Jaargang
Donderdag 3 Sepfember 1936
No. 36
OUDERLOOS
(Slot)
er Bertha? Heb je pijn?" vroeg ze.
a, alles doet me zeer. Wat is er
urd?"
1 ik later wei eens vertellen,
u moet je rustig zijn en pro-
slapen."
ertha's hoofdje woelde over het
niet slapen, zuster. Waar is
ider moet komen."
?r schrok. Dokter had stellig ver
over Bertha's vader te spreken.
;e vraag eischte toch een ant-
s vader?" klonk nog dringen-
em uit het ledikant.
is thuis, Bertha. Maar ga nu
niet slapen, vader moet komen."
kan nu niet komen. Bertha!"
tn niet? Is vader ziek?"
tha, vader is ziek," antwoordde
ten einde raad.
heeft.vader.dan
.vader dan?" herhaalde het
zichzelf, en plotseling deed ze
hevig ontstellen door uit te roe-
o, ik weet het al, ik weet het al,
er kwam een auto aan. Vader,
ar bent u? Zuster.... is vader
•ord op die vraag bleef de zuster
want opnieuw had Bertha het
verloren.
drukte ze op de electrische schel,
hulp komen, dokter moest ge-
den.
lang verkeerde Bertha nog in
nden toestand. Maar eindelijk
h de dag, dat de dokter haar bui-
r verklaarde.
't verder een kwestie van geduld,
is nog heel zwak. Veel rust - veel
id voedsel, zoo luidde het voor
wist nu alles wat er gebeurd was.
ze geschreid toen ze wist, dat
even vader nooit meer zou terug-
eenige. tegen wie ze haar droef-
?rak, was juffrouw Mina.
ikel bezoekuur sloeg deze over en
c ze veel met het meisje,
k ben zoo alleen," klaagde Bertha
er.
rispte juffrouw Mina haar zacht,
ig je niet zeggen, kind. Er zijn er
Dveel, die van je houden en dat
st. Marie van Geelen komt iede-
ïaar Je vragen. Wanneer mag ik
ens meebrengen?"
n Bertha opnieuw begon te
streelde ze zacht haar hand: 'k
gen maar eens doen, hè. En zul
nk zijn?"
genden dag kwam werkelijk Ma-
Toen ze 't smalle gezichtje van
g, kampte ze met haar tranen,
lield zich goed. Ze wist het, hui
ze nu niet.
't Was een moeilijk uur voor de beide
meisjes en 'twas goed, dat juffrouw Mina
er bij was. Maar later ging 't beter. Marie
praatte opgewekt met Bertha over alles wat
de school betrof en dat deed het meisje
toch goed.
„Toch is ze nu nog te lusteloos," zei dok
ter op zekeren dag.
„Zuster, probeert u eens haar een beetje
aan 't werk te krijgen."
Bertha had hier niets van gehoord na
tuurlijk.
Maar dienzelfden dag kwam de zuster
met een haakwerkje naar haar toe.
„Je kunt immers zoo mooi handwerken,
Bertha? Toe, ik heb zoo weinig tijd, wil
jij niet een beetje aan dit kleedje haken?
Je zult er mij een groot plezier mee doen."
Half onwillig keerde het meisje het
hoofd af.
„Wil je 't niet voor me doen kind?" Dat
spijt me."
De klank van teleurstelling in zuster's
stem deed Bertha weer opzien.
„Legt u het maar neer, zuster, 'k Zal
straks wel eens probeeren."
„Ja? dat vind ik lief van je. 'k Ben er
echt blij om hoor, en als je moe wordt leg
je 't maar weer neer."
Werkelijk grepen Bertha's handen na een
poosje naar het handwerkje. Ze had nog
maar een heel klein stukje gedaan ,toen
ze van vermoeidheid in slaap viel.
Met een tevreden glimlach haalde de
zuster het handwerkje weg.
Langzaam, o zoo langzaam ging Bertha
vooruit. Maar eindelijk kwam toch de dag,
dat ze voor het eerst haar bed mocht ver
laten. 't Duurde maar een oogenblikje, maar
't was -toch een begin en lederen dag mocht
ze een poosje langer. Eens, toen juffrouw
Mina op bezoek kwam, deed Bertha haar
een paar stappen tegemoet. Wat was het
goede mensch blij. Half schreiend sloot ze
het meisje in haar armen.
„Morgen kom ik niet, Bertha." zei juf
frouw Mina toen ze na 't bezoek-uur wilde
vertrekken.
„Hè, wat vervelend; waarom niet?"
„Morgen krijg je ander bezoek, kind."
„Van wie dan?" vroeg het meisje. „Van
Marie, maar daarom kunt u ook wel ko
men."
