RECTORAATS-OVERDRACHT AAN DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 21 September 1936 Derde Blad No. 23464 De lotgevallen der Academie in het afgeloopen jaar 77ste Jaargang Rede van prof. mr. A. S. de Blécourt FAILLISSEMENTEN Foto Godfried de Groot, Amsterdam. DE AFTREDENDE RECTOR. PROF. MR. A. S. DE BLÉCOURT. In het groot-auditorium der Universiteit heeft de rector-magnificus prof. mr. A. S. de Blécourt hedenmiddag in tegenwoordig heid van curatoren, hoogleeraren, lectoren, privaat-docenten, studenten en andere be langstellenden de rectorale waardigheid overgedragen aan zijn opvolger, prof. dr. J. van der Hoeve. Prof. de Blécourt gaf daarbij een over zicht van de lotgevallen der Universiteit in het afgeloopen academische jaar, waaraan het volgende is ontleend: „Reeds was dit verslag op afdrukken ge geven, toen het heuglijk bericht van de ver loving van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, met Zijne Hoogheid Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld Leiden van vreugde vervulde. De Universiteit van Leiden, wier trots het is. dat zooveel telgen van het doorluchtig Huis van Oranje hier een deel van hun opleiding hebben gehad, en die ook Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana onder haar"leerlingen mocht tellen, is niet achter gebleven, om op 8 September 1936 van gan- scher harte in de nationale feestvreugde te deelen en haar gevoelens eerbiedig ken baar te maken aan Hare Majesteit de Ko ningin en aan Hare Koninklijke Hoogheid de Prinses zelve. Het is mij een voorrecht, dat ik dit verslag met deze belangrijkste gebeurtenis mag beginnen. Moge deze verbintenis, onder Gods zegen, strekken tot Haar geluk en tot heil van ons dierbaar Vaderland." Spr. gaf vervolgens een opsomming van de Leidsche Academici en andere bij onze Alma Mater betrokkenen, die in het ver slagjaar de Universiteit door den dood ont vielen, zoomede van de mutatiën, welke zich in het docentencorps voordeden en de on derscheidingen, welke aan zijn leden ten deel vielen. Na te hebben stilgestaan bij de aanbie ding van het Prins Willem-orgel, het insti tuut der ruilprofessoren en de representatie gaf spr. een overzicht van de inschrijvingen ln het jaar 1935—1936. Deze waren als volgt: Crommelin te Bloemendaal. waarvan het grootste deel ging naar het Museum van Natuurlijke Historie. De Rockefeller-Foundation zegde 3000 dollars toe voor de Inrichting van het Labo ratorium voor de pharmacologic, dat, inge volge belofte der Regeering, zal worden ge huisvest deels in het ontruimde hygiënisch laboratorium, deels in een stuk van het pathologische laboratorium en deels in een nieuw bij te bouwen perceel. De verzameling schilderijen van overleden hoogleeraren werd door schenking uitge breid. De Commissie voor het Universiteits gebouw, bestaande le. uit den rector inder tijd, 2e. uit den archivaris van den Senaat, 3e. uit den hoogleeraar in de kunstgeschie denis, zorgt voor de distributie over Senaats kamer en Faculteitskamers. Nopens de gebouwen der Universiteit val len enkele bijzonderheden te vermelden: Het gebouw, waarin wij ons bevinden, is in de groote vacantie vertimmerd. Wie bijzon derheden verlangt, ga zien in het Klein- Auditorium. De verbouwingen, die staan ondernomen te worden in de aangrenzende perceelen op het Rapenburg, trek ik pro memorie voor mijn opvolger uit. Het Sinologisch Instituut is overgebracht naar de eerste verdieping van den westelij ken vleugel van het voormalige Academi sche Ziekenhuis. Het Anorgariisch-chemisch Laboratorium onderging een uitbreiding, naardien op de binnenplaats een nieuwe afdeeling is ge bouwd. Het Sinologisch Instituut stelde, te begin nen met den cursus 1936 1937, een studie beurs in voor studenten in het Chineesch. Het Academisch Historisch Museum be looft, dank zij de