LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 6 October 1936
Vierde Blad
No. 23476
77ste Jaargang
GEMEENTEZAKEN
BENOEMINGEN EN ONTSLAG.
Curatoren van het Gymnasium bevelen
aan voor de benoeming van een tijdelijk
leeraar in de oude talen: 1. de heer F.
Nuys, te Heemstede; 2. de heer J. Smits, te
Haarlem.
Als tijdelijk leeraar in het Engelisch aan
de H.B.S. het 5 J. c. wordt aanbevolen de
heer W. G. Hartstra.
Voorgesteld wordt eervol ontslag te ver-
leenen aan den heer S. Dalmeyer als on
derwijzer aan de jongensschool voor UL.O.
wegens het bereiken van den 60-jarlgen
leeftijd.
Voorgesteld wordt eervol ontslag te ver-
leenen aan mr. A J. Romljn als ambtenaar
van den-Burg. Stand.
OPSLAG VAN HOOI.
Op aandringen van het Hoofdbestuur
van de Nederlandsche Vereeniging tot Be
scherming van Dieren richtten Gedepu
teerde Staten op 11 Februari J.l. een circu
laire tot de Colleges van B. en W. In Zuid-
Holland. inzake toezicht op electrlsche in
stallaties ln stallen. De Directeur der Licht
fabrieken heeft zich inmiddels met dit toe
zicht belast.
In bovenvermeld rondschrijven geven
Ged. Staten bovendien in overweging een
bepaling in het leven te roepen, waarbij de
opslag van hooi op zolders, welke niet
brandvrij van stallen zijn afgescheiden,
behoudens een hoeveelheid voor dageïijksch
gebruik zoomede het aanwezig hebben
van brandgevaarlijke objecten in stallen
verboden wordt.
B. en W. zijn van meening, dat een der
gelijke bepaling inderdaad aanbeveling
verdient en dat deze zou kunnen worden
ondergebracht in art. 19 van de Verorde
ning tot voorkoming van brand.
Het verbod zal moeten gelden zoowel
voor de zolders als opk voor de stallen zelf
en dat het niet beperkt moet worden tot
li'ool, doch uitgebreid tot de lfchtbrandbare
stoffen.
VERORDENING STRAATPOLITIE.
Cjp 27 April 1936 deden B. en W. een
voorstel tot wijziging van de verordening
op de Stiaatpolitle. In de zitting van 18
Mei kwam dit stuk in behandeling, doch ln
verband met een ingekomen bezwaar
schrift van den Verhuurdersbond voor
Lelden en Omstreken, te Leiden, van 18
Mei j.l. werd het aangehouden.
Adressant is bevreesd, dat door het voor
gestelde nieuwe artikel 46 de eigenaren
e.d. van woningen, enz. waaraan de in dat
artikel bedoelde voorwerpen worden be
vestigd, op kosten kunnen worden gejaagd.
B en W. kunnen deze vrees niet deelen.
Immers, de term „gedoogen", welke hier
en ook in verscheidene wetten, zooals de
Beleinmeringenwet-Privaatrecht, de Wa
terstaatswet en de Telegraaf- en Telefoon-
wet. wordt gebruikt, bedoelt de volkomen
lijdzaamheid der eigenaren, e.d. in het
licht te stellen, waarmede eenlge daad,
dus ook bijdragen ln de kosten, zich niet
zou verdragen. De mogelijkheid bestaat
echter, dat door het aanbrengen en
eveneens door het verwijderen der voor
werpen schade wordt berokkend, welke
uiteraard ten laste van de gemeente zal
moeten komen. B. en W. zijn dan ook van
meening, dat ln het artikel een zinsnede
behoort te worden ingevoegd, luidende
„behoudens recht op schadevergoeding",
waarmede, naar zij vertrouwen, aan de ge
opperde bezwaren is tegemoet gekomen.
Verder zijn zij tot de overtuiging gekomen,
dat deze bepaling niet slechts behoort te
spreken van „bevestigen" en „instandhou-.
den", doch tevens van „verwijderen na
ophouden van het gebruik".
