7ste Jaargang Donderdag 29 October 1936 No. 44 Dat komt er van! DE POPPENZIEKTE door AMBER, Annie Wolters zou dien zomer in de icantle met haai ouders en haar broer im naar buiten gaan, naar een mooi dorp den Gelderschen Achterhoek. De fami- Wolters woonde in Rotterdam en daar- wr zou men een heel eind verder moeten ken dan 't vorig jaar, toen men „maar" aar Zeist was geweest in de groote va- ntie. En omdat die Achterhoek, waar ze juist i school van geleerd had, zoo'n eind ver- ir weg was dan Zeist, stelde Annie zich in deze vacantie nog veel meer voor dan l vorig jaar. .Het scheelt een heele provincie, en nog heele breede ook!" zei Annie tegen ler Wim, terwijl ze in haar schoolatlas kaart van Nederland had opgeslagen. „Malle", plaagde haar oudere broer haar. aarom hoeft het toch in den Achterhoek let mooier te zijn dan in Zeist! Wie weet, alt het je er nu juist erg tegen." „Daar geloof ik niets van!" protesteerde Ijn zusje. „Nu, ik eigenlijk ook niet", bekende Wim. denk, dat we het er wel weer fijn zul- n hebben". Maar toen kwam zijn plaaglust weer bo en en voegde hij er aan toe: „Alleen zul Je poppen dit keer niet mee kunnen ne en." „Wat! Zou ik die lieve Mies en Elly niet lee mogen nemen?" schrok Annie, die erg n haar poppen gehecht was. „En waar- dan niet?" „Omdat in de provincie Utrecht de pop enziekte heerscht, en men dus in Gelder- nd bang is voor besmetting", verzon Wim. „Maar wij wonen toch in Zuid-Holland!" ii Annie opgelucht. „Allicht, maar we reizen toch over trecht naar den Achterhoek," legde haar roer uit. .Maar maar.kunnen we dan niet ler Dordrecht, Resteren en Arnhem naar Achterhoek gaan?" stotterde Annie, i een haastigen blik op de kaart van Ne- trland, die nog altijd voor haar lag. „Dat zou natuurlijk kunnen," gaf Wim „maar je begrijpt toch zeker wel, dat ider dien mallen omweg niet zal maken, Heen om die onnoozele poppen van jou lee te kunnen nemen." Ja, daar was Anie toch eigenlijk ook wel >ng voor. Ze zei dus niets, maar bleef den heelen verder stil en ging, toen het haar tijd erd, met een bedrukt gezichtje naar bed. „Wat zou Annie toch hebben? Ze is zoo en ze ziet er zoo betrokken uit," zei «vrouw Wolters tegen haar man, zoodra i kleine meid de kamer uit was. „Tja. ik weet het niet. Maar het is mij >k opgevallen", antwoordde mijnheer. Wim lachte eens. ,Dat weet ik wel," zei hij toen. En daarop vertelde hij, wat hij zijn zusje ien middag had wijs gemaakt. „Niets aardig van je!" vond zijn vader, «n hij uitgesproken was.,.Wat had je er aan om dat arme kind zoo te plagen? t hebt zelf gemerkt, hoe ze het zich aan- ok Ik zou maar gauw naar boven gaan i haar alles uitleggen." „0, best," zei Wim, die het nog altijd niet x> heel erg vond, wat hij gedaan had, 1 bij ging de kamer uit. In de gang zag hij een oude krant lig- Mijn Berl is verkouden! Ik breng hem vlug naar bed. 'k Heb water voor een kruikje En thee al opgezet. Beer was wat onvoorzichtig: Steeds liep hij in den tocht! En toch wist Beer heel goed. hoor! Dat 't niet van Moeder mocht. 't Is eigen schuld, hoor Beri! Die plaagt je nu het meest Een beetje ongehoorzaam Ben j'altijd wel geweest! Je moet er nu voor boeten. Maar toch heb 'k medelij! En ben jij morgen beter. Dan men ik heel. heel blij. (Nadruk verboden). Blijf rustig in ie bedje. De warmte doet je goed! En voortaan, is t niet, Beri. Ben j'immers altüd zoet? Je doet precies wat Moeder Het allerliefste heeft. Ja. Moes! klinkt het berouwvol. De berestem. die beeft.... Er rolt een beretraantje Over een ruige wang. Dat is niet van verkoudheid. Snapt Moedertje al lang. Ik geef mijn kleinen Beri Maar gauw een dikken zoen. Want heusch. hij zal het nu toch Niet éénen keer meer doen! C. E. DE LILLE HOGERWAARD. gen. Hij glimlachte en' nam die mee naar boven. Zijn zusje lag in bed met haar oogen wijd open naar 't plafond te staren. Blijk baar treurde ze er nog steeds over, dat ze haar geliefde Mies en Elly in de vacantie niet zou kunnen meenemen. „Zeg," begon Wim haastig, „ik lees daar juist in het avondblad, dat de poppen- ziekte in Utrecht over is. Donderdag mo gen er al weer poppen naar Gelderland reizen en omdat wij. zooals je weet. pas Zaterdag gaan, kun je dus In ieder ge val „O, Wim wat ben je toch een lieve jon gen. om me dat direct te komen vertellen!" zuchtte Annie opgelucht. En toen schaamde Wim zich pas. Hij kreeg een kleur van verlegenheid, mompelde nog iets onverstaanbaars, en ging maar weer gauw naar beneden. Maar den volgenden morgen heeft hij haar toch eerlijk opgebiecht, dat alles een eigenlijk nogal nare plagerij van hem ge weest was. „Malle", zei zijn zusje, „alles is nu toch in orde. Waarom kom je dat nog vertel len?" „Dat leek me eerlijker," antwoordde Wim. En vinden jullie ook niet, dat hij daar gelijk in had? (Nadruk verboden!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13