energie van de secretaresse mevr. Idenburg—Siegenbeek van Heukelom, eerlang een zoo belangrijke verzameling te worden, dat enkel een bezichtiging van dit Museum een reis naar Leiden waard zal zijn! Het verslag van de lotgevallen van de Universiteit fs ten einde. Maar het is bijna stijl, dat de aftredende rector ook nog desi derata of gravamina ventileert. Ik heb er; FACULTEIT Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid Geneeskunde Wis- en Natuurkunde Letteren en Wijsbegeerte Rechten en Letteren Tezamen In den cursus 19341935 waren de totalen totaal der Ingeschre venen 150 430 962 466 276 205 2489 voor de eerste maal Ingeschre venen 36 155 160 95 66 59 2581 571 590 vrouwelijke Ingeschre venen 23 93 200 47 133 20 voor enkele lessen Inge schrevenen 14 36 516 639 52 59 Over de schenkingen en legaten, aan de Universiteit gedaan en vermaakt, het vol gende: Aan het Prentenkabinet schonk Iemand, die onbekend wenscht te blijven, het aan het gebouw, Kloksteeg 25 gren zende pand, waardoor niet alleen brandge vaar is verminderd, maar ook bergruimte verkregen. De vereeniging Lucas van Leyden schonk aan het Prentenkabinet een fraaie teekening van Jan van Goyen, voorstellen de de Vischbrug in 1655. Aan het Historisch Museum van de Uni versiteit werd van het Munt -en Penning kabinet te Leiden in bruikleen ontvangen een gouden eerepënning, die Boerhaave als student heeft verworven. Wijlen prof. dr. C. Snouck Hurgronje ver maakte aan de Universiteits-Bibliotheek zijn kostbare boekerij, waarin nevens dui zenden van gedrukte boeken, ook talrijke handschriften zich bevinden. Deze schen king beteekent voor onze Bibliotheek een belangrijke aanwinst. Zoo zal hiermede de naam van Snouck Hurgronje in Leiden blij ven voortleven. Aan het Universiteitsfonds legateerde hij f. 1000. De erfgenomen van wijlen prof. dr. W. van der Vlugt schonken aan de Universi teits-Bibliotheek zijn tot 1923 bijgewerkte dictaten. De oud-hoogleeraar Uhlenbeck gaf haar ten geschenke tal van Baskologische en Iberologische boekwerken. De hoogleeraar in het Chineesch Duiven- dak bracht van een reis naar China, in de zomervacantie 1935 ondernomen, ongeveer 10.000 Chineesche boekdeelen voor onze Bibliotheek mee. Daaronder bevond zich een belangrijk geschenk van de Chineesche Regeering, bestaande uit 2000 deelen. te Weten zeldzame werken uit de voormalige Keizerlijke Bibliotheek te Peking, genaamd: Sze-k'oe-tsj-'uan-sjoe-tsjen-pen. Mevr. Van den Broek—Cremer te Was senaar schonk aan de Universiteit een aantal Oostersche handschriften afkomstig Van wijlen haar echtgenoot. Het Herbarium ontving een deel van het doekenlegaat van mej. C. A. van Wickevoort wie heeft er niet? Doch in onze prille jeugd werd ons werd mij althans geleerd, „dat een verstandig kind geen dingen moet begeeren, die hij tevoren weet, dat hij niet krijgen kan." Naar dit voorschrift wensch ik mij thans, op rijperen leeftijd, te ge dragen. Wat ik vraag, kost namelijk geen geld! Toen er schaarschte was aan geneeskun digen, vooral te platten lande, heeft men behalve aan degenen, die het gymnasium ten volle hadden afgeloopen, ook aan hen, die einddiploma van de hoogere burger school hadden verworven, en wat beden kelijk was aan personen, die toegelaten waren tot de 5e klasse van het gymnasium en aan degenen, die het z.g. litterarisch- mathematisch examen hadden afgelegd, de gelegenheid gegeven ,om arts te worden. Na verloop van tijd was Nederland genoegzaam van geneesheeren voorzien en heeft de wet gever met wijs beleid de twee laatst vermel de medicinale bronaderen afgesnoerd, daar bij tevens aan het opkweeken van litteraire mathematica een einde makende. Te allen tijde is in ons dierbaar vaderland de liefde tot het recht zoo groot geweest, dat er steeds overvloed was van meesters in de rechten. En toch ziet men met