B. en W. maken van deze gelegenheid
gebruik een voorstel te doen tot het opne
men van een bepaling ln de verordening
dit zal kunnen geschieden door toevoeging
van een nieuw lid aan artikel 9 welke
paal en perk stelt aan het door onbevoeg
den doorzoeken en omverwerpen van vuil
nisemmers. Blijkens een rapport van den
Directeur v. d. Gem. Reinigings- en Ont-
smettlngsdienst is dit doorzoeken absoluut
verwerpelijk. Niet alleen, omdat daardoor
het huisvuil over de straat wordt ver
spreid, doch wel ln de eerste plaats, omdat
hiervan groot gevaar voor de volksgezond
heid is te duchten, aangezien deze emmers
vele besmette of tot bederf overgegane
voorwerpen bevat. De meerderheid der
Commissie voor de Strafverordeningen Is
dan ook van meening. dat deze handelin
gen volstrekt moeten worden verboden.
Eén lid echter, de noodzakelijkheid eener
regeling inziende, zou toch aan enkele
bonafide lorrenkooplleden de mogelijkheid
van het onderzoeken willen laten, maar zou
deze afhankelijk willen stellen van een
vergunning van B. en W. De meerderheid
voert hiertegen aan, dat de voordeelen
voor deze enkelen niet opwegen tegen de
nadeelen, welke daardoor voor de volks
gezondheid blijven bestaan. Zij acht het
niet voor niets, dat voorgeschreven is, dat
de emmers door de ingezetenen goed geslo
ten buiten gezet moeten worden. Wil men
den lorrekooplieden van dienst zijn, dan
zal men het nog eenigszins waarde heb
bende huisvuil, zooals schillen, lompen en
papier kunnen afzonderen en afgeven aan
kooplieden, die deze zaken huls aan huts
ophalen. Het lijkt de meerderheid echter
niet de taak van den Raad. doch eerder
van de pers om deze lieden in hun bedrijf
te ondersteunen.
DE SPORTSTICHTING.
Aangezien de statuten van de Sport
stichting door Gedeputeerde Staten zijn
goedgekeurd, kan thans de benoeming van
de leden van dén Raad van Beheer plaats
hebben.
Deze Raad zal bestaan uit 12 leden, van
wie 3 leden gekozen worden uit den Raad
en 9 uit de meerderjarige ingezetenen
dezer gemeente.
B. en W. bevelen aan:
Leden uit de ingezetenen:
A. 1. ir. F. Stokhuyzen, 2. ir. F. W. J.
Westendorp;
B. 1. mr. H. F. A. Donders, 2. K. H.
Kaiser;
C. 1. E. H. Moens. 2. dr. S. A. de Graaff;
D. 1. ir. P. C. Llndenbergh, 2. s. N.
Waringa;
E. 1. W. F. van Ingen Schenau Jr., 2. L.
Zuiderveld;
F. 1. A. Metz, 2. S. J. Koopmans;
G 1. P. H. Steenhaucr, 2. W. Caro;
H. l. mr. E. P. Ulttenbroek, 2. G. G.
Colin
f- 1. D. Vijlbrlef, 2. A. Verlint.
Leden uit den Gemeenteraad:
J. 1. H. L. J. Tobé, 2. H. Lombert;
K. 1. D. van der Kwaak, 2. A. van Ros
malen;
L. 1. A. Carton, 2. A. J. Jongeleeh.
OVERPLAATSINGEN.
B. en W. stellen voor over te plaatsen:
a. den onderwijzer J. K. van der Valk,
van de o. 1. school aan de Paul Krugev-
straat naar de o. 1. school aan de Medusa-
straat B;
b. dg onderwijzeres M. H. S. van Ewljck,
van de opleidingsschool voor u. 1. o. aan
den Mareslngel naar de o. 1. school aan de
Paul Krugerstraat;
c. den onderwijzer M. D. Bergman, van
de o. 1. school aan den Zuidsingel B naar
de o. 1. school aan den Zuldslngel A.
VER. TOT BOUW VAN WERKMANS
WONINGEN.
B. en W. bieden aan de rekening over
1935 van plan I van de Vereeniging tot
Bevordering van den Bouw van Werkmans
woningen.
De rekening sluit met een voordeelig
saldo van f. 2.740 58. Aangezien voor uitkee-
ring van 3 dividend een bedrag van
f. 1.674 benoodigd is, bedraagt het overschot
f. 1.066.58. welke som in de gemeentekas
moet worden gestort.
VERHUUR LOKALEN.
