DE BESTUURSOVERDRACHT IN INDIE
DE STRIJD IN SPANJE
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 16 September 1936
Vierde Blad
No. 32460
Redevoeringen van jhr. De Jonge en
jhr. Tjarda van Sfarkenborgh Stachouwer
J hie Jaargang
INTERVIEW MET GENERAAL MOLA
^KIN/T EN UTïEEEN^j
zou lichtvaardig zijn een uitspraak te doen,
waar onvoldoende kennis der verhoudingen
aanwezig is.
Dr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer.
Ter gelegenheid van de bestuursover-
dracht in Indië hield de scheidende gou
verneur-generaal jhr. mr. B. C. de Jonge
in den Volksraad de volgende rede:
Er is voor mij, aldus spr. alle aanleiding
om te pogen het resultaat van de achter
ons liggende bestuursperiode vast te stel
len, ware het niet, dat in de pas afgeslo
ten gewone zitting van dezen raad de po
sitie van Ned.-Indië op zoo grondige wijze
is behandeld en in beschouwing genomen,
oat in de gevoerde discussies wel een zeer
nauwkeurig en volledig beeld kan worden
gevonden van wat in deze maatschappij is
omgegaan, welke bezwaren zij heeft onder
vonden, en welke wenschen zij thans koes
tert.
Men heeft zich bij die besprekingen niet
bepaald tot wat in het afgeloopen jaar was
geschied, maar men heeft een geheele pe
riode overzien, welke, gerekend vanaf den
val van het Pond. de jaren van de ergste
depressie omvat en tevens samenvalt met
mijn bestuursperiode. Men heeft als het
ware de rekening opgemaakt, waarbij de
bet- en credit-posten in bonte mengeling
naar voren zijn gebracht, en eindelijk een
voorloopige balans vastgesteld, met welker
uitkomst men ten slotte maar matig te
vreden bleek.
Ik kan dat gevoelen niet onjuist vinden,
aldus spr. Er zijn nog groote moeilijkheden
in het vooruitzicht, er is nog geen reden
tot juichen, maar het zij mij niettemin
veroorloofd bij dit mijn laatste optreden
in uw midden te waarschuwen tegen ont
moediging en aan te sporen tot volhar
ding. Nimmer mag vergeten worden dat
het herstel van de welvaart afhankelijk is
van allerlei omstandigheden, maar zeker
niet mogelijk is zonder gezonden finan-
cieelen grondslag. In verband hiermede
geloof ik. dat men te weinig waarde hecht
aan het feit, dat een voorloopige balans
opgemaakt kon worden. Als men geen
grond onder de voeten gevoeld had, dan
zou men de onmogelijkheid daarvan beseft
hebben. Men zou het niet gepoogd hebben
als men niet de al of niet bewuste over
tuiging had gehad, dat wij op het diepste
Puiit zijn aangeland of reeds daarover
heen zijn.
Een feit trouwens is, dat er teckcnen
van opleving zijn en dat de groote
teruggang van 's lands ontvangsten is
tot staan gekomen. Bovendien staat
vast, dat schuldvermeerdering in de
laatste jaren niet meer heeft plaats
gehad, dat dus versobering, reorgani
satie alsmede de consolidatie daarvan
weder zichtbaar nuttig effect kunnen
hebben. Op dien grond is het niet
meer een hopeloos maar een hoopvol
ondernemen om den strijd tegen de
moeilijkheden van dezen tijd aan te
binden en vol te houden.
Maar het bereiken van dit punt moest
voor alles worden aangestuurd. Men heeft
be regeering herhaaldelijk verweten, dat
2Ü op zien komen speelde of den weg van
ben minsten weerstand volgde. Dat ware
Inderdaad mogelijk geweest door niet of
met diep genoeg in te grijpen, dan wel
°oor er op te rekenen, dat anderen voor
onze schulden zouden opkomen, of genoe-
pn zouden nemen met niet- of niet vol-
lpdige nakoming van onze verplichtingen-
Gelukkig is het Indio tot dusver mogelijk
feweest den koninkiijken weg te volgen-
Wet in de laatste plaats doordat men de
handen zelf uit de mouwen heeft gesto
ven Door geduld, lijdzaamheid, offervaar
digheid en samenwerking is men door alle
"ormen heen staande gebleven.