betrekking tot de juristen den wetgever precies de te- genovergestelde methode toepassen, die hij volgde bij de artsen. Voorwaarde om juridi sche examens te doen was: bezit van eind diploma A gymnasium of van diploma staatsexamen A. Twee wegen dus leidden naar het doel. Thans zijn er, wél geteld: tien. Vele wegen leiden naar Rome. Maar hier koos men wegen, die Rome voorbij of er vlak langs gaan. Tot voorbeeld noem ik eenige bewandelaars dier wegen. Daar is vooreerst de hoog. burgerscholier, die in één jaar Latijn en Grieksch leert voor staats examen-B, slaagt en rijp is voor de studie van Romeinsch en Oud-Vaderlandsch Recht. Daar is de kweekeling van Bandoeng, een klassiek bijgewerkte burgerscholier, die een vernisje Latijn meekreeg, slaagt en rijp is alsvoren. Daar is de dertigjarige, die in een bijzonder geval verkeert en „van der DE NIEUWE FUNCTIONARIS, PROF. DR. J. VAN DER HOEVE jeugd af zich tot de rechtsstudie bijzonder aangetrokken gevoelde" (ik citeer uit het hoofd uit de door de reflectanten gepresen teerde requesten). Daar zijn de vele cate gorieën ingenieurs, veeartsen, landbouw- en handelsdoctorandi Daar zijn de Indische burgerschool-juristen, die bij verrassing ble ken ook een categorie te vormen, die te za- men met ingenieurs, veeartsen .landbouw- en handelsdoctorandi, gebruik kunnen ma ken en dan ook maken van de Wet-de Kan ter (art. 133, lid 3, der H. O. Weti. Deze wet is bij de twee Kamers der Staten-Generaal telkens in veel minder dan één uur,van onbedachtzaamheid" aanvaard en heeft via den verantwoordelijken Minister den weg naar het Staatsblad gevonden. Zou men in denzelfden geest van onbedachtzaamheid niet het litterarisch-mathematisch uit zijn slaap wekken, opdat een elfde weg geopend kan worden, die zooal niet naar de college zalen, toch naar de examenkamers der Ju ridische Faculteit leidt? Allen welkom! Hoe bonter, hoe beter! Nooit te veel! Maar neen, ,het is genoeg"; men vergete het niet; deze zaak heeft een ernstigen kant. Het is niet de vraag, of men rechtskundig inzicht kan verkrijgen, ook bij andere voor opleiding dan de gymnasiale (afdeeling A). Maar het betreft hier deze vraag: wil men het Romeinsch Recht en het Oud-Vader landsch Recht, kortom de historische rechts- beoefening, verplicht s,tellen voor ieder, die aan de Universiteit juridische examens af legt? Ja of neen? D ewetgever heeft geko zen en heeft ja geantwoord. Welnu dan moesten er niet anders dan de 2 eerstge noemde wegen van voorbereiding zijn, die den toegang tot die examens verschaffen. Voor de bestudeering van Romeinsch en Oud-Vaderlandsch Recht is kennis van oude talen en een andere geschiedkundige pro- paedeuse dan de burgerschool verschaft, noodig. Die kennis zal nog noodiger worden, als vroeg of laat, gelijk overal elders, ook het kanonieke recht onder de leervakken wordt betrokken. Ons hedendaagsch recht steunt voor een deel ook op kanonniek recht, wat veelal niet anders is dan een verder ont wikkeld Romeinsch Recht. Wil men de hi storische beoefening van het recht aan de Universiteiten voor alle juristen handhaven, dan zal men de thans vigeerende wettelijke bepalingen dienen te herzien. Maar, zal men mij tegen voeren, er zijn toch perso nen. die eindexamen burgerschool en staats examen-B aflegden, en die toch vooraan staande juristen zijn geworden. Zeker, maar romanisten en rechtshistorici toch niet dan na door eigen studie hun kennis van Latijn en geschiedenis te hebben aangevuld. En het gaat hier over de vooropleiding tot deze nog altijd verplichte vakken. Bovendien: quod licet Jovi. non licet bovi! Men dient niet op uitzonderingen, maar op den regel te letten. Ik heb een tweede grief, die met de voor afgaande samenhangt. Zelfs onder de stu denten met diploma A in den zak zijn er, die eenvoudig Latijnsch proza niet vlot kunnen