Zes man op zinkend schip - De onbewaakte overwegen LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Door 't wanhopige heen Ï7sie Jaargang FEUILLETON AUTO-ONGELUK OP ON BEWAAKTEN OVERWEG TE BEILEN. Een personen^ auto werd door een uit de ricihting Assen komenden sneltrein gegrepen en totaal ver splinterd. De bestuurder werd gedood. ZINKEND WALTTSCHVAARDERSS CHIP dat bij Kaap de Goede Hoop op de rotsen liep. Van de uit 12 koppen bestaande bemanning, verdronken er zes. De overigen wisten aan een verdrinkingsdood te.ontkomen, door in den mast te klimmen, waarin zij 15 uren hebben gezeten. De mannen in den-mast. OP 16 SEPTEMBER J.L. EENIGE UREN NA DE BESTUURSOVERDRACHT vertrok jhr. de Jonge, de afgetreden Landvoogd, met de ,,Sibajak" naar Holland. De scheidende gouverneur-generaal en zijn zoon, jhr. J. A. de Jonge, wuiven vanaf de brug van het schip de achterblijvenden toe. ORKAAN WOEDT AAN DE ATLANTISCHE KUST. De Amerikaansche stad Norfolk werd geheel onder water gezet. De foto toont een der straten van Norfolk na den orkaan. ENGELSCH MODE SNUFJE.Een smaak vol geheel in zwart en wit ENGELSCHE TROEPEN NAAR BRITSCH-INDIE. - Voor de inscheping. Het moeilijkste oogenblik: afscheid-nemen. Vrij naar het Amerikaansch van MARY HASTINGS BRADLEY door Mr. H. J. P. H. 19) Hij had zich na het vertrek uit New York geen enkele maal meer laten gaan en zich zelf keurig op den door haar gewenschten afstand gehouden. Maar zijn gevoel voor haar was dieper geworden en hij wachtte nu zijn tijd af. Wat zou het eind er van voor hen belden worden? Het diende nergens voor om naar het verleden te kijken en zichzelf voor te houden, dat het een dwaas heid was geweest een dergelijk huwelijk voor den vorm aan te gaan. Maar ze vond, dat het heel wat gemakkelijker voor haar zou zijn geweest haar gevoelens ten opzichte van Andy te bepalen, als ze niet eerst met hem getrouwd was. En dan nog wel op zoo'n afschuwelijke manier! Natuurlijk, ze kon er op staan, dat hij haar volgens zijn belofte de vrijheid terug zou geven. Maar innerlijk voelde ze voor bestendiging van het huwelijk. En met hem voelde ze medelijden. Hij scheen zoo'n on gelukkig leven gehad te hebben.... hij sprak zoo weinig over zijn jeugd. Eens had hij met bitterheid over een tante gespro ken, maar terstond daarop zijn mond ge houden. En over zijn studentenjaren hing een soort waas.... hij sprak er nooit dan uiterst vaag overMaar medelijden en genegenheid was niet genoeg. Of soms wèl? Nu en dan, als ze zijn oogen zoo verlan gend op haarzelf gevestigd voelde, kreeg ze behoefte hem met een glimlachje de verzekering en troost te geven, dat alles nog wel terecht zou komenAls ze maar wist Het dek lag vol borduurwerk en de ver- koopers drongen zich op aan de passa giers, die zich vroeg aan dek hadden ge waagd; maar aan de verschansing staande kreeg Anne het zalige gevoel van alleen te zijn met water en lucht en zon. Ze voelde zich opgelucht, alsof een groot deel van haar zwarigheden van haar afgevallen was. Het schip lag voor anker in een diep blauwe zee; de golven droegen witte kop pen; de meeuwen rezen en daalden in hun zweefvluchten. Ze werd zich bewust, dat er nog iemand in haar nabijheid aan de verschansing stond. Het was een Jonge man. En toen zij zich omdraaide om heen te gaan, keerde hij zich in tegenoverge stelde richting om en botsten ze tegen elkaar op. „Oh, sorry!" „Neemt u me niet kwalijk!" Het was iemand, dien ze nog niet eerder gezien had. Vreemd, dat ze hem niet had opgemerkt; het was toch zoo'n knappe jonge man. De jonge man nam haar een enkel oogenblik op en meende toen nog iets meer te moeten zeggen. „Wat een heerlijke ochtend, vind u niet?" „Schitterend. En de zee is zoo mooi?" zei Anne met vage opgetogenheid. „En zoo rustig en vlak," zei de Jonge man, „tot nog toe was het afschuwelijk ruw." Anne keek hem met wijd open oogen aan. „Vondt u dat? Ik meende, dat het aldoor heel mooi weer was van Engeland hier heen." „Maar ik kom van New York. Ik landde gisterenavond in Funchall, om deze boot nog net te kunnen pakken. Ik ben pas aan boord gekomen." „Daarom heb ik u dus niet eerder ge zien," zei Anne argeloos vriendelijk. „En ik u niet," zei de jonge man