RECTORAATS-OVERDRACHT AAN
DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 21 September 1936
Derde Blad
No. 23464
De lotgevallen der
Academie in het
afgeloopen jaar
77ste Jaargang
Rede van
prof. mr. A. S. de Blécourt
FAILLISSEMENTEN
Foto Godfried de Groot, Amsterdam.
DE AFTREDENDE RECTOR.
PROF. MR. A. S. DE BLÉCOURT.
In het groot-auditorium der Universiteit
heeft de rector-magnificus prof. mr. A. S.
de Blécourt hedenmiddag in tegenwoordig
heid van curatoren, hoogleeraren, lectoren,
privaat-docenten, studenten en andere be
langstellenden de rectorale waardigheid
overgedragen aan zijn opvolger, prof. dr.
J. van der Hoeve.
Prof. de Blécourt gaf daarbij een over
zicht van de lotgevallen der Universiteit in
het afgeloopen academische jaar, waaraan
het volgende is ontleend:
„Reeds was dit verslag op afdrukken ge
geven, toen het heuglijk bericht van de ver
loving van Hare Koninklijke Hoogheid
Prinses Juliana, met Zijne Hoogheid Prins
Bernhard zur Lippe-Biesterfeld Leiden van
vreugde vervulde.
De Universiteit van Leiden, wier trots het
is. dat zooveel telgen van het doorluchtig
Huis van Oranje hier een deel van hun
opleiding hebben gehad, en die ook Hare
Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana onder
haar"leerlingen mocht tellen, is niet achter
gebleven, om op 8 September 1936 van gan-
scher harte in de nationale feestvreugde te
deelen en haar gevoelens eerbiedig ken
baar te maken aan Hare Majesteit de Ko
ningin en aan Hare Koninklijke Hoogheid
de Prinses zelve. Het is mij een voorrecht,
dat ik dit verslag met deze belangrijkste
gebeurtenis mag beginnen.
Moge deze verbintenis, onder Gods zegen,
strekken tot Haar geluk en tot heil van ons
dierbaar Vaderland."
Spr. gaf vervolgens een opsomming van
de Leidsche Academici en andere bij onze
Alma Mater betrokkenen, die in het ver
slagjaar de Universiteit door den dood ont
vielen, zoomede van de mutatiën, welke zich
in het docentencorps voordeden en de on
derscheidingen, welke aan zijn leden ten
deel vielen.
Na te hebben stilgestaan bij de aanbie
ding van het Prins Willem-orgel, het insti
tuut der ruilprofessoren en de representatie
gaf spr. een overzicht van de inschrijvingen
ln het jaar 1935—1936.
Deze waren als volgt:
Crommelin te Bloemendaal. waarvan het
grootste deel ging naar het Museum van
Natuurlijke Historie.
De Rockefeller-Foundation zegde 3000
dollars toe voor de Inrichting van het Labo
ratorium voor de pharmacologic, dat, inge
volge belofte der Regeering, zal worden ge
huisvest deels in het ontruimde hygiënisch
laboratorium, deels in een stuk van het
pathologische laboratorium en deels in een
nieuw bij te bouwen perceel.
De verzameling schilderijen van overleden
hoogleeraren werd door schenking uitge
breid. De Commissie voor het Universiteits
gebouw, bestaande le. uit den rector inder
tijd, 2e. uit den archivaris van den Senaat,
3e. uit den hoogleeraar in de kunstgeschie
denis, zorgt voor de distributie over Senaats
kamer en Faculteitskamers.
Nopens de gebouwen der Universiteit val
len enkele bijzonderheden te vermelden:
Het gebouw, waarin wij ons bevinden, is in
de groote vacantie vertimmerd. Wie bijzon
derheden verlangt, ga zien in het Klein-
Auditorium. De verbouwingen, die staan
ondernomen te worden in de aangrenzende
perceelen op het Rapenburg, trek ik pro
memorie voor mijn opvolger uit.