vertalen. Zou dit ook hieraan te wijten zijn, dat men zelfs in de A-afdeelingen van de twee hoogste klassen van het gymnasium de dr wiskunde heeft gehandhaafd? Aan de menschen van de B-rubriek, ook aan de hoogere burgerscholieren, wordt gaarne de plaats in de zon gegund, waarop zij met het oog op de studie in de B-vakken recht hebben, inclusief het ius promovendi. Maar waartoe dient de kwelling, om personen, die aanleg noch liefhebberij voor de exacte wetenschappen hebben, ook in de A-afdee- ling te achtervolgen met het tijdroovend getob over wiskundig huiswerk. Hoeveel tijd wordt hierdoor niet ontroofd aan de studie der andere vakken! Zou men niet reeds in de 4e klasse de wiskunde vaarwel zeggen? Met rekenkunst, eenige algebra en vlakke meetkunde is, na toelating tot de 4e klasse, de aanstaande theoloog, lit terator en jurist voor «ijn heele verder leven voldoende uitgedost. „Er is verschei denheid der gaven". Het is alsof onze wet gever der apostel Paulus heef misverstaan en de volle verscheidenheid der gaven in elk gymnasiast aanwezig heeft geacht. De bevoorrechting der opleiding aan de burgerschool en in de B-afdeeling van het gymnasium is te verklaren door de actie, die de propagandisten voor de wiskundige opleiding gemaakt hebben. Men leert leerde althans - aan de jeugd: „wie vraagt krijgt niks". Voor het tegenwoordig tijds gewricht staat wél vast, dat wie niet vraagt heelemaal niets krijgt. Tot dusver was er nooit een actie, om eindelijk eens degenen, die roeping nach aanleg voor de wiskunde gevoelen, te bevrijden van het verdriet, dat de gedwongen beoefening ervan meebrengt Wordt het geen tijd, dat men zulk een actie begint? Wij leven immers in een tijd van ageeren en van actie, zelfs van agi tatie. De studie van de klassieken op het gymnasium en aan de Universiteit zal bij het succes van zulk een actie wél varen, maar ook die der andere A-vakken, van de theologie, de geschiedenis, de moderne talen, de rechten. Ook de beoefenaren en toekomstige beoefenaren dezer vakken heb ben recht op een plaats in de zon! Zooals het nu staat, heeft hij, die aanleg heeft voor exacte wetenschappen, gelegenheid om in de burgerschool een opleiding te ontvangen, die voor werk. dat hem niet ligt, weinig beslag op zijn tijd legt. Maar hij, die dien aanleg mist en de A-afdee- ling van het gymnasius kiest, vindt geen rust voor het hol van zijn voet. Laten bij een nieuwe regeling van de studie in de A-afdeeling van het gymnasium de hee- ren van de burgerschool de handen er af houden. Aan de B-afdeeling het Grieksch te ontnemen in de hoogste klassen, 'zooals wel eens is voorgesteld, zal vermoedelijk als tegenprestatie gaarne worden gegund. Nog eens: „Er is verscheidenheid der gaven". Spr. bracht vervolgens verslag uit van de beoordeeling der prijsvragen. Op de prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Godgeleerdheid, luidende: „De faculteit verlangt een onderzoek naar den aard en het gezag van het geweten", zijn twee antwoorden binnengekomen; éen onder het motto: „Gehören nicht viele der Elemente aus denen es (des Menschen Ich) sich aufbaut der Welt vor und ausser ihm an..", en een onder 't motto „Cordis Scientia". Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, luidende: „De faculteit verlangt een syste matisch en kritisch onderzoek naar de toe passing der delegatie van wetgevende macht in de Nederlandsche crisiswetge ving, is één antwoord ingekomen onder het motto: „Geen hoogheyt was het recht der wetten oit ontwassen". Op de tweede prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, luidende: „De faculteit verlangt een histo- risch-kritische behandeling van de Aristo telische theorie der revoluties", is één ant woord ingekomen onder het motto: „Nul- lius addictus iurare in verba magistri". Al deze antwoorden werden noch een bekroning, noch een eervolle vermeldin: waardig gekeurd. Op de prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, lui dende: „De faculteit vraagt een onder zoek welke Oudgermaansche woorden uit onze taal verdwenen kunnen zijn door klankwettig ontstane homonymie. Vgl. Gil liéron's opvattingen over homoniemenvrees en verder S. Singer. Beitr. 