OP ZOLDER
ARTISNIEUWS
SEPTEMBER.
Op de Ruïne.
Ben je wel eens bij de ruïne van Bre-
derode, dichtbij Bloemendaal, geweest? 't Is
het overblijfsel van een groot kasteel, dat
lang geleden door de heeren Van Brede-
rode bewoond werd. Je kunt daar nog de
oude torens en de slotgracht zien.
Stil is het daar en als je bij je bezoek
aan die ruïne het smalle bruggetje over
gaat en dan opziet naar de met klimop
en allerlei andere planten begroeide mu
ren, zul je je wel nooit afvragen: „Zou die
ruïne bewoond zijn?"
's Avonds is het daar niet zoo rustig.
Dan vliegen je de vleermuizen om de
ooren en telkens hoor je er het gekras van
ae talrijke uilen. Ja, zoo'n oude toren en
een half vervallen gebouw dat zijn voor
ons, uilen, de meest geliefde verblijfplaat
sen.
In Artis heeft men er zich op toegelegd,
aan alle dieren een woning te geven, zoo
veel mogelijk in overeenstemming met hun
natuur. Men treft er wel geen woestijn
aan voor de leeuwen en de kameelen, en
ook geen oerwoud voor de apen en de
kolibri's, maar voor ons, uilen, is er een
muur opgetrokken van groote, roode, echte
oude baksteenen, voorzien van holen en
schuilplaatsen, begroeid met allerlei plan
ten in één woord: een prachtige ruïne.
In de gaten van dien muur huizen eenige
tientallen uilen, van allerlei soort uit alle
streken der wereld, hier bijeen gebracht
en van elkaar gescheiden door een stevig
traliewerk, want het is ons niet toege
staan bij elkaar een visite te maken.
Van al die uilen ben ik de grootste en
tevens de oudste. Ik woon hier al vijftien
jaar. Mijn naam is Oehoe. Gelukkig, dat ik
reeds volwassen was, toen ik hier belandde,
want anders was ik misschien wel ..Uilskui
ken" genoemd en dat zou mij niet be
vallen.
't Is mij met dien naam precies zoo ge
gaan als den koekoek en den grutto. Mijn
gewone roep is „Oehoe!' en daarom heet
ik zoo. We zijn hier met ons vieren, uilen
van dezelfde soort. Dagelijks krijgen we
een flinke portie vleesch. Soms denk ik:
„Ik wou. dat ik alleen was!" Weet je wan
neer? Als er een muis in ons verblijf ver
zeild geraakt: want wat is nu één muis
voor vier uilen?
Verderop zitten katuilen, velduilen, bosch
uilen, vischuilen en ook kleine steenuiltjes.
Overdag is het hier rustig, maar des
.nachts zijn we allemaal in beweging en
dan zingen we het hoogste lied. De men-
schen noemen dat ten onrechte „uilenge
kras"; dat moesten zij niet doen. Heb ik
ooit gesproken van hun „gillen" en „brul
len" in 't Concertgebouw?
In de middelste afdeeling van onze
uilenverblijven huist de Briluil. Hij is uit
Zuid-Amerika afkomstig. Op zijn terrein
bevindt ziéh een ouderwetsche put met
hoog opgemetselden steenen rand. *t Is
eigenlijk geen put. maar hij ziet er precies
zoo uit, als de oude waterputten, die men
vroeger op de binnenplaats van de kastee-
len der edelen aantrof en daarom past hij
zoo volmaakt bij onze ruïne.
Weet je, wat jammer is?
Dat we maar zoo heel weinig ruimte
hebben, om rond te vliegen! Als we onze
vleugels - eventjes flink uitslaan, stooten
we aan alle kanten tegen het ijzeren tra
liewerk. Daaraan kunnen we nooit wen
nen en dat zal er de oorzaak wel van zijn,
dat in onze heele ruïne nog nooit een
uilennest met levende jongen gelegen
heeft.
Mag er al eens een van ons zijn, die
ergens een ei deponeert, dan wordt dat al
heel gauw door een van de anderen op
gegeten en als je er wat van zegt, dan is
het: „O! Neem me niet kwalijk! Ik dacht,
dat het een muis was!'
De voorzijde van de ruïne wordt dus in
hoofdzaak door de uilen bewoond. Nu zal
ik eens wat vertellen van de achterzijde.
Daar loopt langs de geheele lengte van
den muur een breede sloot precies een
oude slotgracht!
In dergelijke grachten prijkten vroeger
de sierlijke zwanen, zooals men dat nu
nog zoo prachtig zien kan bij het kasteel
Staverden. nabij het Uddelermeer op de
Veluwe!