Het Sinologisch Instituut is overgebracht
naar de eerste verdieping van den westelij
ken vleugel van het voormalige Academi
sche Ziekenhuis.
Het Anorgariisch-chemisch Laboratorium
onderging een uitbreiding, naardien op de
binnenplaats een nieuwe afdeeling is ge
bouwd.
Het Sinologisch Instituut stelde, te begin
nen met den cursus 1936 1937, een studie
beurs in voor studenten in het Chineesch.
Het Academisch Historisch Museum be
looft, dank zij de energie van de secretaresse
mevr. Idenburg—Siegenbeek van Heukelom,
eerlang een zoo belangrijke verzameling te
worden, dat enkel een bezichtiging van dit
Museum een reis naar Leiden waard zal zijn!
Het verslag van de lotgevallen van de
Universiteit fs ten einde. Maar het is bijna
stijl, dat de aftredende rector ook nog desi
derata of gravamina ventileert. Ik heb er;
FACULTEIT
Godgeleerdheid
Rechtsgeleerdheid
Geneeskunde
Wis- en Natuurkunde
Letteren en Wijsbegeerte
Rechten en Letteren
Tezamen
In den cursus 19341935 waren de
totalen
totaal der
Ingeschre
venen
150
430
962
466
276
205
2489
voor de
eerste maal
Ingeschre
venen
36
155
160
95
66
59
2581
571
590
vrouwelijke
Ingeschre
venen
23
93
200
47
133
20
voor enkele
lessen Inge
schrevenen
14
36
516
639
52
59
Over de schenkingen en legaten, aan de
Universiteit gedaan en vermaakt, het vol
gende: Aan het Prentenkabinet schonk
Iemand, die onbekend wenscht te blijven,
het aan het gebouw, Kloksteeg 25 gren
zende pand, waardoor niet alleen brandge
vaar is verminderd, maar ook bergruimte
verkregen. De vereeniging Lucas van Leyden
schonk aan het Prentenkabinet een fraaie
teekening van Jan van Goyen, voorstellen
de de Vischbrug in 1655.
Aan het Historisch Museum van de Uni
versiteit werd van het Munt -en Penning
kabinet te Leiden in bruikleen ontvangen
een gouden eerepënning, die Boerhaave als
student heeft verworven.
Wijlen prof. dr. C. Snouck Hurgronje ver
maakte aan de Universiteits-Bibliotheek
zijn kostbare boekerij, waarin nevens dui
zenden van gedrukte boeken, ook talrijke
handschriften zich bevinden. Deze schen
king beteekent voor onze Bibliotheek een
belangrijke aanwinst. Zoo zal hiermede de
naam van Snouck Hurgronje in Leiden blij
ven voortleven. Aan het Universiteitsfonds
legateerde hij f. 1000.
De erfgenomen van wijlen prof. dr. W.
van der Vlugt schonken aan de Universi
teits-Bibliotheek zijn tot 1923 bijgewerkte
dictaten.
De oud-hoogleeraar Uhlenbeck gaf haar
ten geschenke tal van Baskologische en
Iberologische boekwerken.
De hoogleeraar in het Chineesch Duiven-
dak bracht van een reis naar China, in de
zomervacantie 1935 ondernomen, ongeveer
10.000 Chineesche boekdeelen voor onze
Bibliotheek mee. Daaronder bevond zich een
belangrijk geschenk van de Chineesche
Regeering, bestaande uit 2000 deelen. te
Weten zeldzame werken uit de voormalige
Keizerlijke Bibliotheek te Peking, genaamd:
Sze-k'oe-tsj-'uan-sjoe-tsjen-pen.
Mevr. Van den Broek—Cremer te Was
senaar schonk aan de Universiteit een
aantal Oostersche handschriften afkomstig
Van wijlen haar echtgenoot.