In het gebouw Pieterskerkgracht no. 9
zijn drie lokalen vrijgekomen door de op
heffing van de werkinrichting van de
Vereeniging tot Verbetering van het Lot
der Blinden. De Leldsche Teekenvereenl-
ging „de Kunst om de Kunst" en de Leld
sche Teeken- en Schilderacademie „Ars
Aemula Naturae" hebben beide een verzoek
Ingediend, om deze lokalen te mogen ge
bruiken. De vereeniging „de Kunst om de
Kunst" kan voor twee lokalen en „Ars
Aemula Naturae" voor één lokaal in aan
merking komen, zulks tegen een huurprijs
van f.50 per laar en per lokaal.
LEGES BEVOLKINGSREGISTER.
Bij Kon. Besluit van 31 Maart 1936, ziin
nieuwe voorschriften vastgesteld omtrent
het aanleggen, inrichten en btlhouden van
bevolkingsregisters en het doen der daartoe
vereisehte opgaven
In artikel 105 van het besluit is het vol
gende bepaald:
1 Het verstrekken van inlichtingen of
opgaven aan andere openbare diensten dan
die. genoemd ln het tweede lid van artikel
104 (dat zijn: de departementen van alge
meen bestuur, de provinciale besturen, de
Inspectie der bevolkingsregisters, de ge
meentebesturen. de burgerlijke stand, het
openbare ministerie en de rijksstatistiek),
alsmede aan openbare instellingen en -be
drijven. geschiedt volgens een door den ge
meenteraad vast te stellen tarief, dat zoo
danig is ingericht, dat per inlichting of
ongave ten hoogste vijf cent en voor een
geldig blijvend abonnement voor 100. 500,
1000 of 10.000 inlichtingen of opgaven, af
nemende bedragen ln rekening worden ge
bracht.
2. De gemeenteraad bepaalt of en in hoe
verre het in het voorgaand lid bedoelde
tarief tevens zal gelden voor inlichtingen
of opgaven, bestemd voor een wetenschap-
pel 11 k of philantropisch doel.
3. De in de beide 'voorgaande leden be
doelde inlichtingen of opgave mogen door
den aanvrager niet aan derden verstrekt
worden.
Dientengevolge is het noodig de Verorde
ning van 13 Juni 1918. regelende de heffing
van leges, en expeditiegelden ter Secretarie
bij het Oud-Archief en aan het Bureau
van den Burgerlijken Stand te Leiden,
laatstelijk gewilzied bil verordening van 25
Maart 1935. aan te vullen.
Door enkele openbare diensten wordt aan
de gemeente voor het ontvangen van In
lichtingen uit 't bevolkingsregister een be
drag betaald, varieerend tusschen 8 cent en
12 cent per inlichting in verband-met een
genomen abonnement Aan de gemeente
bedrijven evenwel worden de inlichtingen
uit het bevolkingsregister kosteloos ver
strekt: dit mag nu niet meer.
Met inachtneming van het vorenstaan
de stellen B. en W. voor het bedrag voor de
hierbedoelde diensten instellingen en be
drijven per inlichting of opgave uit het
bevolkingsregister vast te stellen op 5 cent.
vervolgens op 4'/i cent per inlichting of
opgave bii 100 inlichtingen of opgaven. 4
cent bij 500. 3'/t cent bij 1000 en 3 cent bij
10.000 inlichtingen of opgaven
Aangezien het voorkomt, dat ten be
hoeve van een wetenschappelijk of philan
tropisch doel inlichtingen worden gevraagd
uit het bevolkingsregister en het bestaande
tarief ad f. 0.50 per inlichting daarvoor te
hoog bleek, gevén B. en W. in overweg ng
tevens te bepalen, dat het voorgestelde ta
rief ook zal gelden voor dergelijke ge
vraagde inlichtingen of nasporingen uit het
bevolkingsregister.
DE BRANDWEER.
Aan een aantal daartoe in aanmerking
komende leveranciers zijn aanbiedingen
gevraagd voor de levering van een auto
spuit en een auto-ladder
Gelijk uit die rapporten blijkt, verdient
de aanbieding van de N.V. Fabriek voor
Wagenbouw, IJzerconstructie en Brand-
weermaterieel v/h. J. Geesink en Zonen, te
Weesp, met betrekking tot de levering van
de autospuit en die van de N.V. Handel
maatschappij Ad. Voigt en Co., te Amster
dam, gelet op de prijzen in verband met
de technische kwaliteiten waaraan het
aangebodene voldoet, de voorkeur, zoodat
de levering aan die Naamlooze Vennoot
schappen kan worden opgedragen.