Zwanen zijn er in onze slotgracht niet,
maar je moet eens zien, wat hier al niet
rondzwemt! In de eerste plaats een aantal
kokmeeuwen en eenden, die den heelen
dag schreeuwen en kwaken, alsof ze ons,
uilen, willen vertellen: „Jullie houdt ons
's nachts wakker met je geroep en geknor;
daarom zullen wij er voor zorgen dat je
bij jullie dagslaapje ook een beetje mu
ziek hebt."
door
C. E. DE T.TT.T.E HOGERWAARD.
Op den grooten zolder
Is het muizenbal,
Waarvan ik heel graag je
Wat vertellen zal.
Vroolijk zijn z' aan 't dansen
In hun beste pak.
Feest is 't op den zolder
Onder 't hooge dak!
Want Marietje Kraaloog
Werd vandaag de bruid.
Zij gaat trouwen, weet Je,
Met Jan Spitsesnuit.
Alle muisjes wenschen
't Bruidspaar: veel geluk!
't Is me een gepiep, hoor!
O, wat is 't er druk!
En de muzikantjes
Spelen 'n leuke wijs
Nog uit oude tijden
Kijk eens! Opa Grijs
Gaat naar Qma Vaalstaart.
Maakt een buiging en
Piept: 't Is net, of i k de
Bruidegom nog ben!
En jij 't aardig bruidje,
Dansen kun je toch!
't Allerliefste muisje
Vind ik jou heusch nog!
't Feest daar op den zolder
Duurt nog heel, heel lang
En geen enkel muisje
Is voor katten bang.
Want diezijn toch buiten
En de deur is dicht!
Vroolijk dansen muisjes
't Is een leuk gezicht!
(Nadruk verboden).
Verder treft men daar vlugge water
hoentjes aan, die altijd bij het zwemmen,
zoowei als bij het loopen de grootste haast
schijnen te hebben.
Dan nog zul je er een paar futen zien,
ongeveer zoo groot als een eend, maar
slanker, die tot de allerbeste duikers be-
hooren. Ze zijn gemakkelijk te herkennen
aan hun langen hals en hun dubbele,
bruine kuif.
En de zonderlingste sinjeurs van dat
heele waterpartijtje zijn wel de roerdom
pen, die soms aan een stok doen denken,
wanneer zij hals, kop en snavel recht naar
boven steken, en dan zoo een tijd lang
onbeweeglijk blijven staan. Dat die vogels
het daar in en bij onze „slotgracht" goed
naar hun zin hebben, blijkt wel hieruit,
dat er twee families bij zijn, de eenden
en de waterhoentjes die soms nesten ma
ken en daar ook hun eieren uitbroeden.
In één opzicht zijn wij. uilen, hun de
baas. Wij kunnen ten minste nog vliegen,
maar zij niet, want ze zijn alle gekort
wiekt. Dat is noodig ook, want zij hebben
geen ijzergaas boven zich en het grachtje
zou natuurlijk verlaten zijn, als men den
bewoners het vliegen niet verhinderd had.
De winter is voor Amsterdam de meeu-
wentijd, dan strijken er in het water bij
onze ruïne dikwijls vrije meeuwen neer, die
van het door den oppasser klaar gezette
voer willen profiteeren. Dan hebben er
nogal eens schermutselingen plaats, die de
ïust in onze omgeving verstoren, maar
overigens is de Ruïne van Aartis voor
ons allen een rustig pension voor het ge
heele jaar.
G. J. VISSCHER.
(Nadruk verboden).
Zes weken robbedoezen
Vacantie was 't, een feest!.
De koek is nu toch op en
Vacantie is geweest!
Het is begin September!
Die tiid is dus voorbij.
Wij keerden weer terug van
Het bosch. de zee. de hei.
Van wandeling en fietstocht.
Van dolen door het duin.
Van prettig samen spelen
In 't park en in den tuin.
We kregen dikke wangen
En werden bruin gebrand.
Het lijkt wel. of de zon had
Een verfpot bij de hand.
Ons allen met een kwastje
Een dun. bruin laagje gaf!
Hoe of je ook je best doet.
Je wascht dat niet er af!
Op 't oude. ruime schoolplein
Heeft steeds de school gewacht.
Ik zal 't maar eerlijk zeggen:
't Heb aan geen school gedac
Zes weken robbedoezen
Alleen denken aan pret!....
Maar nu het beste beentje
Op school weer voorgezet!
C. E. DE LILLE HOGER'
(Nadruk verboden).