Het Herbarium ontving een deel van het
doekenlegaat van mej. C. A. van Wickevoort
wie heeft er niet? Doch in onze prille jeugd
werd ons werd mij althans geleerd,
„dat een verstandig kind geen dingen moet
begeeren, die hij tevoren weet, dat hij niet
krijgen kan." Naar dit voorschrift wensch
ik mij thans, op rijperen leeftijd, te ge
dragen. Wat ik vraag, kost namelijk geen
geld!
Toen er schaarschte was aan geneeskun
digen, vooral te platten lande, heeft men
behalve aan degenen, die het gymnasium
ten volle hadden afgeloopen, ook aan hen,
die einddiploma van de hoogere burger
school hadden verworven, en wat beden
kelijk was aan personen, die toegelaten
waren tot de 5e klasse van het gymnasium
en aan degenen, die het z.g. litterarisch-
mathematisch examen hadden afgelegd, de
gelegenheid gegeven ,om arts te worden. Na
verloop van tijd was Nederland genoegzaam
van geneesheeren voorzien en heeft de wet
gever met wijs beleid de twee laatst vermel
de medicinale bronaderen afgesnoerd, daar
bij tevens aan het opkweeken van litteraire
mathematica een einde makende.
Te allen tijde is in ons dierbaar vaderland
de liefde tot het recht zoo groot geweest, dat
er steeds overvloed was van meesters in de
rechten. En toch ziet men met betrekking
tot de juristen den wetgever precies de te-
genovergestelde methode toepassen, die hij
volgde bij de artsen. Voorwaarde om juridi
sche examens te doen was: bezit van eind
diploma A gymnasium of van diploma
staatsexamen A. Twee wegen dus leidden
naar het doel. Thans zijn er, wél geteld:
tien. Vele wegen leiden naar Rome. Maar
hier koos men wegen, die Rome voorbij of
er vlak langs gaan. Tot voorbeeld noem ik
eenige bewandelaars dier wegen. Daar is
vooreerst de hoog. burgerscholier, die in één
jaar Latijn en Grieksch leert voor staats
examen-B, slaagt en rijp is voor de studie
van Romeinsch en Oud-Vaderlandsch
Recht. Daar is de kweekeling van Bandoeng,
een klassiek bijgewerkte burgerscholier, die
een vernisje Latijn meekreeg, slaagt en rijp
is alsvoren. Daar is de dertigjarige, die in
een bijzonder geval verkeert en „van der
DE NIEUWE FUNCTIONARIS,
PROF. DR. J. VAN DER HOEVE
jeugd af zich tot de rechtsstudie bijzonder
aangetrokken gevoelde" (ik citeer uit het
hoofd uit de door de reflectanten gepresen
teerde requesten). Daar zijn de vele cate
gorieën ingenieurs, veeartsen, landbouw- en
handelsdoctorandi Daar zijn de Indische
burgerschool-juristen, die bij verrassing ble
ken ook een categorie te vormen, die te za-
men met ingenieurs, veeartsen .landbouw-
en handelsdoctorandi, gebruik kunnen ma
ken en dan ook maken van de Wet-de Kan
ter (art. 133, lid 3, der H. O. Weti. Deze wet
is bij de twee Kamers der Staten-Generaal
telkens in veel minder dan één uur,van
onbedachtzaamheid" aanvaard en heeft via
den verantwoordelijken Minister den weg
naar het Staatsblad gevonden. Zou men in
denzelfden geest van onbedachtzaamheid
niet het litterarisch-mathematisch uit zijn
slaap wekken, opdat een elfde weg geopend
kan worden, die zooal niet naar de college
zalen, toch naar de examenkamers der Ju
ridische Faculteit leidt? Allen welkom! Hoe
bonter, hoe beter! Nooit te veel!
Maar neen, ,het is genoeg"; men vergete
het niet; deze zaak heeft een ernstigen kant.
Het is niet de vraag, of men rechtskundig
inzicht kan verkrijgen, ook bij andere voor
opleiding dan de gymnasiale (afdeeling A).