Niemand zal ontkennen, dat zware offers
moesten worden gebracht, dat veel teleur
stellingen moesten worden aanvaard en
schrijnend leed geleden. Ik ben mij daar
van steeds bewust geweest, want ik ben er
in deze jaren niet in geslaagd van mijn
hart een woestijn te maken. Daarom heb
ik aanspraak op een redelijke beoordee
ling, welke niet van de regeering hier te
lande eischt wat geen regeering, waar ook,
heeft kunnen geven. Veiligstelling van
alles en iedereen was niet mogelijk. Wij
zijn inderdaad armer, veel armer, gewor
den in deze jaren, zooals ieder ander over
al elders, maar ik meen met voldoening te
mogen vaststellen, dat desondanks onze
huishouding en onze samenleving gezonder
zijn geworden. Op welhaast elk terrein van
overheidszorg is het mogelijk gebleken
onze taak met veel geringere middelen en
met een op veel soberder leest geschoeid
apparaat goed te blijven vervullen, waarin
een waarborg ligt dat wij daartoe ook in
de toekomst in staat zullen zijn.
De voorloopige balans, waarover ik zoo
even sprak, moge dan onze armoede aan-
loonen en deswege niet tot voldoening
stemmen, zij geeft toch ook het bewijs van
innerlijke gezondheid en van onzen op
rechten wil om, getrouw aan de Neder-
landsche wapenspreuk, te handhaven.
Een terugblik mijnerzijds, aldus spr.,
thans teneinde nogmaals uiteen te zetten,
waarom in de afgeloopen bestuursperiode
geen resultaten konden worden verkregen,
welke meer bevrediging zouden hebben ge
schonken. lijkt mij overbodig, evenals een
verdediging van mijn beleid, hetwelk ver
oordeeld is als het zichzelf niet kan ver
dedigen. Voor mij zelf ben ik uiteraard
dikwijls met mijn gedachten terugggegaan
in het vooruitzicht van het oogenblik, dat
ik een zoo zware en verantwoordelijke taak
als de mijne was. zou neerleggen. Daarbij
kwam mij in herinnering de belofte, welke
ik deed in het begin van mijn intree-rede.
dat ik zou pogen een goed landvoogd te
zijn. Dat heb ik zeer stellig naar mijn
beste krachten gedaan, ook al wist ik dat
tal van maatregelen voor velen ernstige
gevolgen moesten hebben. Een zekere mate
van onaandoenlijkheid was daarbij gebo
den, ware het alleen om rechtvaardig te
kunnen zijn. Daarnaar heb ik bovenal ge
streefd bij mijn zoo veelvuldige aanrakin
gen met personen, groepen, partijen of
landaarden.
Of mijn pogingen geslaagd mogen hee-
ten. staat niet aan mij ter beoordeeling.
Ik kan alleen verklaren, dat ik van hier
ga met groote dankbaarheid in het hart
voor het feit, dat ik 5 jaren lang werk
heb mogen doen, dat zoo veel omvattend,
zoo veelzijdig en zoo belangwekkend was,
dat persoonlijke offers volkomen gecom
penseerd werden en persoonlijk ongemak
niet telde, Dankbara ben ik voorts voor
den steun, dien ik ondervonden heb, ook
waar deze zich hulde in den vorm van
critiek. Dit geldt wel allereerst uw college
dat zich soms schijnbaar tegenover de re
geering stelde, terwijl het toch evenzeer
's lands belang voor oogen hield als de re
geering dat meende te doen.
Van groot belang bij de samenwerking
van volksraad en regeering is het stipt in
acht nemen van de staatsrechterlijke ver
houdingen. Deze bieden gelegenheid voor
een alleszins bevredigenden gang van
zaken en verschaffen aan den volksraad
meer invloed dan waarvan het college
zichzelf soms bewust schijnt.
Met groote erkentelijkheid moge ik voorts
gewag maken van de groote hulp en mede
werking, welke ik steeds van den laad
van Nederiandsch-Indië heb mogen onder
vinden. zijn heldere scherpe adviezen om
trent de meest verschillende en ingewikkel
de onderwerpen zullen voor mij een even
aangename herinnering blijven ais de har
telijke verstandhouding die steeds heeft
bestaan.