„Nee kind, morgen komen oom Jan en
tante Gretha. Dat vind je toch ook wel
prettig?"
„Ja," stemde Bertha toe, „dat is wel
prettig. Maar anders komt u toch ook wel,
al zijn zij er?"
„Ja maar morgen doe ik dat nu eens
niet, hoor juffertje."
Den volgenden dag op het bezoek-uur
kwamen ze werkelijk om Jan en tante
Gretha. Hartelijk was de begroeting.
„Kind, kind, wat ben je vooruitgegaan,
sinds we hier de laatste keer waren, 'tls
haast niet te gelooven. Nu zal je wel weer
spoedig naar huis kunnen."
„Naar huis," zei Bertha, terwijl ze met het
gelaat afgewend naar buiten keek.
Oom Jan en Tante Gretha namen ieder
aan een kant van hun nichtje plaats.
„Ja kind, naar huis," herhaalde tante
Gretha met nadruk, ,,'k Weet waar je nu
aan denkt, Bertha. Je denkt dat je huis nu
geen thuis meer voor je is, nu je lieve vader
is heengegaan. En dat is zoo. Zonder hem
is je oude huis leeg en verlaten. Maar
meisje, oom Jan en ik willen je een nieuw
thuis bereiden. Wij hebben geen kinderen.
Bertha, wil jij in 't vervolg ons dochtertje
zijn en altijd bij ons blijven?"
Tante Gretha keek haar nichtje aan en
toen zag ze dat droefheid en blijdschap bij
't'meisje om den voorrang streden.
Ontroerd sloot tante Bertha in haar
armen.
„Je moogt gerust schreien kind. 'k Be
grijp best, dat je er nu nog niet blij om
kunt wezen. Je hebt teveel verloren. Maar
langzaam aan zal het toch komen, en oom
en ik zullen daaop geduldig wachten en
alles doen wat we kunnen om je gelukkig
te maken, nietwaar man?"
Hartelijk drukte oom Jan Bertha's hand.
„Ja kind, zoo is het. Ik ben er ook blij
om, dat ik een dochtertje krijg."
Nu kwamen er nog moeilijke dagen voor
Bertha. Ze moest afscheid nemen van Juf
frouw Mina, van de schoolvriendinnen,
vooral ook van Marie, van wie ze zooveel
hield. Doch één troost had ze: Tante
Gretha had beloofd, dat juffrouw Mina en
Marie gerust eens bij hen mochten komen
logeeren. En beiden hadden gezegd, die
uitnoodiging graag aan te willen nemen.
In 'toude huis kwam Bertha niet meer
terug.
Toen de dokter eenmaal gezegd had, dat
ze naar huis mocht, kwam er op een goeden
dag een auto voor. Daaruit stapte tante
Gretha, die haar nichtje kwam halen. Har
telijk was het afscheid van de dokters en
zusters en ook van de andere patiënten
der zaal, waar Bertha verpleegd was.
Voor ze zelf goed wist wat er eigenlijk
gebeurde zal het meisje al in de auto naast
tante, die den arm om haar heen sloeg.
Bertha streed tegen haar tranen, maar
tante zei: „Huil maar gerust uit, kind, je
kunt nu nog niet blij wezen."
Toen ze, na een goed uur rijden het dorp
bereikten waar tante woonde, duurde het
niet lang meer of de auto hield voor heb
huis stil.
Oom Jan kwam haastig naar buiten om
zijn nichtje te helpen uitstappen.
Bertha is moe, man," zei tante Gretha,
,,'k zal haar maar dadelijk naar haar ka
mertje brengen."
„Dat zal ik wel doen," lachte oom, en zon
der complimenten pakte hij Bertha op en
droeg haar alsof ze een klein meisje was
naar boven.
Toen Berlha in liaar kamertje was, kwa
men de tranen opnieuw voor den dag, want
hier vond ze alle meubelen uit haar ka
mertje van thuis terug.
Schreiend sloeg ze de armen om tante's
hals.
„Ik kan 't heusch niet helpen, dat ik
huilen moet," snikte ze. „Ik vind 't toch
erg lief van u, dat u alles hier hebt laten
brengen."
„Ja kind, dat weet ik wel. Je bent nu erg
moe. Ga nu eerst maar eens een poosje
slapen, later praten we wel eens."
Gewillig liet het meisje zich in bed
stoppen.
Toen Bertha in haar kamertje was. kwa_
vloeiden opnieuw de tranen. Maar toch was
er, onder alle droefheid door, in haar hart
een stille dankbaarheid, dat zij dit nieuwe,
liefdevolle tehuis gevonden had.
FRANCINA. J