Maar het betreft hier deze vraag: wil men
het Romeinsch Recht en het Oud-Vader
landsch Recht, kortom de historische rechts-
beoefening, verplicht s,tellen voor ieder, die
aan de Universiteit juridische examens af
legt? Ja of neen? D ewetgever heeft geko
zen en heeft ja geantwoord. Welnu dan
moesten er niet anders dan de 2 eerstge
noemde wegen van voorbereiding zijn, die
den toegang tot die examens verschaffen.
Voor de bestudeering van Romeinsch en
Oud-Vaderlandsch Recht is kennis van oude
talen en een andere geschiedkundige pro-
paedeuse dan de burgerschool verschaft,
noodig. Die kennis zal nog noodiger worden,
als vroeg of laat, gelijk overal elders, ook het
kanonieke recht onder de leervakken wordt
betrokken. Ons hedendaagsch recht steunt
voor een deel ook op kanonniek recht, wat
veelal niet anders is dan een verder ont
wikkeld Romeinsch Recht. Wil men de hi
storische beoefening van het recht aan de
Universiteiten voor alle juristen handhaven,
dan zal men de thans vigeerende wettelijke
bepalingen dienen te herzien. Maar, zal
men mij tegen voeren, er zijn toch perso
nen. die eindexamen burgerschool en staats
examen-B aflegden, en die toch vooraan
staande juristen zijn geworden. Zeker, maar
romanisten en rechtshistorici toch niet dan
na door eigen studie hun kennis van Latijn
en geschiedenis te hebben aangevuld. En
het gaat hier over de vooropleiding tot deze
nog altijd verplichte vakken. Bovendien:
quod licet Jovi. non licet bovi! Men dient
niet op uitzonderingen, maar op den regel
te letten.
Ik heb een tweede grief, die met de voor
afgaande samenhangt. Zelfs onder de stu
denten met diploma A in den zak zijn er, die
eenvoudig Latijnsch proza niet vlot kunnen
vertalen.
Zou dit ook hieraan te wijten zijn, dat
men zelfs in de A-afdeelingen van de twee
hoogste klassen van het gymnasium de
dr wiskunde heeft gehandhaafd? Aan de
menschen van de B-rubriek, ook aan de
hoogere burgerscholieren, wordt gaarne de
plaats in de zon gegund, waarop zij met
het oog op de studie in de B-vakken recht
hebben, inclusief het ius promovendi. Maar
waartoe dient de kwelling, om personen,
die aanleg noch liefhebberij voor de exacte
wetenschappen hebben, ook in de A-afdee-
ling te achtervolgen met het tijdroovend
getob over wiskundig huiswerk. Hoeveel
tijd wordt hierdoor niet ontroofd aan de
studie der andere vakken! Zou men niet
reeds in de 4e klasse de wiskunde vaarwel
zeggen? Met rekenkunst, eenige algebra
en vlakke meetkunde is, na toelating tot
de 4e klasse, de aanstaande theoloog, lit
terator en jurist voor «ijn heele verder
leven voldoende uitgedost. „Er is verschei
denheid der gaven". Het is alsof onze wet
gever der apostel Paulus heef misverstaan
en de volle verscheidenheid der gaven in
elk gymnasiast aanwezig heeft geacht.