De spuit heeft een capaciteit van 2000
L. water per minuut bij 8 atmosfeer, zal
worden uitgevoerd met gesloten carosserie,
plaats biedende aap 8 a 10 personen en
worden voorzien van een centrifugaalpomp
en een droge luchtpomp, welke pompen
zullen worden aangedreven door de auto
mobiel-motor.
De ladder heeft een stijghoogte van 20
M„ het oprichten, uit- en inschuiven ge
schiedt door de automobiel-motor en voorts
is zij zoodanig ingericht, dat zij bij brand
of andere ongevallen mede als kraan zal
kunnen worden gebezigd.
WERKGELEGENHEID VOOR
BLINDEN.
In verband met de opheffing van de
door de afdeeling Leiden van de Vereeni
ging tot Verbetering van het Lot der Blin
den in Nederland en zijn Koloniën geëx-
Eloiteerde werkinrichting voor blinden,
ebben B. en W. de vraag onder ooger. ge
zien, of vanwege de gemeente op voor haar
financieel verantwoorde wijze, in een werk
gelegenheid voor Leidsche blinden zou kun
nen worden voorzien.
De werkinrichting van de vorengenoem
de afdeeling is, naar bekend is, opgeheven
omdat over de laatste jaren, ondanks een
belangrijk jaarlijksch subsidie uit de ge
meentekas, geen sluitende exploitatiereke
ning was te verkrijgen. Dit vond vooral
zijn oorzaak in de moeilijkheden, welke
werden ondervonden bij den afzet van de
in de inrichting vervaardigde voorwerpen.
Die moeilijkheden, waarmede ook derge
lijke instellingen elders te kampen hebben,
zijn, het behoeft geen betoog, geenszins
opgeheven, doch duren nog onverzwakt
voort. Ook een nieuwe werkinrichting zal
daar zonder twijfel mede te kampen heb
ben.
Slechts indien de opzet van de nieuwe
inrichting grondig zal verschillen met dien
van de opgeheven inrichting, achten B. en
W. kans van slagen aanwezig.
Doen B. en W. dan ook het voorstel, om
tot de oprichting van een werkinrichting
voor Leidsche blinden te besluiten, dan ge
schiedt dit derhalve, dit stellen zij met
nadruk voorop, onder het uitdrukkelijke
voorbehoud, dat de opzet van die inrich
ting, in het bijzonder voor zooveel de fa
bricage en de belooningen der blinden be
treft, in belangrijke mate zal moeten af
wijken van dien van de opgeheven inrich
ting. De aanmaak van artikelen zal zich
geheel naar de omzetmogelijkheld moeten
regelen; de belooningen der blinden naar
de bedrijfsuitkomsten.
Ook dan is het nog geenszins zeker, dat
de inrichting met behulp van het door de
gemeente ten hoogste beschikbaar te stel
len bedrag, levensvatbaarheid zal blijken
te bezitten, zoodat B. en W. de oprichting
van de inrichting als een voorlooplgen
maatregel zouden willen zien beschouwd,
om na een jaar de bestendiging opnieuw
onder oogen te kunnen zien.
Over de sociale beteekenis van een werk
gelegenheid voor blinden behoeven B. en
W. niet uit te weiden.
Ook kunnen zij zich er van ontslagen
achten om aan te toonen, dat het schep
pen van een werkgelegenheid voor blin
den een financieel offer van de gemeente
waard is. De Raad verleende immers reeds
sedert geruimen tijd een belangrijk jaar
lijksch subsidie aan vorengenoemde afdee
ling, ten einde haar de exploitatie van een
werkgelegenheid voor blinden mogelijk te
maken.
Dit jaarlijksch subsidie bedroeg met in
gang van 1933, afgezien van eenige aan
vullende subsidies, f. 6000.
Bij het onderzoek naar de mogelijkheid
van het verschaffen van een werkgelegen
heid aan de blinden hebben B. en W. voor
opgesteld, dat in dézen tijd bezwaarlijk
voor dat doel een grooter bedrag uit de
gemeentekas kan worden beschikbaar ge
steld dan voorheen en dat derhalve
de financieele gevolgen van het schep
pen van zoodanige gelegenheid der ge
meente op geen grootere uitgave dan van
ten hoogste plm. f. 6000 per jaar mag ko
men te staan.
De afdeeling Leiden van de Vereeniging
tot Verbetering van het Lot der Blinden
in Nederland en zijn Koloniën kon ondanks
het door de gemeente verleende subsidie,
de werkgelegenheid voor blinden niet blij
ven exploiteeren, doch B. en W. zijn van
oordeel, dat het, met inachtneming van
het vorenvermelde voorbehoud, gewettigd is
voor een jaar een proef te nemen met een
voortzetting van de inrichting.
