DE BESTUURSOVERDRACHT IN INDIE DE STRIJD IN SPANJE LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 16 September 1936 Vierde Blad No. 32460 Redevoeringen van jhr. De Jonge en jhr. Tjarda van Sfarkenborgh Stachouwer J hie Jaargang INTERVIEW MET GENERAAL MOLA ^KIN/T EN UTïEEEN^j zou lichtvaardig zijn een uitspraak te doen, waar onvoldoende kennis der verhoudingen aanwezig is. Dr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Ter gelegenheid van de bestuursover- dracht in Indië hield de scheidende gou verneur-generaal jhr. mr. B. C. de Jonge in den Volksraad de volgende rede: Er is voor mij, aldus spr. alle aanleiding om te pogen het resultaat van de achter ons liggende bestuursperiode vast te stel len, ware het niet, dat in de pas afgeslo ten gewone zitting van dezen raad de po sitie van Ned.-Indië op zoo grondige wijze is behandeld en in beschouwing genomen, oat in de gevoerde discussies wel een zeer nauwkeurig en volledig beeld kan worden gevonden van wat in deze maatschappij is omgegaan, welke bezwaren zij heeft onder vonden, en welke wenschen zij thans koes tert. Men heeft zich bij die besprekingen niet bepaald tot wat in het afgeloopen jaar was geschied, maar men heeft een geheele pe riode overzien, welke, gerekend vanaf den val van het Pond. de jaren van de ergste depressie omvat en tevens samenvalt met mijn bestuursperiode. Men heeft als het ware de rekening opgemaakt, waarbij de bet- en credit-posten in bonte mengeling naar voren zijn gebracht, en eindelijk een voorloopige balans vastgesteld, met welker uitkomst men ten slotte maar matig te vreden bleek. Ik kan dat gevoelen niet onjuist vinden, aldus spr. Er zijn nog groote moeilijkheden in het vooruitzicht, er is nog geen reden tot juichen, maar het zij mij niettemin veroorloofd bij dit mijn laatste optreden in uw midden te waarschuwen tegen ont moediging en aan te sporen tot volhar ding. Nimmer mag vergeten worden dat het herstel van de welvaart afhankelijk is van allerlei omstandigheden, maar zeker niet mogelijk is zonder gezonden finan- cieelen grondslag. In verband hiermede geloof ik. dat men te weinig waarde hecht aan het feit, dat een voorloopige balans opgemaakt kon worden. Als men geen grond onder de voeten gevoeld had, dan zou men de onmogelijkheid daarvan beseft hebben. Men zou het niet gepoogd hebben als men niet de al of niet bewuste over tuiging had gehad, dat wij op het diepste Puiit zijn aangeland of reeds daarover heen zijn. Een feit trouwens is, dat er teckcnen van opleving zijn en dat de groote teruggang van 's lands ontvangsten is tot staan gekomen. Bovendien staat vast, dat schuldvermeerdering in de laatste jaren niet meer heeft plaats gehad, dat dus versobering, reorgani satie alsmede de consolidatie daarvan weder zichtbaar nuttig effect kunnen hebben. Op dien grond is het niet meer een hopeloos maar een hoopvol ondernemen om den strijd tegen de moeilijkheden van dezen tijd aan te binden en vol te houden. Maar het bereiken van dit punt moest voor alles worden aangestuurd. Men heeft be regeering herhaaldelijk verweten, dat 2Ü op zien komen speelde of den weg van ben minsten weerstand volgde. Dat ware Inderdaad mogelijk geweest door niet of met diep genoeg in te grijpen, dan wel °oor er op te rekenen, dat anderen voor onze schulden zouden opkomen, of genoe- pn zouden nemen met niet- of niet vol- lpdige nakoming van onze verplichtingen- Gelukkig is het Indio tot dusver mogelijk feweest den koninkiijken weg te volgen- Wet in de laatste plaats doordat men de handen zelf uit de mouwen heeft gesto ven Door geduld, lijdzaamheid, offervaar digheid en samenwerking is men door alle "ormen heen staande gebleven. Niemand zal ontkennen, dat zware