De bevoorrechting der opleiding aan de
burgerschool en in de B-afdeeling van het
gymnasium is te verklaren door de actie,
die de propagandisten voor de wiskundige
opleiding gemaakt hebben. Men leert
leerde althans - aan de jeugd: „wie vraagt
krijgt niks". Voor het tegenwoordig tijds
gewricht staat wél vast, dat wie niet vraagt
heelemaal niets krijgt. Tot dusver was er
nooit een actie, om eindelijk eens degenen,
die roeping nach aanleg voor de wiskunde
gevoelen, te bevrijden van het verdriet, dat
de gedwongen beoefening ervan meebrengt
Wordt het geen tijd, dat men zulk een
actie begint? Wij leven immers in een tijd
van ageeren en van actie, zelfs van agi
tatie. De studie van de klassieken op het
gymnasium en aan de Universiteit zal bij
het succes van zulk een actie wél varen,
maar ook die der andere A-vakken, van
de theologie, de geschiedenis, de moderne
talen, de rechten. Ook de beoefenaren en
toekomstige beoefenaren dezer vakken heb
ben recht op een plaats in de zon! Zooals
het nu staat, heeft hij, die aanleg heeft
voor exacte wetenschappen, gelegenheid
om in de burgerschool een opleiding te
ontvangen, die voor werk. dat hem niet
ligt, weinig beslag op zijn tijd legt. Maar
hij, die dien aanleg mist en de A-afdee-
ling van het gymnasius kiest, vindt geen
rust voor het hol van zijn voet. Laten bij
een nieuwe regeling van de studie in de
A-afdeeling van het gymnasium de hee-
ren van de burgerschool de handen er af
houden. Aan de B-afdeeling het Grieksch
te ontnemen in de hoogste klassen, 'zooals
wel eens is voorgesteld, zal vermoedelijk
als tegenprestatie gaarne worden gegund.
Nog eens: „Er is verscheidenheid der
gaven".
Spr. bracht vervolgens verslag uit van
de beoordeeling
der prijsvragen.
Op de prijsvraag, uitgeschreven door de
Faculteit der Godgeleerdheid, luidende:
„De faculteit verlangt een onderzoek naar
den aard en het gezag van het geweten",
zijn twee antwoorden binnengekomen; éen
onder het motto: „Gehören nicht viele der
Elemente aus denen es (des Menschen
Ich) sich aufbaut der Welt vor und ausser
ihm an..", en een onder 't motto „Cordis
Scientia".
Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven
door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
luidende: „De faculteit verlangt een syste
matisch en kritisch onderzoek naar de toe
passing der delegatie van wetgevende
macht in de Nederlandsche crisiswetge
ving, is één antwoord ingekomen onder
het motto: „Geen hoogheyt was het recht
der wetten oit ontwassen".
Op de tweede prijsvraag, uitgeschreven
door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
luidende: „De faculteit verlangt een histo-
risch-kritische behandeling van de Aristo
telische theorie der revoluties", is één ant
woord ingekomen onder het motto: „Nul-
lius addictus iurare in verba magistri".
Al deze antwoorden werden noch een
bekroning, noch een eervolle vermeldin:
waardig gekeurd.
Op de prijsvraag, uitgeschreven door de
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, lui
dende: „De faculteit vraagt een onder
zoek welke Oudgermaansche woorden uit
onze taal verdwenen kunnen zijn door
klankwettig ontstane homonymie. Vgl. Gil
liéron's opvattingen over homoniemenvrees
en verder S. Singer. Beitr. 48 (19241 bl. 132
v.v.", kwam één antwoord in onder de ken
spreuk: „Sapere aude".
In dit antwoord staan goede kwaliteiten
tegenover de gebreken, maar zij compen-
seeren deze niet in die mate, dat de ver
handeling voor een bekroning met de gou
den medaille in aanmerking kan komen.
De faculteit koestert echter goede verwach
tingen van dezen schrijver en meent, dat
zijn werk een eervolle vermelding waar
dig is.
Bij opening van het naambriefje bleek
de schrijver te zijn de heer A. P. Kieft, doc_
torandus in de letteren aan de Gemeen
telijke Universiteit van Amsterdam.
Ik wensch namens den Senaat dezer Uni
versiteit den heer Kieft geluk met de eer
volle onderscheiding, die hem een aanspo
ring zij tot verdere studie in het vak zijner
keuze, tpt dusver door hem op zoo geluk
kige wijze beoefend.
