77ste Jaargang Donderdag 24 September 1936 No. 39 EIGEN SCHULD Het verzoek aan de school door C. E. DE LILLE HOGER WAARD. Twee hondjes in hun auto. Die hadden toch zoo'n pech! Een wiel sprong van den wagen, Een tegenvaller, zeg! Juun trok nu vlug zijn jasje. Zijn warme jasje uit, Ging haastig aan den arbeid. Maar Tom een echte guit, Zei: Ik ga eerst eens kijken, Of ik ook iemand vind, Die 't zaakje op kan knappen Hoe of zoo'n hond 't verzint! Want.... het kwam voort uit luiheid! Toen hij den hoek om was, Ging hij heel kalmpjes zitten In 't lekker zachte gras! Vriend Juno moest maar zwoegen, Maar die was ook niet dom! Hij maakte vlug den wagen, Reed weg toen zonder Tom! Nog heel lang bleef Tom zitten In 't lekker zachte gras En toen hij eens ging kijken, Hoe ver vriend Juno was.... Deed hij maar niets dan blaffen. Och, och. wat was hij kwaad! Had hij ook maar geholpen! 't Berouw kwam wel wat laat! (Nadruk verboden). 2) (Slot) Suze keek voor zich en gaf geen ant woord. „Nu kind, hoe zit dat?" drong moeder aan. ,,'k Heb voor die dertig cent een plak chocolade gekocht, moeder". Streng klonk moeders stem toen ze vroeg „En je zakgeld?" Bijna onhoorbaar kwam het antwoord: „Gesnoept.". „Is je spaarpot dus heelemaal leeg?" „Nog acht en een halve cent is er in, moeder" „Voortaan zal ik je zakgeld bewaren kind 'k Zie dat het je niet toevertrouwd is. Maar wat val je me tegen. Je weet hoe'n hekel ik aan dat gesnoep heb en toch doe je het Hoe het nu met het kinderziekenhuis moet, moet je zelf maar weten. Maar dit staat vast: als je niet graag, met liefde iets ge ven wilt, dan mag je het niet eens doen. Dan zal ik me wel tot het Hoofd van je school wenden en het met haar in orde maken. Denk nu maar eerst goed na, eer je mij je besluit meedeelt." Meer nog dan aan moeders woorden zag Suze aan haar gezicht hoe teleurgesteld moeder was. Ze bleef 't verdere van dien avond heel stil, en vader, die blijkbaar tloor moeder ingelicht was, trachtte haar niet door zijn plagerijen aan 't lachen te maken. Toen 't later bedtijd werd, was de eerste aanmaning al voldoende om Suze te doen opstaan. Met een zacht „wel te rusten vader, wel te rusten, moeder", verliet ze de kamer. Boven in haar kamertje stond ze weer voor haar boekenkast. Zou ze dan toch maar een boek geven? Maar moeder sprak wed van een paar boeken. Dus als ze er met één aankwam zou dat vast wel niet goed wezenZon der tot een besluit te zijn gekomen, ging Suze naar bed. Maar 't duurde lang eer ze den slaap kon vatten. Telkens wendde ze zich om en omtot eindelijk 't was al meer dan tien uur, ze in een onrustigen slaap viel. Maar zelfs in den slaap liet haar dat wat haar den geheelen dag had bezig ge houden,. niet los. Ze droomde dat toen ze met vader boven aan 't stoeien was, ze plotseling van de trap afviel. Ze probeerde op te staan, maar 't ging niet. Kreunend van pijn werd ze door vader naar bed gedragen. Toen kwam de dokter en die zei, dat 't lang, heel lang duren zou eer ze weer loopen kon. Ze mocht ook niet thuis blijven; ze moest naar 't kinderziekenhuis. Ze werd er heen gebracht, en toen ze er een paar weken was, en zich iets beter begon te gevoelen, vroeg ze aan de zuster om een leesboek. Doch de zuster schudde het hoofd. „Nee, Suze", zei ze, „boeken mag ik jou niet geven. Want toen jij gezond was, wilde je immers niet één boek voor ons huis af staan? Nu mag ik jou ook geen boeken geven". Schreiend werd ons meisje wakker, 't Scheen haar alsof hetgeen ze droomde werkelijk gebeurde. Ze kon ook niet da delijk weer in slaap komen. Lang dacht ze na en toen ze eindelijk weer in een rustigen, diepen slaap viel, was haar be sluit genomen. 's Morgens, voordat ze zich gewasschen en gekleed had, stond ze opnieuw voor haar boekenrekje. Weer nam ze de deeltjes in haar hand, maar nu niet om ze op hun plaats terug te zetten. Met drie van de mooiste, dikste boeken in haar handen, daalde ze de trap af. Vader was al vertrokken, maar moeder wachtte haar meisje aan 't ontbijt. „Moeder", vroeg Suze na de begroeting „moeder, mag ik deze boeken aan 't zie kenhuis geven?" „Drie?" vroeg moeder verbaasd, terwijl ze naar de boeken in Suze's hand keek, „drie? Van mij mag je wel Suus, maar 't zijn geloof ik je mooiste is 't niet?" „Dat geeft niet moeder, 'k wil ze graag geven". En nog voor moeder vragen kon hoe die verandering zoo gekomen was, begon 't meisje haar droom te vertellen. ,0, moeder, en 't was net of het echt waar was", besloot ze haar verhaal. „En toenen toenzag ik pas, hoe erg het is om in een ziekenhuis te moeten liggenen.... en.... hier werd Suze's stem haast fluisterend, enenhoe leelijk 't van me was dat ik niets geven wou". Hartelijk trok moeder haar meisje naar zich toe en gaf haar een kus. ,,'k Ben blij kind, dat je het nu zelf in ziet en dat je nu met liefde iets geven wilt. Alleen wat we met liefde geven, heeft echte waarde." Een paar dagen later kwam Suze opge togen uit school. „Moeder, moeder, hoort u eens, de meis jes die wat gegeven hebben, mogen ia 't

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 11