Ook aan mijn eigenlijke medewerkers, de
hoofden der civiele militaire departe
menten en diensten en de onder hen wer
kende landsdienaren, alsmede aan de al-
gemeene secretarie ben ik grooten dank
verschuldigd voor de onafgebroken toewij
ding aan de taak die wij gezamenlijk te
vervullen hadden. Bijna het bovenmen-
schelijke werd soms gevergd, maar het
werd gegeven.
Eindelijk betuig ik mijn hartgrondigen
dank aan dat groote deel van onze samen
leving, hetwelk inzag en begreep, dat het in
de afgeloopen jaren om zeer ernstige din
gen ging, en daarnaar handelde door eigen
wenschen en verlangens hoe gerechf-
vaardigd veelal ook niet op den voor
grond te stellen, maar het algemeen belang
in het oog te houden, door zich achter de
regeering te scharen haar te steunen met
belangeloozen arbeid telkens wanneer een
beroep daartoe werd gedaan, door haar ge
zag te schragen en soms zelfs haar van
hartelijke sympathie te doen blijken. Ver
volgens richtte spr. zich tot zijn opvolger,
Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer.
Uit hetgeen ik zooeven gezegd heb zal
u gebleken zijn. dat hoe zwaar de taak ook
moge zijn, welke u wacht, ik hem die daar
mede door Hare Majesteit de Koningin
wordt belast uit de volheid van mijn ge
moed met zijne benoeming kan gelukwen-
schen. Het is een voorrecht op een plaats
en in een positie te mogen dienen waar zoo
groote belangen van Nederland en Indië
beide samentreffen, het is een geluk in
een werkkring te worden geplaatst, welke
den vollen mensch opeischt en waarin alle
gaven van hoofd en hart dienstbaar ge
maakt kunnen worden aan het heil van
het land.
Dat uw taak een zware zal zijn, weet ge.
Al kent ge Indië niet uit ervaring, de groote
internationale problemen, welke Indië zoo
nauw raken, zullen reeds lang uwe aan
dacht gehad hebben. Wat den binnenland-
schen toestand betreft, zullen de pas in dit
college gehouden debatten u een ruim in
zicht hebben gegeven omtrent den stand
van zaken, zooals die gezien wordt door de
regeering alsmede door de talrijke sprekers,
die men mag wel aannemen, zeer vol
ledig wenschen en verlangens hebben ge
uit en op nooden en misstanden hebben
gewezen. Uit een en ander moet het u dui
delijk zijn geworden, dat de moeilijkheden
voor Indië nog niet voorbij zijn. Maar te
recht laat ge u daardoor niet afschrikken,
ge zijt gereed voor den strijd en bezit den
oprechten wil dien tot een goed einde te
brengen. Dat ge daartoe de kracht, be
kwaamheid en tact zult hebben vertrouwt
Indië op goede gronden, het roept zijn
nieuwen landvoogd dan ook een hartelijk
welkom toe. Persoonlijk moge ik daaraan
de bede toevoegen, dat God u in uw werk
moge leiden en steunen en dat Hij u de
wijsheid geve welke gij zult behoeven.
Met die bede draag ik thans het bestuur
van Nederlandsch-Indië aan u over.
De nieuwe gouverneur-generaal spreekt.
De nieuwe gouverneur-generaal, jhr.
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer,
sprak hierna de volgende rede uit:
Het eerste woord, dat ik van deze plaats
wil spreken, geve uiting aan mijne diep
gevoelde erkentelijkheid jegens Hare
Majesteit de Koningin en hoogstderzelver
iraadslleden voor het vertrouwen, mij bewe
zen door de aanwijzing tot den post, dien
ik op het punt sta te aanvaarden. Als pand
van dat vertrouwen zijn bevoegdheden in
mijn hand gelegd, welker aanwending
naar beste weten, ten dienste van het
Koninkrijk en dit gebiedsdeel in het bij
zonder, thans mijn roeping en plicht zal
zijn. Wie deze roeping recht wil doen, en
niet in dien plicht falen wil. zal van zijn
geestelijke spankracht het uiterste moeten
eischen. Daarvan was ik mij bewust toen ik
mij bereid verklaarde de bekleeding van dit
ambt op mij te nemen. Voor de vervulling
van hetzelfde staat zonder voorbehoud
ter beschikking wat mij aan wils- en
werkkracht mag gegeven zijn.