offers moesten worden gebracht, dat veel teleur stellingen moesten worden aanvaard en schrijnend leed geleden. Ik ben mij daar van steeds bewust geweest, want ik ben er in deze jaren niet in geslaagd van mijn hart een woestijn te maken. Daarom heb ik aanspraak op een redelijke beoordee ling, welke niet van de regeering hier te lande eischt wat geen regeering, waar ook, heeft kunnen geven. Veiligstelling van alles en iedereen was niet mogelijk. Wij zijn inderdaad armer, veel armer, gewor den in deze jaren, zooals ieder ander over al elders, maar ik meen met voldoening te mogen vaststellen, dat desondanks onze huishouding en onze samenleving gezonder zijn geworden. Op welhaast elk terrein van overheidszorg is het mogelijk gebleken onze taak met veel geringere middelen en met een op veel soberder leest geschoeid apparaat goed te blijven vervullen, waarin een waarborg ligt dat wij daartoe ook in de toekomst in staat zullen zijn. De voorloopige balans, waarover ik zoo even sprak, moge dan onze armoede aan- loonen en deswege niet tot voldoening stemmen, zij geeft toch ook het bewijs van innerlijke gezondheid en van onzen op rechten wil om, getrouw aan de Neder- landsche wapenspreuk, te handhaven. Een terugblik mijnerzijds, aldus spr., thans teneinde nogmaals uiteen te zetten, waarom in de afgeloopen bestuursperiode geen resultaten konden worden verkregen, welke meer bevrediging zouden hebben ge schonken. lijkt mij overbodig, evenals een verdediging van mijn beleid, hetwelk ver oordeeld is als het zichzelf niet kan ver dedigen. Voor mij zelf ben ik uiteraard dikwijls met mijn gedachten terugggegaan in het vooruitzicht van het oogenblik, dat ik een zoo zware en verantwoordelijke taak als de mijne was. zou neerleggen. Daarbij kwam mij in herinnering de belofte, welke ik deed in het begin van mijn intree-rede. dat ik zou pogen een goed landvoogd te zijn. Dat heb ik zeer stellig naar mijn beste krachten gedaan, ook al wist ik dat tal van maatregelen voor velen ernstige gevolgen moesten hebben. Een zekere mate van onaandoenlijkheid was daarbij gebo den, ware het alleen om rechtvaardig te kunnen zijn. Daarnaar heb ik bovenal ge streefd bij mijn zoo veelvuldige aanrakin gen met personen, groepen, partijen of landaarden. Of mijn pogingen geslaagd mogen hee- ten. staat niet aan mij ter beoordeeling. Ik kan alleen verklaren, dat ik van hier ga met groote dankbaarheid in het hart voor het feit, dat ik 5 jaren lang werk heb mogen doen, dat zoo veel omvattend, zoo veelzijdig en zoo belangwekkend was, dat persoonlijke offers volkomen gecom penseerd werden en persoonlijk ongemak niet telde, Dankbara ben ik voorts voor den steun, dien ik ondervonden heb, ook waar deze zich hulde in den vorm van critiek. Dit geldt wel allereerst uw college dat zich soms schijnbaar tegenover de re geering stelde, terwijl het toch evenzeer 's lands belang voor oogen hield als de re geering dat meende te doen. Van groot belang bij de samenwerking van volksraad en regeering is het stipt in acht nemen van de staatsrechterlijke ver houdingen. Deze bieden gelegenheid voor een alleszins bevredigenden gang van zaken en verschaffen aan den volksraad meer invloed dan waarvan het college zichzelf soms bewust schijnt. Met groote erkentelijkheid moge ik voorts gewag maken van de groote hulp en mede werking, welke ik steeds van den laad van Nederiandsch-Indië heb mogen onder vinden. zijn heldere scherpe adviezen om trent de meest verschillende en ingewikkel de onderwerpen zullen voor mij een even aangename herinnering blijven ais de har telijke verstandhouding die steeds heeft bestaan. Ook aan mijn eigenlijke medewerkers, de hoofden der civiele militaire departe menten en