De rede van Mussolini te Milaan - Slooping gebouw van den Hoogen Raad LARS HANSEN 77sle JS3^3? 1 LEiDSCH DAGSMD FEUILLETON I OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schets uit het leven der IJszeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. wa^ een versch rendlerspoor dit ra JU dadelijk gezien en het voerde "ajr het dal, betóen ende 11661 den weg had geen van J?iL.een woord gesproken. Thans werd J, voorschijn gehaald, doch bij NoóraiS?1! i6111, WJ de stralen van het hulp geeft deze niet bijzonder veel kon'l|„'Ie?r was lle' Johan gunstig, hij Schelden dal vler rendieren onder- |etiNdo1w.llet 2aalc om er vlug bij te komen Ihruiken n-met lllnke vaart te kunnen ge- Plannen „mn,en ruim een uur waren belde het dal i°P p e h°ogte van waaruit zij in So? steeds n Z'en' De dleren waren er '?n^ean'hp^nd bedroeg ongeveer 1000 meter beneden 6 van 45 graden voerde naar t,n RafaS801 geweer van zijn schouder "Neem Ltan Karl terwijl hij zeide: net geweer en ga jij er op af, want jij speelt het beter klaar. Bij zoo'n vaart omlaag als hier, vertrouw ik niet zoo op mijzelf. Ik kom wel na. Tracht, nu de wind zoo gunstig is, de dieren zoo dicht mogelijk te naderen." Karl nam het geweer en suisde omlgag. Johan zag dat hij binnen een paar minu ten dicht bij de repdiergn was. Hij volgde en toen hij beneden kwam, had Karl er reeds twee geschoten en de andere twee konden bij de hooge sneeuw in het dal niet vlug weg komen. De twee volgende schoten doodden ook deze. Warm rood bloed drinken van een gedood dier, dit is iets wat ieder ijszeevaarder doet, maar nu nu deze twee mannen warm rood rendlerbloed dronken zü dronken van al de vier dieren toen zij daarmee klaar waren, toen voelden zij zich geheel andere menschen. Als wilde beesten had den zij zich op de geschoten dieren gewor pen. Johan sneed uit een de tong, en at deze nog warm en rauw op. In het huis wachtten Berner en Jens uur op uur. De dag ging voorbij en eveneens de nacht. Keer op keer gingen zij naar buiten, doch niemand was te zien. Het weer was gedurende de laatste week tamelijk goed geweest en ook thans was dit gelukkig het geval. Den volgenden morgen zag Berner in de verte een donkere vlek, die meer en meer het huis naderde. Hij sprong den komende te gemoet.het was Johan met een ren dier op zijn rug. Zes uren later kwam Karl met zijn dier. Toen zij na een uur aan den maaltijd zaten, bleek het duidelijk, dat het met Jens Baldsnes niet in orde was, want toen Hij ging eten, kwam alles er weer uit. Hij probeerde het eenige keêrendoch met hetzelfde resultaat. Jens ging zonder iets te zeggen naar zijn kooi. Hij ledge zich neer doch met groote, diep liggende oogen volgde hij de bewegingen van zijn kameraden. „DE HOOP" OP THUISREIS. Op zeker oogenblik liep„De Hoop" voor het eerst, met geweldige kracht tegen een groote ijsschots op. Lange Sivert zat in het kraaiennest, vanwaar hij onophoudelijk den roerganger bevelen gaf. De Noordwes ten wind was krachtig genoeg, dat het schip, hoewel het ijs dik was, er zich ge makkelijk doorheen kon boegseeren. Mikal Tarandsen, die aan het roer stond, zei bij zichzelf „Daar zit nu die Ouwe daarboven te ra zen en zoolang we nu tusschen het ijs zitten, zijn we er steeds gemakkelijk door heen gekomen. Ik heb nu acht jaar met dien bullebak gevaren, zonder dat ik hem feitelijk heb leeren kennen!" Daar hoorde hij Siverts stem weer van boven: „Loef af, jij stommeling! Heb je geen oogen in je hoofd? Beest dat je bent!" En in hetzelfde oogenblik liep „De Hoop" zooals boven gezegd op een groote ijsschots en wel met zoo'n kracht, dat het weinig scheelde, of Lange Sivert was omlaag gestort) zoo hij niet juist bij tijds zijn armen om den mast had ge slagen. Daar lag nu „De Hoop" Anders en Knut kwamen aan dek en keken als verdwaasd rond. terwijl Sivert, die uit den mast naar beneden kwam, hun tegemoet schreeuwde, om het eens te probeeren met pompen. Zij begonnen daar dadelijk mee. doch dit bewees niets, want water kwam er altijd. Het schip was nu