Naar Oma toe! EEN DROEVE TIJDING 't Waren twee aardige meisjes, de beide zusjes Nora en Dora Vergouwen. Heel de buurt kende hen, want bijna altijd zag je ze samen. Samen naar school, samen spe len, samen uit, ja, maar dan met moeder erbij. Want, al waren de twee zusjes groot genoeg om alleen naar school te gaan, (ze waren tien en acht jaar oud), alleen uit gaan vertrouwde moeder hen nog niet toe. Dan moest zij zelf, of, wat ook wel eens gebeurde, Stien, de oude dienstbode met hen mee. Zoo heel erg oud was Stien nu nog wel niet, maar toch, ze had al in moe ders huis gediend, toen moeder zelf nog maar een meisje was, en daarom werd Stien wel eens de oude Stien genoemd. Maar dat moest ze niet hooren, dan werd 70 hons wppt, ip Misschien denken jullie, nu lezen we van Nora en Dora, van hun moeder, en van de dienstbode. Hadden ze dan geen vader? Ja hoor, een vader hadden ze gelukkig ook, maar die vader was bijna nooit thuis. Hoe dat kwam? Wel, hij voer altijd op een heel groot schip naar verre landen, 't Gebeurde wel eens dat hij een jaar of nog langer achter elkaar wegbleef. Niks prettig hé? Nee, dat vonden Nora en Dora eigenlijk ook niet, maar toch, ze waren er al zoo aan gewend, dat ze haast niet beter wisten of het hoorde zoo. En weet je wanneer het een blijde dag was, voor de twee zusjes en hun moeder en eigenlijk voor Stien ook? Als er een brief was gekomen, een brief met vreemde postzegels. Dat was een brief van vader en die zou hun weer van alles vertellen. Soms kwam er ook een pakje uit zoo n ver land, waarin vader allerlei mooie din gen had gedaan voor de twee zusjes of voor moeder. Daar waren ze dan wel heel blij mee. maar toch, ze waren nóg blij der als er een brief van vader kwam. waarin hij schreef dat hij weer spoedig thuis hoop te te komen. Dan keek moeder zoo verheugd, alsof ze een heel groot kostbaar geschenk had ge kregen. Op den dag waarvan ik jullie nu vertel len ga, zei mevrouw Vergouwen 's morgens aan 't ontbijt: ,,'t Heeft al een heelé tijd geduurd sinds er een brief van Pa kwam kinderen, 'k Verwacht er nu wel weer een." „Zou Pa dan weer gauw thuis komen, moe?" vroeg Dora. „Hij is al zoo lang weg". ..Ja, hij is al heel lang weg", stemde moeder zuchtend toe. „Maar dit was ook een erg groote reis. Wat zullen we allemaal blij zijn hé, als Pa er weer is." „Nou," zei Dora verlangend, „ik wou dat Pa maar gauw kwam." ..Geduld maar vrouwtje," maande moe der. „Wie weet, misschien verrast Pa ons wel eens." „O ja", viel Nora levendig in, „weet u wel, net als die eene keer toen we dachten dat Pa nog een heele poos weg zou blijven, en toen kwam hij: opeens thuis. Weet u nog wel moeder?" „Ja hoor." glimlachte moeder, „dat ver geet ik niet gauw. Ik was veel te blij." „Was ik er dan niet bij moe?" vroeg Dora. „Ja zeker kind, jij was er ook bij. Maar je was nog zoo'n kleine hummel, daarom weet je er niets meer van." Toen 't ontbijt was afgeloopen, moesten de zusjes naar school. Moeder liet hen uit, en bleef hen terwijl ze telkens wuifde, nog een eindje nakijken. Die ochtend op school, verliep zooals alle ochtenden. De twee zusjes maakten, ieder in haar klas, haar werk, speelden in 't vrije kwartier buiten, en gingen om twaalf uur samen naar huis. En van wat er onder wijl thuis gebeurd was, wisten ze niets, heelemaal niets af. Doch toen ze thuis kwamen ja, toen merkten ze het gauw genoeg. 