diensten en de onder hen wer kende landsdienaren, alsmede aan de al- gemeene secretarie ben ik grooten dank verschuldigd voor de onafgebroken toewij ding aan de taak die wij gezamenlijk te vervullen hadden. Bijna het bovenmen- schelijke werd soms gevergd, maar het werd gegeven. Eindelijk betuig ik mijn hartgrondigen dank aan dat groote deel van onze samen leving, hetwelk inzag en begreep, dat het in de afgeloopen jaren om zeer ernstige din gen ging, en daarnaar handelde door eigen wenschen en verlangens hoe gerechf- vaardigd veelal ook niet op den voor grond te stellen, maar het algemeen belang in het oog te houden, door zich achter de regeering te scharen haar te steunen met belangeloozen arbeid telkens wanneer een beroep daartoe werd gedaan, door haar ge zag te schragen en soms zelfs haar van hartelijke sympathie te doen blijken. Ver volgens richtte spr. zich tot zijn opvolger, Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Uit hetgeen ik zooeven gezegd heb zal u gebleken zijn. dat hoe zwaar de taak ook moge zijn, welke u wacht, ik hem die daar mede door Hare Majesteit de Koningin wordt belast uit de volheid van mijn ge moed met zijne benoeming kan gelukwen- schen. Het is een voorrecht op een plaats en in een positie te mogen dienen waar zoo groote belangen van Nederland en Indië beide samentreffen, het is een geluk in een werkkring te worden geplaatst, welke den vollen mensch opeischt en waarin alle gaven van hoofd en hart dienstbaar ge maakt kunnen worden aan het heil van het land. Dat uw taak een zware zal zijn, weet ge. Al kent ge Indië niet uit ervaring, de groote internationale problemen, welke Indië zoo nauw raken, zullen reeds lang uwe aan dacht gehad hebben. Wat den binnenland- schen toestand betreft, zullen de pas in dit college gehouden debatten u een ruim in zicht hebben gegeven omtrent den stand van zaken, zooals die gezien wordt door de regeering alsmede door de talrijke sprekers, die men mag wel aannemen, zeer vol ledig wenschen en verlangens hebben ge uit en op nooden en misstanden hebben gewezen. Uit een en ander moet het u dui delijk zijn geworden, dat de moeilijkheden voor Indië nog niet voorbij zijn. Maar te recht laat ge u daardoor niet afschrikken, ge zijt gereed voor den strijd en bezit den oprechten wil dien tot een goed einde te brengen. Dat ge daartoe de kracht, be kwaamheid en tact zult hebben vertrouwt Indië op goede gronden, het roept zijn nieuwen landvoogd dan ook een hartelijk welkom toe. Persoonlijk moge ik daaraan de bede toevoegen, dat God u in uw werk moge leiden en steunen en dat Hij u de wijsheid geve welke gij zult behoeven. Met die bede draag ik thans het bestuur van Nederlandsch-Indië aan u over. De nieuwe gouverneur-generaal spreekt. De nieuwe gouverneur-generaal, jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, sprak hierna de volgende rede uit: Het eerste woord, dat ik van deze plaats wil spreken, geve uiting aan mijne diep gevoelde erkentelijkheid jegens Hare Majesteit de Koningin en hoogstderzelver iraadslleden voor het vertrouwen, mij bewe zen door de aanwijzing tot den post, dien ik op het punt sta te aanvaarden. Als pand van dat vertrouwen zijn bevoegdheden in mijn hand gelegd, welker aanwending naar beste weten, ten dienste van het Koninkrijk en dit gebiedsdeel in het bij zonder, thans mijn roeping en plicht zal zijn. Wie deze roeping recht wil doen, en niet in dien plicht falen wil. zal van zijn geestelijke spankracht het uiterste moeten eischen. Daarvan was ik mij bewust toen ik mij bereid verklaarde de bekleeding van dit ambt op mij te nemen. Voor de vervulling van hetzelfde staat zonder voorbehoud ter beschikking wat mij aan wils- en werkkracht mag