Uwe Excellentie moge ik dank betuigen,
dat zij mijne ambtsaanvaarding gesteld
heeft in het teeken van Hare goede wen
schen. De gedachte, die in uwe rede aan
mij, uwen opvolger, gewijd is geweest, was
voor mij van te hooger waarde omdat zij
de gedachte is van een, die met eere den
taak volbracht heeft, welke mij te wachten
staat. Onbeperkt hebt gij van uwe persoon
gegeven, wat de verzorging van de u toe
vertrouwde landsbelangen vragen mocht,
waakzaam en richting-gevend in het stu
deervertrek en in de vergaderzaal, steunend
op bestuurdersgaven, die in andere verant
woordelijke functies reeds op proef waren
gesteld.
Het verheugt mij bij ons korte
samentreffen de boodschapper te zijn
geweest van de Koninklijke erkenning,
welke uwe diensten in de benoeming
tot Grootkruis in de Orde van Oranje-
Nassau heeft gevonden.^
De beteekenis van een landvoogdelijke
periode streeft in tijdsduur die van de
ambtsvervulling-zelve ver voorbij.
Op het veld van werkzaamheid, dat gij
thans verlaten gaat, zuilen de indrukken
zichtbaar blijven van de stappen door uw
voet gezet.
Inmiddels hebt gij reeds ervaren, dat dit
vijftal dadenrijke levensjaren u eerbied,
en waardeering in breede kringen bracht.
Wanneer de „Sibajak" wegvaart en de kust
van Java voor uw oog vervaagt, moge gij
bij den terugblik de voldoening smaken,
die in het bewustzijn van hooge plichts
betrachting gelegen is.
Zij, die in deze vergadering of daar bui
ten mochten denken thans van mij een
standpunt te vernemen met betrekking tot
de concrete vraagstukken, welke in de
aandacht van de landsregeering staan, zul
len teleurgesteld worden. Voor de eerste
maal zet ik voet aan wal in deze gewesten,
rechtstreeksche bemoeiing met de zaken
van Ned.-Indië had ik tevoren nooit, ik sta
vreemd tot de taak, die mij is gesteld. Het
Jhr. dc Jonge.
Gegevens zal ik in ruime mate moeten
vragen, en het sterkt mij te weten, dat uit
gelezen adviseurs in den raad van Ned.-
Indië, en in ambtelijk kader mij zullen om
ringen. Doch ook buiten de kringen van
hen, die in de eerste plaats geroepen zijn
mij in de richtige vervulling mijner plich
ten bij te staan, zal ik allerwege raad en
voorlichting zoeken, in het"waarachtig ver
langen door te dringen tot datgene, wat
de Ned.-Indische samenleving in haar rijke
schakeering bergt.
Het zal mijn doel zijn dc nauw door-
eengeweven belangen te leeren kennen,
en het leven te begrijpen van de be
volkingsgroepen van zoo verscheidene
geaardheid, hetzij inheemsch, dan wel
van elders gekomen. Hare behoeften
en verlangens wensch ik te verstaan,
al geef ik er mij rekenschap van, dat
veel, waarnaar anders in redelijkheid
zou worden gestreefd, thans, indien dit
geldelijke offers vergen zou, voor ver
wezenlijking onvatbaar is.
Zoolang de crisis op den zwaar-
beproefden welvaart drukken blijft,
zal de onafwijsbare eisch van hand
having en bevestiging van het ten.
koste van bewonderenswaardige in
spanning verkregen financiecle even
wicht helaas tot een spaarzaam ge
bruik der landsmiddelen dwingen. In-
tusschen zal al datgene wat gelde
lijk verantwoord tot verheffing van
het geestelijk en stoffelijk welzijn
doeltreffend blijken moge, van mijn
warme, daadwerkelijke belangstelling
verzekerd zijn.
Waar de economische achteruitgang tot
nood verergert en voor de bevolking het
onmisbare plaatselijk komt te ontbreken,
is vanzelfsprekend ook de overheid
geroepen om behoedend haar hand naar
de bedreigden uit te strekken.
Mogen eindelijk tijden van herademing
komen, waarin nieuwe welvaart de zorg
verdrijven en een wijder vergezicht zich
openen kan.