Met het vorenstaande willen B. en W„
zij constateeren dit uitdrukkelijk, geenszins
hebben gezegd, dat de afdeeling Lelden
"an de Vereeniging tot Verbetering van
het Lot der Blinden in Nederland en zijn
Koloniën bij de exploitatie van de opge
heven werkgelegenheid in eenig opzicht te
kort is geschoten, doch slechts dit, dat het
onder andere, gunstiger tijdsomstandighe
den aangevangen werk, onder de tegen
woordige. van de vroegere wel zeer ver
schillende, tijdsomstandigheden niet onver
anderd opnieuw ter hand kan worden ge
nomen.
De oplossing, welke het College voor
oogen staat, komt op het volgende neer.
Aan de blinden, die in de opgeheven
werkinrichting werkzaam waren, wordt
thans door de Gemeentelijke Commissie v.
Maatschappelijk Hulpbetoon een onder
steuning uitgekeerd van in totaal plm.
f. 2600 per jaar.
Deze steunverleening kan worden voort
gezet en beschouwd worden als het grond-
bedrag, dat elke blinde, eventueel met zijn
gezin, ten minste voor zijn noodzakelijk
levensonderhoud behoeft.
Daarnaast zal den blinde, die in de op
te richten werkinrichting werkzaam is. we
gens den door hem verrichten arbeid, een
werkloon worden uitgekeerd, dat, evenals
de arbeidstijden, zal moeten worden be
paald in verband met de omzetmogelijk-
heid. Behalve het grondbedrag zal dus het
te ontvangen loon geheel afhangen van de
resultaten van de exploitatie.
Het steunbedrag zal met het werkloon,
vanwege de na te noemen Commissie, aan
welke het beheer der inrichting ware op
te dragen, aan de betrokkenen worden uit
gekeerd.
Ook bij volkomen deskundige leiding van
de op te richten werkinrichting zal finan
cieele steun van de gemeente niet kunnen
worden ontbeerd.
Deze steun zou, rekening houdende met
de ondersteuning vanwege Maatschappelijk
Hulpbetoon ten bedrage van f. 2600, slechts
ten hoogste f. 3400 mogen bedragen, doch
met het oog op de noodzakelijke kosten
van inrichting zouden B. en W. dien steun
voor het proefjaar bepaald wenschen te
zien op ten hoogste f. 4000, welk bedrag
overeenkomt met het restant van het ten
behoeve van de opgeheven inrichting op
de begrooting van dit jaar uitgetrokken
subsidie ad f. 6000.
Blijken de resultaten na afloop van het
proefjaar van dien aard. dat de inrichting
kan blijven gehandhaafd, en wordt alsdan
tot voortzetting besloten, dan zal evenwel
moeten worden gestreefd naar een gelei
delijke vermindering van het subsidiebe
drag ad ten hoogste f. 3400.
Het beheer van de inrichting kan wor
den opgedragen aan een Commissie, waar
van de samenstelling aan B. en W. ware
over te laten.
Voor een benoeming als lid van die Com
missie komen h.i. in aanmerking: de direc
teur van den Gemeentelijken Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, een lid van
het bestuur van de afd. Leiden van de
Vereeniging tot Verbetering van het Lot
der Blinden in Nederland en zijn Koloniën,
een lid van het bestuur van den Neder-
landschen Blindenbond, een lid van den
Gemeenteraad en verder eenige andere
voor het lidmaatschap van die Commissie
geëigende personen.
De Commissie zal geheel zelfstandig het
beheer over de werkinrichting moeten voe
ren. De begrooting zal zij aan de goedkeu
ring van het College moeten onderwerpen,
zij zal rekening en verantwoording moeten
doen aan het College en een verslag van
haar werkzaamheden moeten inzenden.
De regeling van de aan de blinden uit
te betalen werkloonen zal eveneens aan
hun goedkeuring moeten worden onder
worpen.
Ook in een behoorlijke leiding zal de
Commissie, onder goedkeuring van het Col
lege, ook wat de belooning betreft, hebben
te voorzien.
De huisvesting van de werkplaats zal
kunnen geschieden in de v.m. bewaarschool
aan de Groenesteeg, waarin eenige voor het
doel geschikte lokalen aanwezig en be
schikbaar zijn. Deze lokalen zouden op een
nader te bepalen voet aan de Commissie
in gebruik kunnen worden afgestaan.