gegeven zijn. Uwe Excellentie moge ik dank betuigen, dat zij mijne ambtsaanvaarding gesteld heeft in het teeken van Hare goede wen schen. De gedachte, die in uwe rede aan mij, uwen opvolger, gewijd is geweest, was voor mij van te hooger waarde omdat zij de gedachte is van een, die met eere den taak volbracht heeft, welke mij te wachten staat. Onbeperkt hebt gij van uwe persoon gegeven, wat de verzorging van de u toe vertrouwde landsbelangen vragen mocht, waakzaam en richting-gevend in het stu deervertrek en in de vergaderzaal, steunend op bestuurdersgaven, die in andere verant woordelijke functies reeds op proef waren gesteld. Het verheugt mij bij ons korte samentreffen de boodschapper te zijn geweest van de Koninklijke erkenning, welke uwe diensten in de benoeming tot Grootkruis in de Orde van Oranje- Nassau heeft gevonden.^ De beteekenis van een landvoogdelijke periode streeft in tijdsduur die van de ambtsvervulling-zelve ver voorbij. Op het veld van werkzaamheid, dat gij thans verlaten gaat, zuilen de indrukken zichtbaar blijven van de stappen door uw voet gezet. Inmiddels hebt gij reeds ervaren, dat dit vijftal dadenrijke levensjaren u eerbied, en waardeering in breede kringen bracht. Wanneer de „Sibajak" wegvaart en de kust van Java voor uw oog vervaagt, moge gij bij den terugblik de voldoening smaken, die in het bewustzijn van hooge plichts betrachting gelegen is. Zij, die in deze vergadering of daar bui ten mochten denken thans van mij een standpunt te vernemen met betrekking tot de concrete vraagstukken, welke in de aandacht van de landsregeering staan, zul len teleurgesteld worden. Voor de eerste maal zet ik voet aan wal in deze gewesten, rechtstreeksche bemoeiing met de zaken van Ned.-Indië had ik tevoren nooit, ik sta vreemd tot de taak, die mij is gesteld. Het Jhr. dc Jonge. Gegevens zal ik in ruime mate moeten vragen, en het sterkt mij te weten, dat uit gelezen adviseurs in den raad van Ned.- Indië, en in ambtelijk kader mij zullen om ringen. Doch ook buiten de kringen van hen, die in de eerste plaats geroepen zijn mij in de richtige vervulling mijner plich ten bij te staan, zal ik allerwege raad en voorlichting zoeken, in het"waarachtig ver langen door te dringen tot datgene, wat de Ned.-Indische samenleving in haar rijke schakeering bergt. Het zal mijn doel zijn dc nauw door- eengeweven belangen te leeren kennen, en het leven te begrijpen van de be volkingsgroepen van zoo verscheidene geaardheid, hetzij inheemsch, dan wel van elders gekomen. Hare behoeften en verlangens wensch ik te verstaan, al geef ik er mij rekenschap van, dat veel, waarnaar anders in redelijkheid zou worden gestreefd, thans, indien dit geldelijke offers vergen zou, voor ver wezenlijking onvatbaar is. Zoolang de crisis op den zwaar- beproefden welvaart drukken blijft, zal de onafwijsbare eisch van hand having en bevestiging van het ten. koste van bewonderenswaardige in spanning verkregen financiecle even wicht helaas tot een spaarzaam ge bruik der landsmiddelen dwingen. In- tusschen zal al datgene wat gelde lijk verantwoord tot verheffing van het geestelijk en stoffelijk welzijn doeltreffend blijken moge, van mijn warme, daadwerkelijke belangstelling verzekerd zijn. Waar de economische achteruitgang tot nood verergert en voor de bevolking het onmisbare plaatselijk komt te ontbreken, is vanzelfsprekend ook de overheid geroepen om behoedend haar hand naar de bedreigden uit te strekken. Mogen eindelijk tijden van herademing komen, waarin nieuwe welvaart de zorg verdrijven en een wijder vergezicht zich openen kan. De aanpassing aan een lager economisch peil. welke met kracht en kloekheid is doorgezet, heeft deze landen ertoe voor bereid om