De aanpassing aan een lager economisch
peil. welke met kracht en kloekheid is
doorgezet, heeft deze landen ertoe voor
bereid om aanstonds ruimer en meer pro
fijtelijk aandeel te nemen in het wereld-
ruilverkeer, indien dit eenmaal vrijer banen
volgen mag.
De vrijheid van meeningsuiting waardeer
ik als een kostbaar goed. Toch erken ik,
dat de behartiging der belangen van land
en volk onontkoombaar voert tot de plicht
te onderscheiden tusschen woorden en ge
dragingen. die toelaatbaar of niet toelaat
baar zijn.
Gelijk mijn voorgangers, zal ook ik met
gestrengheid handelen jegens hen, die door
de aantasting van gezag en orde voor de
gemeenschap schadelijk zijn.
De gewichtige rol die in het Ned.-
Indisch staatsbestel aan den Volksraad is
toebedeeld, vordert een gestadige gedach-
tenwisseling tusschen hem en de lands
regeering. Zoolang mogelijk dienen zij ge
lijke paden te betreden en bij een aanvan
kelijk verschil van inzicht den weg naar
overeenstemming zoeken. Tot een ernstig
gemeenschappelijk pogen in dien zin zillt
gij mij telkens bereidvaardig vinden.
Met deze woorden en met den wensch,
dat een heilzaam gevolg voor deze gewes
ten het loon van mijne arbeid zij, aan
vaard ik het ambt van Gouverneur-
Generaal van Ned.-Indië.
De speciale correspondent van het
D.N.B. heeft wederom een onderhoud ge
had met den opperbevelhebber van het
nationalistisch Noord-leger, generaal Mola,
in diens hoofdkwartier te Valladolid.
De generaal, die vol vertrouwen is in de
eindoverwinning, gaf den correspondent
een overzicht van de jongste krijgsopera
ties en van de vorderingen, door de natio
nale troepen daarbij gemaakt.
In het Noorden bezetten de nationale
legers de linie Irun-San Sebastian; van
het Westen uit rukken ze Asturië bin
nen; in het Zuiden brachten ze een recht
streeksche verbinding tot stand met de
troepen van generaal Franco, wiens man
schappen. na de inneming van Talavera,
Andalusië en Estremadura zuiveren van
vijandelijke elementen en oprukken naar
de Spaansche hoofdstad.
Generaal Mola wees er op, dat de vele
moeilijkheden, waarmede de nationalisti
sche legers de eerste drie weken van den
burgeroorlog te kampen hadden, thans
volkomen overwonnen zijn Geld. wapens,
munitie en menschenmaterieel zijn in vol
doende mate voorhanden. De vrijwilligers
organisaties zijn volkomen geïnstrueerd
en bij het legerkader ingedeeld. Officieren
en manschappen zijn vol moed en offer
vaardigheid; de discipline ónder de troe
pen is voortreffelijk.
Over het toekomstige operatie-plan zeide
generaal Mola, dat natuurlijk de hoofdstad
Madrid het voornaamste doel der nationa
listische legers was. De inneming van
Madrid wordt binnen enkele weken ver
wacht.
In tegenstelling met de oorspronkelijke
plannen der legerleiding, 0111 de Spaansche
hoofdstad volkomen te omsingelen en van
de buitenwereld af te sluiten, schijnt men
thans van plan te zijn, één uitweg naar
het Zuid-Oosten open te laten, in de hoop,
dat de vluchtkans den tegenstand der roo-
den in de hoofdstad aanmerkelijk zal
verzwakken en men aldus de Spaansche
hoofdstad een volkomen verwoesting door
het dynamiet der anarchisten zal kunnen
besparen.
Men verwacht, als men maar eenmaal de
hoofdstad in handen heeft, dat de groote
mogendheden de nationale regeering on
verwijld zullen erkennen.
Allereerst zullen dan de nog door de
anarchisten bezette provincies tusschen
Madrid en de Levant-kust worden gezui-
zuiverd en daarna zal met het offensief
tegen Catalonië een aanvang worden ge
maakt.
