenslotte werd ik wakker, met 't plot selinge besef, dat het grasveld vol zonne schijn was en frisch en koel, en dat de vogels vroolijk zongen; dat er een geur van koffie en gebakken spek, ergens buiten, was, en dat een auto, in dolle vaart, de oprijlaan opkwam. Tamelijk stijf, kwam ik overeind, trok mijn muts recht, liep naar het hooge raam. en. er doorheen, op ec-n soort balcon, dat met wingerd be groeid was. Onder mij was een kiezelpad, van den grooten weg afkomende, recht, langs het huis, en waarschijnlijk naar een garage, die ik niet kon zien. De auto, een lange gele wagen, stopte, na een zwaai door het grint, onder het balgon, en een man stapte er uit. Zelfs voor zoover ik hem kon zien, schatte lk hem aanmerkelijk dik ker, dan een man van zijn leeftijd die ongeveer even in de veertig was be hoorde te zijn- Ik kreeg slechts een glimp te zien van zijn glad-roze, nogal verwaan de gezicht, en van zijn dunne donkere haar, toen hij zijn hoed op zijn zitplaats ir. den wagen gooide, en den hoek van het huis omrende. „Dat", zei de stem van mijn patiënt, ach ter mij, „zal Hilary zijn." „Ik dacht, dat u sliep", zei ik. Hij keek ontevreden. „Heusch, zuster Keate, ik kan dit niet hebben. U schijnt een soort complex te hebben, wat slaap betreft. Alleen daarover kunt u praten. Gaat u eens ln de hall, en leunt u over de trapleuning, en kijk, of u kan hooren wat Adela hem vertelt." „Ik denk er niet over zoo iets te doen. De gedachte alleen al „Nou, het hindert niet. Het hindert niet. Ik dacht ook niet, dat u het doen zou. Maar ik zou het toch wel graag willen weten. Hij kan ieder oogenblik boven zijn. Zuster Keate, u staat op het punt Hilary Thatcher te ontmoeten, een sieraad van het ban- kiersgilde, van de familie en van het land. Hij is de -man met het meeste blauwe bloed, en hij is daar trotsch op. Kort saamgevat: een aristocraat van het platteland. Er be staat niets, dat meer aristocratisch is, niets dat meer zelfbewust, niets dat meer zalig- tevreden is. Niets", zei hij met een zeld- zamen toon van waarheid, zoo, zonder eemge inspanning, echt. „Nu" zijn stem verloor haar oprechtheid van een oogen- bhk - ,4k hoop. dat u gevoelig bent voor het plezier, dat u zult krijgen, en o, hallo, daar is Hilary .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5