aanstonds ruimer en meer pro fijtelijk aandeel te nemen in het wereld- ruilverkeer, indien dit eenmaal vrijer banen volgen mag. De vrijheid van meeningsuiting waardeer ik als een kostbaar goed. Toch erken ik, dat de behartiging der belangen van land en volk onontkoombaar voert tot de plicht te onderscheiden tusschen woorden en ge dragingen. die toelaatbaar of niet toelaat baar zijn. Gelijk mijn voorgangers, zal ook ik met gestrengheid handelen jegens hen, die door de aantasting van gezag en orde voor de gemeenschap schadelijk zijn. De gewichtige rol die in het Ned.- Indisch staatsbestel aan den Volksraad is toebedeeld, vordert een gestadige gedach- tenwisseling tusschen hem en de lands regeering. Zoolang mogelijk dienen zij ge lijke paden te betreden en bij een aanvan kelijk verschil van inzicht den weg naar overeenstemming zoeken. Tot een ernstig gemeenschappelijk pogen in dien zin zillt gij mij telkens bereidvaardig vinden. Met deze woorden en met den wensch, dat een heilzaam gevolg voor deze gewes ten het loon van mijne arbeid zij, aan vaard ik het ambt van Gouverneur- Generaal van Ned.-Indië. De speciale correspondent van het D.N.B. heeft wederom een onderhoud ge had met den opperbevelhebber van het nationalistisch Noord-leger, generaal Mola, in diens hoofdkwartier te Valladolid. De generaal, die vol vertrouwen is in de eindoverwinning, gaf den correspondent een overzicht van de jongste krijgsopera ties en van de vorderingen, door de natio nale troepen daarbij gemaakt. In het Noorden bezetten de nationale legers de linie Irun-San Sebastian; van het Westen uit rukken ze Asturië bin nen; in het Zuiden brachten ze een recht streeksche verbinding tot stand met de troepen van generaal Franco, wiens man schappen. na de inneming van Talavera, Andalusië en Estremadura zuiveren van vijandelijke elementen en oprukken naar de Spaansche hoofdstad. Generaal Mola wees er op, dat de vele moeilijkheden, waarmede de nationalisti sche legers de eerste drie weken van den burgeroorlog te kampen hadden, thans volkomen overwonnen zijn Geld. wapens, munitie en menschenmaterieel zijn in vol doende mate voorhanden. De vrijwilligers organisaties zijn volkomen geïnstrueerd en bij het legerkader ingedeeld. Officieren en manschappen zijn vol moed en offer vaardigheid; de discipline ónder de troe pen is voortreffelijk. Over het toekomstige operatie-plan zeide generaal Mola, dat natuurlijk de hoofdstad Madrid het voornaamste doel der nationa listische legers was. De inneming van Madrid wordt binnen enkele weken ver wacht. In tegenstelling met de oorspronkelijke plannen der legerleiding, 0111 de Spaansche hoofdstad volkomen te omsingelen en van de buitenwereld af te sluiten, schijnt men thans van plan te zijn, één uitweg naar het Zuid-Oosten open te laten, in de hoop, dat de vluchtkans den tegenstand der roo- den in de hoofdstad aanmerkelijk zal verzwakken en men aldus de Spaansche hoofdstad een volkomen verwoesting door het dynamiet der anarchisten zal kunnen besparen. Men verwacht, als men maar eenmaal de hoofdstad in handen heeft, dat de groote mogendheden de nationale regeering on verwijld zullen erkennen. Allereerst zullen dan de nog door de anarchisten bezette provincies tusschen Madrid en de Levant-kust worden gezui- zuiverd en daarna zal met het offensief tegen Catalonië een aanvang worden ge maakt. De D. N. B.