De D. N. B.-correspondent heeft vervol
gens een tocht gemaakt in het door de
nationalisten bezette gebied. De indruk,
dien hij er opdeed, was. dat Mola alleszins
reden heeft voor zijn optimistische ver
wachtingen. Hij was er o.a. getuige van den
buitengewonen offerzin van de bevolking,
die met. groote blijmoedigheid trouwringen,
borstspelden en prachtige sieraden, de
trots van zoo menige familie, afleveren aan
de bureaux voor geldinzameling. De exer-
ceerende jongelui, de houding der naar het
front oprukkende vrijwilligers, zij getuigen
eveneens van een geestdrift en een onver
zettelijke vastbeslotenheid, om het commu
nisme in Spanje uit te roeien en het vader
land in zijn waardigheid te herstellen.
In een toespraak over „het nationale
Spanje" verklaarde Mola nog: Wanneer
de strijd eenmaal zal zijn geëindigd, zullen
wij Spanje moeten heropbouwen en met
allen, absoluut met allen, in vrede leven.
Zinspelend op de eischen der „pha-
ianxisten" zeide Mola: „ik heb een blind
vertrouwen in deze voortvarende jonge
lieden, die zeer zeker zullen begrijpen, dat
wij militairen, bij het ontzagwekkende
werk van den nationalen heropbouw, onze
plicht hebben te doen. Wij moeten met dat
werk een aanvang maken, wij alléén. Een
zelfde wil bezielt trouwens de militairen
en de mannen der phalanx: van Spanje
te maken een sterk, eendrachtig, katho
liek land, aan Spanje terug te geven de
plaats, die het in de wereld innam, ten
tijde van de katholieke koningen".
Lerroux voor de nationalisten.
Alexander Lerroux. oud-minister-presi-
dent en leider van de radicale partij, heeft
in een schrijven aan Vicente Sierra, lid van
de radicale partij, stelling genomen ten
gunste van de nationalisten.
„Tusschen de laaghartige dictatuur van
Azana of die van den bloeddorstigen Largo
Caballero en de dictatuur van de gene
raals van het nationaal herstel aarzel ik
niet", aldus Lerroux.
Er is geen andere hoop, een definitieve
catastrofe van Spanje af te weren, dan
de hoop, welke Burgos ons geeft. Zoodra
het leger zijn taak zal hebben volbracht,
is de tijd daar om verdere oplossingen te
bespreken. Maar tusschen de dictatuur van
het leger en de anarchie verkies ik de dic
tatuur.
Dank aan Duitschland.
De particuliere correspondent van D.N.B.
ie door den chef van het nationale defen
siecomité in Burgos, generaal Cabanelias,
ontvangen; om een boodschap in ont
vangst te nemen voor het Duitsche volk.
De generaal ontving den correspondent
in het regeeringsgebouw. te midden van
zijn medewerkers, en richtte, terwijl alle
aanwezigen zich van hun zetels verhieven,
de volgende woorden tot hem:
„Zeg aan Duitschland, dat de voorzitter
van het nationale defensie-comité van
Spanje te Burgos, generaal Cabanelias, het
Duitsche volk zijn eerewoord geeft, dat
Spanje, er kome wat wil, nooit de vriend
schappelijke gevoelens kan en zal verge
len, noch den moreelen steun, welken
Duitschland ons biedt, in dezen strijd te
gen communisme en anarchie.
Duitschland heeft van het eerste oogen
blik af begrepen, wat onze inspanning te
gen het aanstormende communisme en
marxisme beteekent,
De Goddelijke Voorzienigheid heeft in
alle kritieke uren der geschiedenis steeds
een beslissende rol aan Spanje toebedeeld,
wanneer het erom ging, Europa te bescher
men tegen de invasies van barbaren. Zoo
ook thans bij de poging van Moskou, om
de wereld in slavernij te brengen.
Uw Fuehrer en uw volk houden de wacht
in het Oosten; wij willen de wacht hou
den in het Westen, waar die wacht in deze
voor de toekomst van Europa beslissende
ure niet minder noodig schijnt.
TIJDSCHRIFTEN.
Maandblad voor Hedendaagsche Muziek.
Het Septembernummer van het Maand
blad voor Hedendaagsche Muziek publi
ceert een op 23 April 1930 voor de Ween-
sche radio gesproken dialoog van den in
middels overleden componist Alban Berg
met een leerling over het onderwerp „Wat
zegt ons atonaliteit".
J. A. Leerink schrijft, over „Nederland-
sche componisten voor de A.V.R.O.", dr. M.
Reich over „Het scheppingsproces van den
componist".