HEFFING SCHOOLGELDEN.
Bij de wet van 22 Febr. 1936, tot verla
ging van de openbare uitgaven voor het
onderwijs is o. m. wijziging gebracht in de
artikelen 62 t/m 67 der Lager- Onderwijs
wet 1920. betreffende de schoolgeldheffing
voor het gewoon lager- en uitgebreid la
ger onderwijs. Moest tot nu toe de heffing
van dat schoolgeld geschieden naar even
redigheid van het belastbaar Inkomen, be
doeld ln artikel 37 der Wet op de Inkom
stenbelasting 1914, thans zullen de ge
meenten de finantieele draagkracht kun
nen bepalen zoowel aan de hand van ge
gevens door 's rijksbelastingdienst ver
strekt, als aan de hand van feiten en om
standigheden van gemeentewege verzameld
en vastgesteld.
De door 's rijksbelastingdienst te ver
strekken gegevens zijn:
a. die, welke voorkomen in de kohieren
van de personeele belasting;
b. het totaal van de door den schoolgeld-
plichtige en zijn niet van tafel en bed ge
scheiden echtgenoote verschuldigde hoofd
sommen wegens gemeentefonds- en ver
mogensbelasting te zamen, de laatste voor
zoover zij f. 5.per kind te boven gaat
(de z.g. gemengde hoofdsom).
Naar meening van B. en W. dient geen
gebruik te worden gemaakt van de moge
lijkheid om de finantieele draagkracht van
dc schoolgeldplichtigen te bepalen aan de
hand van feiten en omstandigheden door
de gemeente verzameld, omdat met die
verzameling een niet onaanzienlijk bedrag
gemoeid zou zijn en die gegevens het ver
mogen niet mogen betreffen. Ook zouden
zij geen gebruik willen maken van de mo
gelijkheid om het schoolgeld op de gege
vens van de personeele belasting te ba
seeren, aangezien op die wijze de finan
tieele draagkracht niet of althans veel
minder nauwkeurig kan worden bepaald,
dan naar de gemengde hoofdsom.
Verder meenen B. en W. niet in overwe
ging te mogen geven gebruik te maken van
de bij artikel 63, 6e lid. der wet gegeven be
voegdheid om te bepalen, dat ten aanzien
van sommige groepen van schoolgeldplich
tigen schoolgeld verschuldigd is, telkens
zoolang het inkomen over eep week, een
maand of een ander tijdvak koTter dan
een jaar, een bepaalde grens overschrijdt.
Het komt B. en W. toch voor, dat de aan
dc uitvoering van een dergelijke regeling
verbonden kosten, niet gedekt zouden wor
den door de uit die regeling voortvloeiende
hoogere opbrengst van het schoolgeld.
Evenzeer moeten B. en W. ontraden ge
bruik te maken van de door de wet ge
schapen mogelijkheid om de inning van 't
schoolgeld op te dragen aan de onderwij
zers, omdat het eventueele voordeel aan
dien maatregel verbonden, naar hun mee
ning zeker niet van dien aard zal zijn,
dat het zou opwegen tegen het nadeel het
welk het onderwijs daarvan zou ondervin
den en tegen de lasten welke daaraan voor
het onderwijzend personeel zouden zijn
verbonden.
Aangezien gegeéens betreffende het be
lastbaar inkomen bedoeld in de Wet op
de Inkomstenbelasting 1914, niet meer zul
len worden verstrekt, zal het schoolgeld
moeten worden berekend naar den maat
staf van de gemengde hoofdsom.
In die gemengde hoofdsom zijn de vol
gende elementen verwerkt:
1. het zuiver inkomen;
2. het aantal minderjarige eigen of aan
gehuwde kinderen, voor zoover deze niet
zelf in de gemeentefondsbelasting zijn
aangeslagen;
3. het in gezinsverband samenwonen
met andere in de gemeentefondsbelasting
vallende personen:
4. de plaatselijke levensstandaard, zoo
als deze tot uiting komt in de classificatie
voor de gemeentefondsbelasting;
5. het zuiver vermogen.