en beiden begonnen te lachen, al was er niet veel aanleiding toe. „Gaat u ook naar Afrika?" vroeg Anne en dat was wel wat dwaas, omdat het schip geen enkele andere bestemming had. Maar ze verbeterde het snel door er aan toe te voegen: „Om te-jagen?" „Ja, meest met de camera. Ik ben dol op filmen." „Wat leuk. Wij gaan later ook op jacht, na een oponthoud te Kaapstad. Ze vond hem echt iemand, die veel in de buitenlucht leefde, zóó verbrand door de zon, dat zijn tanden fel wit in zijn gelaat afstaken, als hij lachte. Hij had iets rid derlijks en innemends in zijn gezicht, dacht ze. Zijn donkere oogen stonden .bui tengewoon vroolijk. „Is dit uw eerste buitenlandsche reis?" vroeg ze onwillekeurig. „Ja. Mijn eerste verre reis ten minste. Ik heb nog wel eens wat meer dicht bij .huis rondgezworven." „Ik nog nooit. Ik ben nooit op zee ge weest, dan nu en dan een pleziertochtje langs de kust. Dat tplt niet mee, vindt u wel? Ik vind het heerlijk op het water." „Dan kunt u er van genieten, voordat we in Kaapstad zijn, Veertien dagen aan één stuk. „Krijg je er in - veertien dagen genoeg van, denkt-u?" Hij keek haar aan. Haar oogen stonden helder als de morgen en waren blauw als de zee. Over haar voorhoofd danste een schelmsch lokje haar onder haar witte baretje uit. Ze droeg een witte jumper en rok. Hij bedacht zich, dat hij niet op reis ge gaan was om met aardige meisjes te bab belen. Hij leunde wat verder over de ver schansing en zei langs zijn neus weg: „Sommigen hebben er in een kwartier genoeg van!" „Bent u soms bij de marine?" vroeg ze verder. „Neen, ik ben ingenieur." „Uit één van de Zuidelijke Staten?" „Is dat zoo merkbaar?" „Voor een landgenoot wel. Hebt u het niet aan mij gemerkt? Ik ben wel in het Noorden op kostsohool geweest om mijn accent kwijt te raken, maar dat is niet heelemaal gelukt." Zijn gelaat verstrakte. Hij staarde over het water en vroeg heel terloops: „Zijn er nog andere lui uit het Zuiden aan boord?" „Ik geloof van niet. De meeste passagiers zijn Engelsche ambtenaren met hun fami lie, die op verlof zijn geweest.en zij zeggen, dat wij de eenige Amerikanen aan boord zijn. Ik en.mijn man." Ze aarzelde altijd om dat woord te zeg gen. Het scheen of er een gordijn tusschen hen beiden dichtgeschoven werd. Hij ver trouwde zichzelf niet en durfde haar niet aanzien. Hij wist, dat de Harkens aan boord waren, dat had hij dadelijk gevraagd aan den steward, maar toch scheen het hem ongelooflijk, dat dit meisje Anne Harken was. Zij kon dat ongekunstelde aardige jonge ding met die lachende oogen onmogelijk zijn. Maar wat had hij dan eigenlijk ver wacht? Dat zijn roekelooze nichtje zou rondloopen als eeft met schuld beladen stakkerd? Het was nog al natuurlijk, dat het meisje zich opgetogen voelde over het geslaagde planHij voelde zich al niet zoo zeker meer van de argeloosheid harer oogen envan haar vragen. „Kent u Zuid-Carolina?" vroeg ze hem op dat oogenblik. „Heel oppervlakkig. Nog uit mijn jeugd," antwoordde hij. Toen zag hij een man uit een deur komen, hen beiden met vragen- den blik opnemen en langzaam naar hen toeslenteren. Het meisje keerde zich half om. „Hallo, Andyriep ze. Andy! Even flitste in Alexander de hoop op, dat hij zich vergist had, maar het vol gend oogenblik zei het meisje, bijna aar zelend: „Dit is mijn manHij keek den man strak aan. Hij was er bijna zeker van, dat hij hem al vroeger gezien had met zijn donkere oogen en breede schouders. „Mijn naam is Chadwick. Harvey Chad- wick," zei Alexander op effen toon. „Het is een vreemd geval, ziet u.... u moet Alexander Harken zijn." Hij bermerkte de terughoudendheid van den ander. „Juist!" „Ik heb een boodschap voor u van een klasgenoot," loog Alexander, „van de uni versiteit in Virginia. Hij heet Shippe. Ed mund Shippe. Ik trof hem in New-York en toen hij hoorde, dat ik met de boot naar de Kaap ging, toen vroeg hij me u zijn groeten over te brengen, omdat hij gelezen had, dat u op uw huwelijksreis naar Kaao- stad was. Eigenaardig dat ik u zoo dadelijk hier getroffen heb!" Andy lachte achte loos. „Ik zou zoo zeggen, dat het mevrouw Harken was, die u het eerst hier ont moet hebt!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5