Slipjacht - Internationale rugbywedstrijd - De Club van 13
LARS HANSEN
1
ffiit Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
DE RUGB Y-W ED STR1J D HOLLA N D-DU1TSCHLAND. - De wedstrijd werd in
Hilversum gespeeld. Onze landgenooten moesten'in de Duitschers
hun meerderen erkennen. Een ingooi.
8LIPJVCHT ACHTER DE MEUTE VAN DE
K.N.J.V. IN DE OMGEVING VAN DE RESIDEN
TIE. De jagermeester en zijn meute vertrekken
van het Huis ten Bosch.
DE HERTOG EN HERTOGIN VAN GLOUCESTER
verwelkomden aan boord van het s.s. Somerset
shire" Engelsche soldaten, die na een verblijf in
Palestina in Southampton terugkeerden.
HET SPELLETJE VAN „KRUIP DOOR EN SLUIP DOOR" TIJDENS DEN
WEDSTRIJD TUSSCHEN HET ROTTERDAMSCH- EN BONDS-ELFTAL-
welke om den gouden onafhankelijkheidsbeker op het Sparta-terrein werd ge
speeld, en die eindigde in een 41 overwinning voor het bonds-elftal.
TEGEN ALLE BIJGELOOF. De Londenscshe club van 13 kwam Vrijdag 13 dezer
bijeen. Zij tarten alle bijgeloof, zooals men op de foto ziet. Een ober schenkt cham
pagne in een gebroken glas, een gast dineert in zijn hemdsmouwen, een ander zit
aan tafel ander een parapluie en een derde zit onder een ladder.
LAGEN DAAL IN HET HUWELIJK GETREDEN. De oud-middenvoor
van het Nederlandsche elftal trad te Rotterdam in het huwelijk met mej.
Anny van Baarle. Tijdens de receptie. De voorzitter van Xerxes", de heer
P. J. A. Mesker, wenscht Lagendaal geluk.
HOLLANDSCHE „SONJA H ENIE'S". Gisteren werd de kunstijsbaan te Amsterdam weer voor da
liefhebbers van schaatsenrijden opengesteld. Dank zij het fraaie weer was de belangstelling groot.
Een groepje kunstrijdsters
een overwintering op spitsbergen
(i spitsbergens vold)
Een schets uit het leven der
IJszeevaarders.
Uit het Noorsch vertaald door
PH. ROOS Mz.
20)
Pe zeeleeuw lag er rustig en wel. Hij was
sli»r jlang in het water geweest, want hij
ffl' 0011 als een zeeleeuw van vermoeid-
Sj|? .°P het ijs slaapt doet hij dit tooh met
één oog dicht en dit nog ternau
wernood. Hij voelt zich nooit zeker voor
een beer.
Het zag er gén keer naar uit, alsof het
dier
gevaar vermoedde het richtte zich
'«poot recht omhoog en de twee man-
op ski's vlogen er op aan, de eene man
«Mer trekkende en bijna achter zich
I de
wond en zei:
■ld. totdat je zoo dik bent als een ge-
Johan boog Berners hoofd
luide
Keer
raeelzakl"
°P keer moest hij drinken en ook
Johan liet zich niet onbetuigd. Er bestaat
zeker geen schepsel, dat zoo n voorraad
bloed heeft als dit soort dieren. Indien er
zes mannen waren geweest, dan was er nog
voor allen voldoende, want uit zoo'n kogel-
wond loopt het bloed als water uit een ge
wone kraan. Berner moest herhaaldelijk
drinken en toen het bloed begon te ver
minderen, waren belde mannen over
verzadigd.
Het bloed, de mosthee en het baden,
gevoegd bij de geregelde afwasschingen
deden wonderen en na twee weken was
Berner hersteld.
Gedurende die veertien dagen leefden de
mannen nu juist niet in overvloed, 's Mor
gens, 'smiddags en 's avonds: zeeleeuwen-
vleesch en thee en zoo min mogelijk van
het groene poeder, dat eens meel was ge
weest. Niettegenstaande hun aller gezond
heid, waren zij zoo mager als skeletten.
Zelfs Johan, die er nog het best tegen Eon,
geleek wel een levend lijk.
Hij peinsde er over, of hij^iet zou mogeh
wagen om thans met Berner de reis naar
Danskegat te ondernemen. Want, indien zij
het hier tot het voorjaar zouden moeten
uithouden, zouden zij binnen twee maan
den verkwijnen, zelfs indien zij scheurbuik
konden ontgaan. Zij besloten dus njaar tot
den tocht en toen 15 Februari aanbrak met
mooi weer, stonden de drie ongelukkige,
vermagerde en uitgehongerde mannen ge
reed, om de wandeling over ijsbergen en
door kreupelhout te aanvaarden, over be
vroren meren, steile besneeuwde berg
ketens en met sneeuw gevulde dalen, over
onbekend terrein en met veertien Noor-
sche 1) mijlen voor de borst. Intusschen.
1) 140 kilometer!
zij waren op alles voorbereid. Zij wis
ten wat daar voor hen lag.. het leven
of de dood.
„DE HOOP" WEER THUIS.
Het nieuws dat „De Hoop" op komst was,
verbreidde zich als een loopend vuur door
Tromsö. Ook tot „De Hel" drong het door
en Kristine, die langzamerhand alle hoop
had opgegeven, gevoelde zich in ééns weer
een ander mensch. Zij waschte en boende,
de vloer, het koper, de kinderen alles
kreeg een beurt en zij zelf niet het minst.