en dan eens lek geweest. Het bleek, dat het ook thans doch nidt noemenswaard water maakte. Dat Sivert naar beneden kwam, was dan ook niet om te kijken of de schuit lek was, maar wel omdat hij begreep, dat van ver der komen voorloopig geen sprake kon zijn. HU liep Mikal voorby zonder een woord te zeggen en ging regelrecht de kajuit in. Mikal liet het roer los en ging naar voren, om als oudste, met Anders en Knut, die zich op het voorschip hadden gezet, het geval te beredeneeren. Mikal vond: „Dat hy zonder een boe of bah te zeggen in de kajuit ging, beduidt zooveel, als dat wij voorloopig vast zitten. Hij is toch een eigenaardige kerel! Maar als hij zóó doet, dan is de zaak niet zoo gevaarlUk, dan weet hy er zeker wel den een of anderen raad op". Knut, die voor het eerst met Sivert voer en hem nog niet zoo goed kende, zeide: „Zoo'n hond van een vent! Kan men zich een meer onverdraagzamen kerel als schip per voorstellen? Het is November en we zitten hier vast zoo vast als een spijker en daar gaat me de vent naar beneden de kajuit in! Het is best mogelijk, dat hy ook nog in zijn kooi is gaan liggen!" „Nou" zei Anders, „ik zou er wel zin in hebben naar beneden te gaan kUken en hem te vragen, of hU er over denkt, hier tot Kerstmis te blUven liggen", en de daad bij het woord voegende, ging hij naar het achterschip. Maar halverwege bleef hij staan, alsof hij zich bedacht, doch op het aanmoedigend roepen der anderen, liep hy door en ging naar beneden. Even later kwam hij echter niet langs denzelfden weg, maar via den koekoek naar boven terug en wel zoo, dat ruiten en houtwerk In het rond vlogen. Daarop volgde Sivert langs denzelfden weg, terwyl hy riep: „Daar heb jy stomme ezel, de koekoek kapot gemaakt, zoodat we nu een natte boel in de kajuit krijgen. Groote Goden! Dat een mensch met zoo'y beman ning moet varen! Jij Mikal, jij kunt er niets aan doen. Over jou heb Üf niet te klagen. Por jy mij er over vier uur weer uit; dan zeilen wy verder." Zooals Sivert had berekend, liet werke lijk na vier uren het ys las, want de stroom had de schotsen gebroken en zoodanig uit eengedreven, dat men reeds vanaf het dek kleine openingen tusschen het ijs kon zien. Sivert zat weer in het kraaiennest en op nieuw klonken zyn bevelen omlaag tot den roerganger. Of „de Hoop" zeildezy wrong zich als een worm door het dryfijs! Zij zeilde met ruimen wind of met den wind. dwars, of bU den windzy zeilde alsof zij moest buigen of barstenzU zeilde! Knut en Anders, thans de eenige matro zen, hadden de handen vol met doorhalen en vieren, met vieren en doorhalen van de schoten en als de druk van het ys te sterk werd en „De Hoop" vast kwam te zitten, moesten zij op de schots gaan en gewapend met hun walruslans, ruim baan maken. Bij alle bochten en krommingen, die het schip maakte, volgde Sivert toch een bepaalds richting en na twee dagen zeilen, gedu rende welken Wjd hy niet uit het kraaien nest was geweest en terwijl het volk ter nauwernood den tyd had gehad, om onder liet werk door, een stuk droge scheeps beschuit te knabbelen, was „De Hoop" ein- rielyk uit het drUfys vrij gekomen. (Wordt vervolgd). DE OPENING VAN HET PARLEMENT IN ENGELAND door Koning Edrvard. Bij het verlaten van "The House of Lords", het Engelsche Hoogerhuis. DE GROOTE REDE VAN MUSSOLINI OVER ITALIE'S BUITENLANDSCHE PO LITIEK. Een overzicht van de groote men- schenmassa op het Domplein te Milaan. JAN KIEPURA EN MARTHA EGGERTH GETROUWD. De beroemde Poolsche tenor en zijn bruid verlaten bet stadhuis te Kattowitz. HET GEBOUW VAN DEN HOOGEN RAAD in de residentie onder sloopershanden. VLIEGTUIGEN OVER MADRID. - in do straten van Madrid volgt meu de bewegingen vaai de vliegtuigen der nationalisten. NOG EEN SLACHTOFFER VAN DEN STORM tusschen Zwarte Haan eo Hol land werd de vorige week de met 10.000 pakken stroo geladen aak „Maria" over den eersten dijk van het Bilt geslagen en tegen den tweeden dijk gezet. Het schip in zijn ongewone positie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5