jKoudemarkt te Deventer - Indienststelling LARS HANSEN 77ste Jaa?jng LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON EEN OVERZICHT VAN DE KOUDEMARKT TE DEVENTER. Voor deze bekende markt bestaat steeds een groote belangstelling. Uit het geheele land waren duizenden stuks vee aangevoerd. DE AMERIKAANSCHE TORPEDO-JAGER „PORTER" die na bezoek aan de Zweedsche hoofd stad een officieel bezoek aan Rotterdam zal brengen. zijn - ,^;r {;-■ s'-f DE IN 1896 DOOR DE ABESSYNIERS OP DE ITALIANEN IN DEN SLAG TAN ADOEA VEROVERDE KANONNEN zijn thans opgesteld te Rome. SKI-SPRINGEN OP STROO. - In Berlijn had Zondag een ski-wedstrijd plaats. De sneeuw was vervangen door stroo. Tijdens den sprong. INDIENSTSTELLING HR. MS. „0. 16". De onderzeeër, welke op de werf van de Maatschappij ,,de Schelde" werd gebouwd, is met eenige plechtigheid te Vlissingen officieel in dienst gesteld. OP HET' GRAF VAN DE RUITER werd door den commandant van Hr, Ms. kruiser ,,de Rqyter" in de Nieuwe Kerk te Amsterdam een krans gelegd. OVERWINTERING OP SPITSBERGEN (I SPITSBERGENS VOLD) Een schels uit het leven der IJszeevaarders. Uit het Noorsch vertaald door PH. ROOS Mz. 1 "Wij moeten er wel aan denken, onze Nachten zooveel mogelijk te sparen, want pet zal wis en zeker zijn, dat wij groote P'ndernissen zullen ontmoeten en dat wij Pjzoo moeten Inspannen, dat onze laatste T;5ydruppels uit ons lichaam wordt ge kt f jaar indien wij niet door het nood- Eun r 6611 of ancier ongeluk omkomen. ™cn wij Mosselbaai binnen vier dagen annen bereiken. Nu moeten wij niet uit C? 9J8 verliezen, dat scheurbuik hier onze F10S. V vija-nd is. Kunnen we versch Itioer 1 b!oed of Iets uit de zee bemach- EntW zi^n ^et slechts mosselen of iets of wr' 2at leeft, en we kunnen dit levend dat verorberen, zoo hebben we kans, j*e.ons leven behouden. Kunnen we der n°? en we kunnen dit doen 7,011- Hnnr en te offeren zoo zijn hier- r 'wee voordeelen behaald". de sloep door twee mannen aan tul h'1 n werd gedragen begon de tocht, iet een a*8 Waar het glad was en vn dunne laag versch gevallen sneeuw bedekt, gaf men de sloep een duw, waar door die dan met een groote vaart voort gleed. Zoo gingen twee uren voorbij, zonder dat iemand een woord sprak. De doodsche stilte van den ijswoestijn werd niet onder broken en na negen uren hard zwoegen, brak de avond aan. Het berenbloed had bewezen, dat het een voedsel van prima kwaliteit was, want eerst thans werd er over gesproken, dat een maaltijd goed zou smaken. Toen gaf Johan Troms bevel op te houden. De pot werd voor den dag gehaald en de berenbouten werden aangesneden- Vervol gens water, een beetje gort. een beetje scheepsbeschuit en zoo werd de maaltijd gereed gemaakt. Daarna werden twee zee leeuwenhuiden op het ijs gelegd. Ze wer den zoo goed mogelijk uit elkander getrok ken ze waren zoo hard bevroren dat ze bijna braken hierop wat fijngesneden hout. dit aangestoken en de pot werd op dit vuurtje gezet, hetwelk zoo nu en dan werd aangewakkerd met strooken zeehon denspek. Binnen het uur was het eten ge reed en allen heten het zich smaken. Daarna werden de twee berenhuiden over de sloep uitgespreid en de vier mannen kropen er onder. De hulden dekten de sloep zoo goed af, dat daardoor als 't ware een luchtdichte ruimte werd gevormd. De vier doodvermoeide mannen vlijden zich er in neer. Zij snorkten bijna onmiddellijk, nadat zij tot rust waren gekomen. Deze rust duurde niet lang, want spoe dig werden zij door een oorverdoovend la waai gewekt en zij zagen zich thans te genover dreigende gevaren, die hun moed en bedrevenheid op een harde proef stel den. Terwijl Troms zijn best deed, onder de berenhuiden vandaan te komen, klonk reeds zijn kommando: „Gauw er uit en de sloep stutten met aan iederen kant twee man!" Terwijl men hiermede bezig was, werd reeds de sloep door het kruiende ijs om hoog geheven en het dreigde zoowel de boot, als de vier mannen