Nog twee aangename plichten wachten
mij. Vooreerst dank te brengen aan den
pro-secretaris. Toen ik het rectoraat had
aanvaard, gewerd mij van mijn voorgan
ger in de bediening een bundel schriftelijke
stukken, betiteld: „Usus Academicus". Ik
heb hem zelden geraadpleegd. Hij gaat van
avond naar mijn opvolger. Want gij, waar
de Krom, waart mij een levende Usus Aca
demicus, wien ik nimmer tevergeefs voor
lichting vroeg. Pleegde ik daarbij abusus,
vergeef het mij en aanvaard mijn hart-
gror.digen dank.
Thans een woord tot u, die op het punt
staat het rectoraat van mij over te nemen.
Gij hebt in het ambtsjaar, dat vóór u ligt,
tijd te vinden, als voorheen, voor uw veel
soortig werk van hoogleeraar en genees
heer Bovendien zal de bediening van het
rectoraat tijd kosten. Twee bevindingen
bied ik u ter troostvolle overdenking aan.
De eerste is deze: Hoe meer werk men
krijgt, hoe meer tijd men vindt; slechts de
rentenier komt tijd te kort. Een tweede
bevinding ontleen ik aan de uitspraak van
een Fransch geleerde: „Rien n'élève notre
personne comme d'incarner, malgré sa
fragilité, la continuité magnifique d'une
institution".
Terwijl lk het academische jaar 1936/1937
thans aangevangen verklaar, kwijt ik mij
ten slotte van de tweede der zooeven be
doelde aangename plichten, nu ik de eer
ste mag zijn, die u met de verworven waar
digheid geluk wensch, waarde Rector Mag
nificus Van der Hoeve!
Uitgesproken:
J- Botermans, exploitant van een bouw
en woningbureau, Leiden, Kamerlingh
Onneslaan 6. R.-c. mr. M. A. van Rijn van
Alkemade. Cur. mr. H. Burgersdijk, Leiden.
A. v d. Berg. veehouder. Hazerswoude,
Rietveld Wijk G 10. R.-c jhr. mr. P. G. M.
van Meeuwen. Cur. mr. E J. M. H. Bolsius,
Leiden.
Wed. M. Kulk, geboren L. F. Spaander
man, Leiden, Stationsweg 55 en aldaar ex-
ploiteerende het café-restaurant Zomer-
lust. R.-c. mr. A B. Bommezijn. Cur. mr.
E. A. Cosman, Leiden.
In de week van 14 t/m 19 SePt. werden
in- Nederland 91 faillissementen uitge
sproken.
der N.L.S., H. M. Schmidt Crans. maakt
de reis als passagier mee. Het voornemen
is om via Weenen naar Istamboul te vlie
gen en verder over Klein Azië en Palestina
naar Cairo en Westwaarts naar Tripolis
en Tunis. Aldaar zal de Middellandsche
Zee worden overgestoken naar Sicilië en
voorts door Italië de terugreis worden aan
vaard.
CAMPBELL BLACK GEDOOD.
BIJ EEN VLIEGTUIGBOTSING
TE LIVERPOOL.
De bekende vliegenier Campbell
Black, die tezamen met Scott de groote
Londen-Melbourne-race won, is Zater
dag omgekomen bij een vliegtuigongeval
op het vliegveld van Liverpool.
Black was voornemens deel te nemen
aan een race EngelandJohannesburg.
Startend met het toestel, dat op die
race naar den prijs zou mededingen,
de „Miss Liverpool" kwam hij in bot
sing met een ander vliegtuig. Black
werd niet op slag gedood, doch overleed
kort na aankomst in het ziekenhuis.
Wijlen Campbell Black.
Het ongeval heeft zich aldus toege
dragen
De „Miss Liverpool" en een militair
vliegtuig wilden tegelijk opstijgen, doch de
toestellen kwamen in botsing, waarbij de
propeller van het militaire toestel Black
een slag gaf en hem de ruggegraat brak
en diepe wonden in den rug toebracht.
Toen Black naar het ziekenhuis werd
vervoerd lag hij reeds in doodsstrijd. Hoe
de botsing is ontstaan weet men nog niet-,
wel kan nog worden gemeld, dat een lichte
mist op het vliegveld hing.