't Begon al vóór het huis. Toen ze daar kwamen bleven ze een oogenblik verwonderd staan. Wat s dat nu? De gordijnen heelemaal dicht gescho ven, zelfs geen klein kiertje waardoor je heen kon kijken? En anders waren die zelfde gordijnen altijd heel wijd open en can stond moeder voor het raam naar haar meisjes uit te kijken. Nu zagen ze van moeder niets. Vreemd was datZou moeder uit zijn gegaan? Maar als moeder uit moest, ging ze altijd met hen! En zeker ging ze niet uit als ze wist dat Nora en Dora thuis moesten komen. De beide zusjes liepen op het huis toe en drukten op de electrische schel. Dat hoefden ze Anders ook nooit te doen, want als moeder haar dochtertjes aan zag ko men, deed ze zelf altijd vlug de deur epen. De meisjes begrepen er niets van, en toen Drie hondjes liepen deftie: saam En kwamen juist voorbij mijn raam. Heel duid'lijk kon ik ze dus zien. Ik doe je een plezier misschien. Als 'k van die hondjes wat vertel. Je houdt toch ook van hondjes wel? Ze gingen samen op bezoek Bij jaar'ge Oma om den hoek. Eén hondje droeg een groote taart En wuifde even met zijn staart. Toen hii me vóór de ramen zag. Natuurlijk zei 'k ook goeien dag! Hij had zijn Zondagsch pakje aan. Ik vond hem dat zoo keurig staan! Het was precies als van broer Jan. Wat zeggen jullie daar wei van? Zijn zusjes liepen aan den kant En hadden bloemen in de hand (Nadruk verboden). Ze droegen jurkjes: wit en blauw. Een manteltje zelfs voor de kou! En hoedjes, echte schatjes. hoor! Net als van kleine zusje Door. Wat denk je. dat ik 't liefste dee? Ik ging naar jaar'ge Oma mee Maa 't drietal wachtte niet op mij Was jammer! in een wip vo< En vierde toen bij Oma feest. Ik was er zóó graag bij geweest!. Toen dat dus heelemaal niet kon. Was 't een'ge. dat ik wat verzon! Ik zette zelf mijn hoedje op. Zei tegen Mammie en mijn pop: 'k Ga eventjes naar Oma toe ;zaa iet ha nei ir t •ou- an iwe dok :nai lok of eei Ve z h ?er En weet ie, wat ik daar dan d( 'k Vertel haar van het honden fee c el ore t uw Hi ge' de Ie Het is een leuk bezoek geweest. CARLA HO er op haar bellen niet dadelijk open gedaan werd. drukte Nora nog maar eens en nu heel lang en hard. op de bel. Gelukkig, nu ging de deur gauw open. 't Was Stien die haar openmaakte. De beide zusjes wilden al dadelijk be ginnen met vragen, maar toen ze Stien aanzagen hielden ze verschrikt stil. Stien had gehuild, ze bad heel dikke roode oogen. „O Stien", vroeg Nora, „wat wat is er gebeurd?" Zonder iets te zeggen nam de dienstbode de beide meisjes bij de hand en bracht hen in de keuken. Als ze anders zoo tegen etenstijd in de keuken kwamen, probeerden de zusjes wel eens stilletjes in een pannetje te kijken of Stien ook wat lekkers klaar maakte. Maar nu dachten ze daar zelfs niet aan. „Stien", zei Nora driftig, en zonder dat ze 't wist gaf ze een harde ruk aan Stien's witte schort, „Stien, wat is er dan toch? Is er iets met moeder?" En Dora vroeg klagend: „Waar is moe der? Ik wil naar haar toe." „Stil maar hartje," suste Stien. „dadelijk mogen jullie naar je moeder toe." „Is moeder dan ziek," hield Nora aan, „waarom is ze niet beneden? En waarom mogen we niet dadelijk naar haar toe?" „Ik ik moet je eerst nog wat ver tellen," begon Stien onhandig. „Er is een brief gekomen „O," zei Dora, verheugd, „een brief van Pa? Komt hij gauw