48 (19241 bl. 132 v.v.", kwam één antwoord in onder de ken spreuk: „Sapere aude". In dit antwoord staan goede kwaliteiten tegenover de gebreken, maar zij compen- seeren deze niet in die mate, dat de ver handeling voor een bekroning met de gou den medaille in aanmerking kan komen. De faculteit koestert echter goede verwach tingen van dezen schrijver en meent, dat zijn werk een eervolle vermelding waar dig is. Bij opening van het naambriefje bleek de schrijver te zijn de heer A. P. Kieft, doc_ torandus in de letteren aan de Gemeen telijke Universiteit van Amsterdam. Ik wensch namens den Senaat dezer Uni versiteit den heer Kieft geluk met de eer volle onderscheiding, die hem een aanspo ring zij tot verdere studie in het vak zijner keuze, tpt dusver door hem op zoo geluk kige wijze beoefend. Nog twee aangename plichten wachten mij. Vooreerst dank te brengen aan den pro-secretaris. Toen ik het rectoraat had aanvaard, gewerd mij van mijn voorgan ger in de bediening een bundel schriftelijke stukken, betiteld: „Usus Academicus". Ik heb hem zelden geraadpleegd. Hij gaat van avond naar mijn opvolger. Want gij, waar de Krom, waart mij een levende Usus Aca demicus, wien ik nimmer tevergeefs voor lichting vroeg. Pleegde ik daarbij abusus, vergeef het mij en aanvaard mijn hart- gror.digen dank. Thans een woord tot u, die op het punt staat het rectoraat van mij over te nemen. Gij hebt in het ambtsjaar, dat vóór u ligt, tijd te vinden, als voorheen, voor uw veel soortig werk van hoogleeraar en genees heer Bovendien zal de bediening van het rectoraat tijd kosten. Twee bevindingen bied ik u ter troostvolle overdenking aan. De eerste is deze: Hoe meer werk men krijgt, hoe meer tijd men vindt; slechts de rentenier komt tijd te kort. Een tweede bevinding ontleen ik aan de uitspraak van een Fransch geleerde: „Rien n'élève notre personne comme d'incarner, malgré sa fragilité, la continuité magnifique d'une institution". Terwijl lk het academische jaar 1936/1937 thans aangevangen verklaar, kwijt ik mij ten slotte van de tweede der zooeven be doelde aangename plichten, nu ik de eer ste mag zijn, die u met de verworven waar digheid geluk wensch, waarde Rector Mag nificus Van der Hoeve! Uitgesproken: J- Botermans, exploitant van een bouw en woningbureau, Leiden, Kamerlingh Onneslaan 6. R.-c. mr. M. A. van Rijn van Alkemade. Cur. mr. H. Burgersdijk, Leiden. A. v d. Berg. veehouder. Hazerswoude, Rietveld Wijk G 10. R.-c jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen. Cur. mr. E J. M. H. Bolsius, Leiden. Wed. M. Kulk, geboren L. F. Spaander man, Leiden, Stationsweg 55 en aldaar ex- ploiteerende het café-restaurant Zomer- lust. R.-c. mr. A B. Bommezijn. Cur. mr. E. A. Cosman, Leiden. In de week van 14 t/m 19 SePt. werden in- Nederland 91 faillissementen uitge sproken. der N.L.S., H. M. Schmidt Crans. maakt de reis als passagier mee. Het voornemen is om via Weenen naar Istamboul te vlie gen en verder over Klein Azië en Palestina naar Cairo en Westwaarts naar Tripolis en Tunis. Aldaar zal de Middellandsche Zee worden overgestoken naar Sicilië en voorts door Italië de terugreis worden aan vaard. CAMPBELL BLACK GEDOOD. BIJ EEN VLIEGTUIGBOTSING TE LIVERPOOL. De bekende vliegenier Campbell Black, die tezamen met Scott de groote Londen-Melbourne-race won, is Zater dag omgekomen bij een vliegtuigongeval op het vliegveld van Liverpool. Black was voornemens deel te nemen aan een race EngelandJohannesburg. Startend