Ter verduidelijking van het begrip „ge
mengde hoofdsom" geven B. en W. het
volgende voorbeeld:
een schoolgeldplichtige, gehuwd, drie
kinderen, wonende in een gemeente als de
onze, welke in de tweede klasse is ge
rangschikt, heeft een inkomen van f. 3.000
en een vermogen van f. 25.000.—. In de ge
meentefondsbelasting wordt hij alsdan
aangeslagen naar een belastbare som van
f. 3.000.verminderd met 3 x f. 200.
kinderaftrek en vermeerderd met f. 100.—
wegens rangschikking van de gemeente in
de tweede klasse. De belastbare som be
draagt dan f. 2500.Aan hoofdsom ge-
meentefondsbelasting is verschuldigd f48
en voor het vermogen aan vermogensbe
lasting f. 20.Dit. laatstgenoemde, be
drag wordt verminderd met 3 x f. 5.De
gemengde hoofdsom bedraagt dan f.48.
f. 20.3 x f5.— f53.—.
Op grond van de wettelijke bepalingen
behoeft geen andere verandering in de
schoolgeldtarieven te worden gebracht dan
deze, dat het maximum-schoolgeld voor 't
gewoon lager onderwijs, in verband met de
daling van de gemiddelde kosten van dat
onderwijs, van f. 133.tot plan. f. 123.
moet worden teruggebracht. Wat het ta
rief van het schoolgeld voor het uitgebreid
lager onderwijs aangaat, zou eenige ver
hooging van het maximum-schoolgeld, wel
mogelijk zijn. Aangezien echter schoolgeld
plichtigen met een inkomen, waarbij het
maximum van het tarief van het school
geld wordt geheven, bij dit onderwijs
slechts sporadisch voorkomen, zou een
verhooging van het tarief hoofdzakelijk
drukken op de kleine- en middelinkomens.
Waar nu het verlies hetwelk het gevolg
zal zijn van de verlaging van het maxi
mum-schoolgeld, voor 't gewoon lager on
derwijs zal worden opgevangen door de
ZIJ DURFDE BIJNA NIETS ETEN.
ALTIJD INDIGESTIE TOTDAT ZIJ EEN
ONTDEKKING DEED.
„Ik kan Kruschen Salts niet hoog genoeg
roemen, want lk leed langen tijd aan indi
gestie; op 't laatst durfde ik bijna niets
meer te eten. Eenige maanden geleden be
gon ik Kruschen Salts te nemen, niet meer
dan eiken ochtend een beetje in mijn eerste
kop thee, en dit bleek werkelijk een prach
tige kuur te zijn. Ik ga door met Kruschen
Balts, en heb nu geen indigestie meer, lk
kan weer gewoon mee eten en voel mij veel
beter". Mej. A. P. te S.
Indien Uw voedsel niet snel en geregeld
door Uw inwendige organen wordt verwerkt,
begint het te gisten, er ontstaan gassen en
zuren, welke maagpijnen of onpasselijkheid
e.d. veroorzaken, zoodat elke voeding een
bron van ellende wordt. Bovendien hoopen
zich afvalstoffen in Uw lichaam op, welke
de algeheele gezondheid schaden. De zes
minerale zouten, waaruit Kruschen Salts is
samengesteld, hebben de eigenschap Uw
inwendige organen aan te sporen tot snelle
en geregelde werking. De afvalstoffen zul
len zich daardoor niet meer kunnen ophoo-
pen en worden geregeld verwijderd. Zoo
doende wordt ook de oorzaak van Uw on
passelijkheid en Uw maagbezwaren wegge
nomen. Slechts de kleine dagelijksche dosis
in Uw eerste kop thee of koffie op de nuch
tere maag, en alle spijsverteringsklachten
behooren tot het verleden. 103
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar
bij alle apothekers en erkende drogisten
a f. 0.40, f. 0.70 en f. 1.60 per flacon, omzet
belasting inbegrepen. Let op, dat op het
etiket op de flesch, zoowel als op de buiten
verpakking de naam Rowntree Handels
Maatschappij, Amsterdam, voorkomt.
(Ingez. Med.)
meerdere opbrengst als gevolg van den
nieuwen grondslag „hoofdsom vermogens
belasting", de nieuwe regeling voor de ge
meente derhalve ongeveer dezelfde op
brengst zal opleveren als de tot 1 Sept. j.l.
geldende en het schoolgeld slechts wordt
verhoogd voor een aantal van de school
geldplichtigen die een zeker vermogen be
zitten of die in gezinsverband samenwonen
met andere in de gemeentefondsbelasting
vallende personen, zouden B. en W. niet
wenschen te zien overgegaan tot verhoo
ging van de tarieven van het schoolgeld
voor het gewoon lager en uitgebreid lager
onderwijs.