-correspondent heeft vervol gens een tocht gemaakt in het door de nationalisten bezette gebied. De indruk, dien hij er opdeed, was. dat Mola alleszins reden heeft voor zijn optimistische ver wachtingen. Hij was er o.a. getuige van den buitengewonen offerzin van de bevolking, die met. groote blijmoedigheid trouwringen, borstspelden en prachtige sieraden, de trots van zoo menige familie, afleveren aan de bureaux voor geldinzameling. De exer- ceerende jongelui, de houding der naar het front oprukkende vrijwilligers, zij getuigen eveneens van een geestdrift en een onver zettelijke vastbeslotenheid, om het commu nisme in Spanje uit te roeien en het vader land in zijn waardigheid te herstellen. In een toespraak over „het nationale Spanje" verklaarde Mola nog: Wanneer de strijd eenmaal zal zijn geëindigd, zullen wij Spanje moeten heropbouwen en met allen, absoluut met allen, in vrede leven. Zinspelend op de eischen der „pha- ianxisten" zeide Mola: „ik heb een blind vertrouwen in deze voortvarende jonge lieden, die zeer zeker zullen begrijpen, dat wij militairen, bij het ontzagwekkende werk van den nationalen heropbouw, onze plicht hebben te doen. Wij moeten met dat werk een aanvang maken, wij alléén. Een zelfde wil bezielt trouwens de militairen en de mannen der phalanx: van Spanje te maken een sterk, eendrachtig, katho liek land, aan Spanje terug te geven de plaats, die het in de wereld innam, ten tijde van de katholieke koningen". Lerroux voor de nationalisten. Alexander Lerroux. oud-minister-presi- dent en leider van de radicale partij, heeft in een schrijven aan Vicente Sierra, lid van de radicale partij, stelling genomen ten gunste van de nationalisten. „Tusschen de laaghartige dictatuur van Azana of die van den bloeddorstigen Largo Caballero en de dictatuur van de gene raals van het nationaal herstel aarzel ik niet", aldus Lerroux. Er is geen andere hoop, een definitieve catastrofe van Spanje af te weren, dan de hoop, welke Burgos ons geeft. Zoodra het leger zijn taak zal hebben volbracht, is de tijd daar om verdere oplossingen te bespreken. Maar tusschen de dictatuur van het leger en de anarchie verkies ik de dic tatuur. Dank aan Duitschland. De particuliere correspondent van D.N.B. ie door den chef van het nationale defen siecomité in Burgos, generaal Cabanelias, ontvangen; om een boodschap in ont vangst te nemen voor het Duitsche volk. De generaal ontving den correspondent in het regeeringsgebouw. te midden van zijn medewerkers, en richtte, terwijl alle aanwezigen zich van hun zetels verhieven, de volgende woorden tot hem: „Zeg aan Duitschland, dat de voorzitter van het nationale defensie-comité van Spanje te Burgos, generaal Cabanelias, het Duitsche volk zijn eerewoord geeft, dat Spanje, er kome wat wil, nooit de vriend schappelijke gevoelens kan en zal verge len, noch den moreelen steun, welken Duitschland ons biedt, in dezen strijd te gen communisme en anarchie. Duitschland heeft van het eerste oogen blik af begrepen, wat onze inspanning te gen het aanstormende communisme en marxisme beteekent, De Goddelijke Voorzienigheid heeft in alle kritieke uren der geschiedenis steeds een beslissende rol aan Spanje toebedeeld, wanneer het erom ging, Europa te bescher men tegen de invasies van barbaren. Zoo ook thans bij de poging van Moskou, om de wereld in slavernij te brengen. Uw Fuehrer en uw volk houden de wacht in het Oosten; wij willen de wacht hou den in het Westen, waar die wacht in deze voor de toekomst van Europa beslissende ure niet minder noodig schijnt. TIJDSCHRIFTEN. Maandblad voor Hedendaagsche Muziek. Het Septembernummer van het Maand blad voor Hedendaagsche Muziek publi ceert een op 23 April 1930 voor de Ween- sche radio gesproken dialoog van den in middels overleden componist Alban Berg met een leerling over het onderwerp „Wat zegt ons atonaliteit". J. A. Leerink schrijft, over „Nederland- sche componisten voor de A.V.R.O.", dr. M. Reich over „Het scheppingsproces van den componist".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13