Stien?" Maar nu begon de oude dienstbode droe vig te snikken. Dat ze daarmee de meisjes nog meer ontstelde, merkte ze niet. Maar Nora begon nu wat te begrijpen. „Stien," vroeg ze dringend, terwijl ze haar aan den arm trok, „Stien is er wat met Pa?" „Ja," knikte Stien. „Je vader je vader is is heel erg ziek." „Waarom komt hij dan niet naar huis?" vroeg Dorü. „Pa wordt hier vast wel beter." Nu verloor Stien alle zelfbeheersching. „Och hartjes," silikte ze, „och hartjes, je vader komt nooit weer terug." „Nooit meer?" riep Nora. „Waar is moe der. ik wil naar haar toe". Doch op 't zelfde oogenblik stond Stien rechtop. Voor Nora weg kon loopen, greep ze haar bij den arm. „Je mag wel naar je moeder kind", zei ze, „als je kalm bent. Je moeder ligt boven op bed. ze heeft heel groot verdriet, door dien brief over je vader. Naar mij wil ze niet luisteren, maar misschien is 't wel goed als jullie samen naar haar toe gaat. Als ze jullie ziet, zal ze er hoop ik aan denken, dat ze nog niet alles verloren heeft." Met een vastberaden trek op 't gezich tje keek Nora naar Stien. „Laat me nu maar los Stien," ve ze, „ik kan nu wel naar moeder gaan Samen liepen de zusjes de trap op. bleven ze voor moeders kamerdeur toen draaide 't oudste meisje behoed^, de knop om. Op haar teenen liepen slaapkamer binnen en bleven toer schrikt weer staan. Daar, op 't groote ledikant, lag n st 't gezicht in 't kussen, j >P f2 voorover, met japon, had ze nog aan, en o, opeen Nora het, zelfs haar schoenen had zt uitgetrokken. Ja, dan was 't wel he< met moeder, als ze zoo maar, met schoenen aan op de mooie kanten was gaan liggen Toen de twee meisjes binnen kw had moeder het hoofd niet opgericht ze slapen? Maar neen, dat kon toch want telkens zuchtte en snikte moei Zonder iets te zeggen, trok Nora schoentjes uit, en Dora, wist niet bet doen dan 't voorbeeld van haar zu: volgen. Daarna klom Nora op het led en ging, met den arm om moeders naast haar liggen. Doortje, aan den ren kant, deed hetzelfde. En vreemd, zoodra moeder haar meisjes naast zich wist, begon schreien. Stien, die de beide kinderen gevolgd knikte met het hoofd. „Zoo is 't goed", mompelde ze, „zoo beter dan daar zoo stil op bed te lig De kinderen schreiden met moeder en zoo lagen ze daar met hun drietj 't groote ledikant. Er werd gebeld. „Gelukkig", mompelde Stien, „daar de dokter wezen. Die moet maar ze wat hier gebeuren moet.' Ze haastte zich naar beneden, en de deur open. Ze had zich niet vergi was de dokter, „oom dokter", zooal kinderen altijd zeiden. De vriendelijke oude heer schrok, hij Stien's behuild gezicht zag. „Wel Stien", begon hij, „wat is hier de hand? Toch niet iets ernstigs?" „O ja, dokter," stamelde Stien. En vertelde ze onder tranen en snikkeiv mevrouw daarstraks een brief had g£ f gen, waarin stond, dat mijnheer in aan de koorts gestorven was. En nu mevrouw met de twee meisjes bover bed en ik weet niet wat ik beginnen iu rl ,,'t Gezicht van den dokter was hoe ger hoe ernstiger gaan staan. „Ja Stien," zei hij, toen ontroerd, is heel erg. Ik zal naar mevrouw toe: en jij moet ook flik zijn. We zullen haar doen wat we kunnen." „Dokter," zei Stien, „ik had al ged zou 't maar niet het beste zijn, als we vrouws zuster een boodschap stuur Misschien kan die dan een poosje komen." 1, it

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 14