Verder vestigen B. en W. er de aandacht
op, dat door het vervallen van de bepaling,
dat het schoolgeld moet worden geheven
van de ouders der leerlingen, of bij ont
stentenis van beide ouders, van de voog
den of verzorgers, de gemeenten thans de
vrijheid hebben gekregen zelf te bepalen,
wie schoolgeldplichtig zijn en dat thans
wettelijk is komen vast te staan, dat van
bésllsslngen op bezwaar- en verzoek
schriften beroep openstaat bij den Raad
van Beroep voor de Directe Belastingen en
van diens beslissing beroep in cassatie bij
den Hoogen Raad.
Wanneer B. en W. eindelijk nog opmer
ken, dat krachtens artikel 67, 3e lid, der
wet verschillende bepalingen, welke in de
bestaande heffingsverordening voorkomen,
moesten worden overgebracht naar de ver
ordening op de invordering van het school
geld, zullen de ontworpen verordeningen
op de heffing en invordering van 't school
geld geen andere toelichting meer ver-
eischen dan deze. dat het practischer
scheen het schoolgeld voor de school voor
buitengewoon lager onderwijs te zamen
met dat Voor het gewoon lager- en uitge
breid lager onderwijs bij een en dezelfde
verordening te regelen, omdat de beroeps
procedure voor het schoolgeld voor die drie
soorten van onderwijs voortaan gelijk zal
zijn en ook voor de heffing van schoolgeld
voor het buitengewoon lager onderwijs
geen opgaven betreffende de Inkomsten
belasting kunnen worden verkregen.
Thans komende tot het schoolgeld voor
het Gymnasium en de beide Hoogere Bur
gerscholen, deelen B. en W. mede, dat bij
paragraaf 3 van bovengenoemde wet nog
is bepaald, dat de op het tijdstip van in
werkingtreding van die paragraaf (n.l. 1
Maart 1936) van kracht zijnde verordenin
gen op de heffing en Invordering v. school
geld van gemeentelijke scholen voor mid
delbaar- en gymnasiaal onderwijs in de
gemeenten, waar overeenkomstige van
Rijkswege gesubsidieerde bijzondere scho
len gevestigd zijn, met ingang van 1 Sept.
1936 vervallen. Aangezien in onze gemeen
te dergelijke, gesubsidieerde bijzondere
scholen gevestigd zijn, zal derhalve een
nieuwe schoolgeldregeling voor het gym
nasiaal- en middelbaar onderwijs moeten
worden vastgesteld. Uit de op het desbe
treffend wetsvoorstel gegeven toelichting
blijkt, dat het in de bedoeling van de Re
geering ligt, dat de gemeenten, waar van
Rijkswege gesubsidieerde scholen voor
gymnasiaal- en middelbaar onderwijs zijn
gevestigd, met het oog op de regeling van
het Rijkssubsidie voor die scholen, de
schoolgeldregeling voor haar eigen scholen
zooveel mogelijk in overeenstemming bren
gen met de Rijksschoolgeldregeling. Aan
gezien nu de bestaande regeling voor het
Gymnasium en de beide Hoogere Burger
scholen vrijwel een copie is van de vorige
Rijksregeling, achten B. en W. aansluiting
bij de nieuwe Rijksregeling gewenscht.
Aangezien dit tarief ook is gebaseerd op
de gemengde hoofdsom, zal de gemengde
hoofdsom derhalve voortaan ook de maat
staf moeten zijn voor de heffing van
schoolgeld voor het Gymynasium en de
Hoogere Burgerscholen.
Wat verder de voor dit schoolgeld ont
worpen verordeningen aangaat, merken B.
en W. op. dat er wat de inrichting en wat
de redactie betreft, zooveel mogelijk is ge
streefd naar overeenstemming met de ont-
werp-verordeningen betreffende de heffing
er, invordering van schoolgeld voor de ver
schillende soorten van lager onderwijs.
Ten slotte deelen B. en W. nog mede,
dat de in de bestaande verordeningen op
de heffing van schoolgelden voor alle bo
vengenoemde soorten van onderwijs voor
komende bepalingen betreffende het on-
leggen van voorloopige aanslagen. n et
zijn overgenomen in de ontworpen veror
deningen. aangezien B. en W. voortaan
niet meer kunnen beschikken over de daar
voor benoodigde gegevens.