Zij dekte de tafel met het beste, wat zij
nog had; zij stuurde haar oudste doch
tertje naar bakker Wold, om voor haar
laatste kronen een koek te halen, boter en
een stukje kaas. Behalve de oudste jongeh
waren alle kinderen thuis en zaten netjes
in het rond, ieder op zijn plaats. Alles was
gereed; er heerschte vreugde en geluk. „De
Hoop" immers was in aantocht!
Het liep nu zoo langzamerhand tegen
den middag. Geruchten gingen en kwamen
thans kon het schip spoedig in de haven
zijn. Kristine keek herhaaldelijk door het
venster de straat op wat zij gedurende de
laatste uren reeds zoo nu en dan had ge
daan. Verschillende keeren scheen het
haar, dat het beslist Berner moest zijn, die
daar in de verte van den kant van het
seminarium de straat afkwam. Zij had dan
gauw een kop koffie voor hem ingeschon
ken, doch zij had den kop telkens weer
moeten ledigen, want het was Berner niet.
Zij had dan het raam geopend en naar
nieuws gevraagd en steeds had zij hetzelfde
antwoord gekregen: „Neen, „De Hoop" is
er nog niet maar zij zal wel spoedig bin
nen zijn."
Zij dwong zich tot kalmte. Natuurlijk zou
Berner niet zoo „één twee drie" aan land
kunnen springen. Hij zou waarschijnlijk
nog wat op het schip te doen hebben. Plot
seling meende zij buiten duidelijk Berners
stem te hooren. Zij sprong op, liep naar het
raam vreemd! er was niemand te
zien; doch ginds aan het eind der straat,
zag zij een jongen komen aanhollen, hij
rende alsof zijn leven er van afhing. Nu
zag zij dat het Bert, haar oudste zoon was.
Zeker bracht hij nu bericht van vader, deze
zal nu ook wel spoedig komenmaar
Groote God sta mij bijals Berner er
eens niet iso het is mis ik zie
het aan den jongen!
Deze kwam besneeuwd naar binnen, zoo
dat als het ware een koude golf met hem
in de kamer drong. Hij was van het harde
loopen geheel buiten adem. „Vader Is niet
aan boord", riep hij, „en Johan Troms is
er niet en Karl Kristiansen en Jens
Baldsnes zijn er ook niet en „De Hoop"
heeft in het ijs een sloep verloren met de
vier mannen en Lange Sivert zegt, dat
hij hier zal komen om met jou, moeder te
praten en hij verzocht mij, je te groeten
en dat vader samen met Johan Troms was,
zoodat jij je niet bezorgd hoeft te maken
en hij zei, dat hij 45 rendieren had gescho
ten, die wij kunnen deelen de geheele
boel „De Hoop" heeft een beste vangst,
zegt Lange Sivert en jij zoudt je best maar
doen en niet treurig zijn, hij zou zelf hier
komen. Ik mocht niet langer aan boord
blijven, hij joeg mij den wal op, om jou be
richt te gaan brengen en een andere jon
gen heeft hij naar Marie Troms gestuurd
en die moet haar zijn groeten brengen en
haar hetzelfde zeggen en hij zei verder, dat
ik dadelijk weer aan boord mocht komen,
nadat ik jou dit had verteld en je moest
ook weten, dat hij gezegd heeft, dat komend
voorjaar zijn schip het eerste zal zijn, dat
naar Spitsbergen ultzeüt en dan haalt hij
vader en Johan Troms en Jens en Karl
en nu moet ik weer terug naar het schip.
Och moeder, nu moet je niet zoo huilen!
Als Lange Sivert nu toch heeft gezegd, dat
hij zelf zal komenen meteen was hij
weer weg en als een wervelwind verdwenen
en toen Kristine uit het raam keek, was
haar jongen reeds een heel eind de straat
op en in galop op weg naar „De Hoop".
Kristine droogde haar tranen, terwijl zij
haar jongen na keek en zij dacht: „een
volgend jaar zal die duivelsche ijszee ook
jou van mij wegnemen en daar praat die
Marie over God ja. misschien is er
wel ergens een God maar ik begrijp
hem niet."
Zij liet zich voorover in bed vallen en lag
met haar gelaat op de kussens te snjkken.
De twee kleinste kinderen begonnen
zachtjes te jammeren en te huilen. De
kachel was koud. Het was hier binnen
kouden buiten was het nog kouder.
De daarop volgende week werd „De
Hoop" gelost.
Andr. Dreyer had de lading naar zijn
pakhuis op den steiger laten transportee
ren. Het spek werd naar de kokerij ge
bracht om tot robbentraan te worden uit
gebraden en de gezouten robben- en wal
rushuiden werden langs de wanden van het
pakhuis weggestuwd. Daar lag de op
brengst van de verschillende vangsten
netjes tusschen solide, houten schotten op
gestapeld De vangst van „De Hoop" lag
daar samen met die van de „Goa", de
„Olaf", de „Bewijs van het geluk", de „Ge
zusters", enz. en de verschillende schippers
kwamen er eens kijken. Zij liepen langs de
stapels robbenhuiden en praatten en ver
telden hun ervaringen.
(Wordt vervolgd).