met het toestel, dat op die race naar den prijs zou mededingen, de „Miss Liverpool" kwam hij in bot sing met een ander vliegtuig. Black werd niet op slag gedood, doch overleed kort na aankomst in het ziekenhuis. Wijlen Campbell Black. Het ongeval heeft zich aldus toege dragen De „Miss Liverpool" en een militair vliegtuig wilden tegelijk opstijgen, doch de toestellen kwamen in botsing, waarbij de propeller van het militaire toestel Black een slag gaf en hem de ruggegraat brak en diepe wonden in den rug toebracht. Toen Black naar het ziekenhuis werd vervoerd lag hij reeds in doodsstrijd. Hoe de botsing is ontstaan weet men nog niet-, wel kan nog worden gemeld, dat een lichte mist op het vliegveld hing. Thomas Campbell Black was 39 jaar ge leden als zoon van den burgemeester van Brighton geboren. In 1916, op nog geen twintigjarigen leeftijd, haalde hij zijn brevet als oorlogsvlieger, maar aan het front heeft hij slechts enkele malen ge vlogen. Na den oorlog nam hij dienst bij de R.A.F., die hem als vlieger naar de Kenya-kolonie zond, waar de vliegerij nog pas begonnen was. Na 3 dienstjaren werd hij particulier vlieger van den burggraaf Furness en eenigen tijd later bestuurde hij het toestel van den Prins van Wales bij diens bezoek aan Oost-Afrika, waar hij door de ziekte van Koning George zoo plotseling vandaan werd geroepen. Black bracht den prins toen van het binnenland naar Nairobi. In 1929 vloog hij van die stad naar Engeland in een solovliegtuig in 8 dagen en het volgend jaar maakte hij de eerste solo-vlucht van Nairobi naar Zanzibar in 5 uur 20 min., voor welke pres taties hem de Manfield Robinson-medaille werd uitgereikt. In 1931 redde hij den Duit- schen vlieger Ernst Udet, die op een tocht in Afrika een noodlanding in "de woestijn had moeten maken. In hetzelfde jaar legde hij in een kleine Puss Moth een afstand af van 1600 mijl - ruim 2560 KM., in een etmaal. Zijn grootste vermaardheid verwierf Black echter als winnaar van den lucht- wedstrijd naar Melbourne in 1934, dat hij in gezelschap van Scott in 71 uur en 54 mi nuten bereikte. Bij zijn aankomst kreeg hij de zilveren medaille van de Koninklijke Luchtvaartvereeniging. Kort na zijn terugkeer werd hij lucht vaartmedewerker aan de News Chronicle en trad hij in het huwelijk met de actrice Florence Desmond, die hem beloofd had zijn vrouw te worden, zoo hij de race naar Melbourne won. Zij vernam het ontzettende nieuws tijdens een tooneel-repetitle Sinds vorig jaar vloog Black voor eigen rekening in de inmiddels opgerichte Campbell Black air Ltd., waarin zijn echt- genoote een administratieve rol vervulde. DE HEER A. F. BRONSING IN AMERIKA. SPORTVLIEGER NAAR DEN BALKAN. Zaterdagmiddag om halftwee is de sport vlieger ir. J. E. F. de Kok. directeur der B. I.M. in zijn Leopard Moth vliegtuig PHFDK van Ypenburg vertrokken naar den Tilkan. Vele vrienden kwamen dezen vliegenden voorzitter der Kon. Ned. Ver. voor Lucht vaart uitgeleide doen. De chef-inspecteur Voor onderhandelingen met de Good Year. Reuter meldt uit Lakehurst: Met het luchtschip „Hindenburg" is te Lakehurst aangekomen de heer A. F. Bron- smg, directeur der stoomvaartmaatschap pij „Nederland" en voorzitter van het syn dicaat voor luchtschipverkeer met Neder- landsch Indië, die mededeelde dat het de bedoeling van dit syndicaat is een passa giers- en vrachtdienst per luchtschip te openen over den Atlantischen Oceaan. Hij zeide over den bouw van het eerste luchtschip met de Goodyear Zeppelinmaat schappij te Akron 'Ohioi in onderhande ling te zijn. terwijl hij voorts mededeelde, dat met toestemming van dr. Eckenar (wee jaar lang een officiecle waarnemer van het syndicaat aan boord van de „Graf Zeppe lin" de reis heeft meegemaakt. (Bedoeld is hier de heer Van Tijen).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 9