Thomas Campbell Black was 39 jaar ge
leden als zoon van den burgemeester van
Brighton geboren. In 1916, op nog geen
twintigjarigen leeftijd, haalde hij zijn
brevet als oorlogsvlieger, maar aan het
front heeft hij slechts enkele malen ge
vlogen. Na den oorlog nam hij dienst bij
de R.A.F., die hem als vlieger naar de
Kenya-kolonie zond, waar de vliegerij nog
pas begonnen was. Na 3 dienstjaren werd
hij particulier vlieger van den burggraaf
Furness en eenigen tijd later bestuurde hij
het toestel van den Prins van Wales bij
diens bezoek aan Oost-Afrika, waar
hij door de ziekte van Koning George zoo
plotseling vandaan werd geroepen. Black
bracht den prins toen van het binnenland
naar Nairobi. In 1929 vloog hij van die stad
naar Engeland in een solovliegtuig in
8 dagen en het volgend jaar maakte hij
de eerste solo-vlucht van Nairobi naar
Zanzibar in 5 uur 20 min., voor welke pres
taties hem de Manfield Robinson-medaille
werd uitgereikt. In 1931 redde hij den Duit-
schen vlieger Ernst Udet, die op een tocht
in Afrika een noodlanding in "de woestijn
had moeten maken. In hetzelfde jaar legde
hij in een kleine Puss Moth een afstand
af van 1600 mijl - ruim 2560 KM., in een
etmaal. Zijn grootste vermaardheid verwierf
Black echter als winnaar van den lucht-
wedstrijd naar Melbourne in 1934, dat hij in
gezelschap van Scott in 71 uur en 54 mi
nuten bereikte. Bij zijn aankomst kreeg
hij de zilveren medaille van de Koninklijke
Luchtvaartvereeniging.
Kort na zijn terugkeer werd hij lucht
vaartmedewerker aan de News Chronicle
en trad hij in het huwelijk met de actrice
Florence Desmond, die hem beloofd had
zijn vrouw te worden, zoo hij de race naar
Melbourne won. Zij vernam het ontzettende
nieuws tijdens een tooneel-repetitle
Sinds vorig jaar vloog Black voor eigen
rekening in de inmiddels opgerichte
Campbell Black air Ltd., waarin zijn echt-
genoote een administratieve rol vervulde.
DE HEER A. F. BRONSING IN AMERIKA.
SPORTVLIEGER NAAR DEN BALKAN.
Zaterdagmiddag om halftwee is de sport
vlieger ir. J. E. F. de Kok. directeur der B.
I.M. in zijn Leopard Moth vliegtuig PHFDK
van Ypenburg vertrokken naar den Tilkan.
Vele vrienden kwamen dezen vliegenden
voorzitter der Kon. Ned. Ver. voor Lucht
vaart uitgeleide doen. De chef-inspecteur
Voor onderhandelingen met de
Good Year.
Reuter meldt uit Lakehurst:
Met het luchtschip „Hindenburg" is te
Lakehurst aangekomen de heer A. F. Bron-
smg, directeur der stoomvaartmaatschap
pij „Nederland" en voorzitter van het syn
dicaat voor luchtschipverkeer met Neder-
landsch Indië, die mededeelde dat het de
bedoeling van dit syndicaat is een passa
giers- en vrachtdienst per luchtschip te
openen over den Atlantischen Oceaan.
Hij zeide over den bouw van het eerste
luchtschip met de Goodyear Zeppelinmaat
schappij te Akron 'Ohioi in onderhande
ling te zijn. terwijl hij voorts mededeelde,
dat met toestemming van dr. Eckenar (wee
jaar lang een officiecle waarnemer van het
syndicaat aan boord van de „Graf Zeppe
lin" de reis heeft meegemaakt. (Bedoeld
is hier de heer Van Tijen).