te verpletteren. OP VANGST. Op „De Hoop" hadden Lange Slvert en Mikal Taraldsen de eerste wacht Intus- schen kon er niets worden uitgericht, doch nu werkloos te liggen was iets, waar Slvert niet tegen kon. „Mikal", hoorde deze hem roepen, „Mi- kal, maak de stagfok klaar en zet ze bij. We zullen in de richting van Belsund zei len en eens uitzien of we niet een beetje versch vleesch kunnen bemachtigen. Te gelijker tijd kunnen we dan uitkijken, of de ijsbank uit den kant van Storfjord en de Zuidkaap misschien zou probeeren ons een val te zetten, opdat we dan ons in tijds kunnen bergen". De order werd uitgevoerd en den volgen den morgen werd bij het eilandje „Aksel" in de Belsund het anker uitgeworpen. Lange Sivert en Mikal, die een wacht van twaalf uren achter den rug hadden, por den de beide anderen er uit, en zij zetten zich samen aan een flinken maaltijd. Beide eersten gingen naar kooi, terwijl Knut Tobisen en Anders Severinsen de sloep vierden en naar land roeiden. De ge wone wijze van doen werd gevolgd. Zij be klommen een heuvel en de harpoenier An ders nam den kijker om den omtrek af te zoeken. Zee strand (het was ebbe) ijs alles werd afgezocht, terwijl Ad ders, met op en neerwaartsche beweging een cirkel beschreef, totdat zijn oogen eindelijk op een bepaald punt bleven rus ten en een langdurige stilte volgde. „Zie je iets Andersvroeg Knut. „Neen!" Pauze. „Zie je iets „Hou je mond!" Na een poos weerZie je iets Anders schoof den kijker ineen en ging zitten. De sneeuw rondom de beide man nen werd bruin 1) Conrad Langaards pruimtabak Eindelijk kwam Anders los: „Ik zag een kudde rendieren onge veer twintig aan de overzijde van de fjord, ln een lange lijn optrekken". „Zag je nog meer „Ja. Er liggen vier walrussen op een ijs schots in het midden van de fjord." „Wel te drommel! Zullen we 't pro beeren „Jamaar je weet zeer goed, dat het er op aan komt, wat voor soort het zijn. Zijn het wijfjes, dan spelen we het wel klaar, doch zijn het stieren, dan hangt het er van af, of het ons zal gelukken er zoo dicht bij te komen, dat een kogel ze doodt. Ook weet je, dat Je er niet op een meter kunt bij komen, en dan nog moeten de nekken gestrekt zijn. Wij zouden den „chipper en Mikal kunnen wekken, maar die zijn te 'vermoeid. Wij moeten wei reuze boffers zijn. indien we ze kunnen naderen, coch we zijn vervloekte idioten, als wij die vier walrussen daar maai' zoo lieten liggen". ,Neen", zei Knut, „laten we dan liever 1) Een firma ia Tromsö, zien, wat we kunnen bereiken. Kom, ik schat je knap genoeg, Anders- Bewijs nu eens, dat je 't net zoo goed kunt als Johan Troms. Kon dan toch, vooruit!" Daarmee was de zaak in orde. Zij stapten in en over de kalme zee gleed de witgeverfde sloep, bijna zonder geluid, in de richting van de plaats, waar op de ijsschots de walrussen in diepste rust lagen. De afstand werd steeds korter en na een half uur roeien, kon men de don kere masa tegen den witten achtergrond onderscheiden. Tot nog toe hadden heiden met de voorriemen gewerkt, doch nu zei Anders „Nu kun jij wel beginnen te wrikken 2) en toon nu, dat je flink bent, want we moeten zien, zoo spoedig mogelijk onder den wind te komen, anders spelen we het niet klaar". Toen nam hij den kijker en daar de af stand nu niet meer dan 200 meter be droeg, waren de dieren gemakkelijk waar te nemen. Hij ging met zijn knieën op de voorplecht liggen. Na eenige oogen- biikken hernam hij: „Het zijn drie wijfjes en een driejarig jong. We moeten meer afhouden en langs den lijkant van de schots komen. Stuur meer bakboord uit!" 2) Voor den 'lezer, minder met water sport bekend, diene, dat bij „wrikken" een man, achter in de sloep staande, deze voorwaarts beweegt door achter 111 de sloep (op de plaats waar zich in een schip het roer bevindt) één roeiriem met korte stootjes vlug naar rechts en links te be wegen. .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5