Nieuwe brug over de Oude Maas - Arie van Vliet gehuldigd HET HELSCH COMPLOT 77ste Jaargang LE1DSCH DAGBLAD Tv.caie Blad FEUILLETON. EEN NIEUWE OCEAAN VLUCHT. - Mrs. Beryl Markham DE SPAANSCHE OPSTAND. .(rechts) wil trachten met haar Percival Gull-machine van Enge- Soldaten, behoorende tob de opstandelingen, op patrouille in één der voorsteden van In.nri nir. naar \!pw Yr>i*lr t.p> v ïprrpn I )p. n-vip.r.rip.p c r land uit naar New York te vliegen, De aviatrice met het echtpaar Mollison. San Sebastian. DE SNELSTE LOOPER VAN DE WERELD WEER THUIS. Jesse Owens, die tijdens de Olympische Spelen drie records op zijn naam wist te brengen, gefotografeerd met zijn vrouw bij zijn aankomst te New York. ARIE VAN VLIET GEHULDIGD. Bij zijn aankomst te Utrecht uit Zwitser land werd de wereldkampioen sprinten op feestelijke wijze ingehaald'. Vooraan Cor Blekemolen. DE INSTALLATIE VAN DEN NIEUWEN BURGEHEESTER VAN OSSEN- DRECHT. Ter eere van den heer A. Voeten werd een optocht gehouden, waar in een oud-type brandspuit meereed, welke nog steeds gebruikt wordt. Eén der pijlers is reeds gereed gekomen, terwijl aan de andere met bekwamen spoed wordt gewerkt. DE BOUW VAN DE NIEUWE BRUG OVER DE OUDE MAAS TE DORDRECHT. Vrij naar het EngeLsch door ANNIE S. SWAN. 56) .Daddy Rossland's geld, oude heer," zei Pat met een vaag, bitter glimlachje. „Ja, hier ia de rest ervan, drie en negen- Lg pond, alles wat ik nog heb. Hier heb Üj het. Ga nu weg en pak in, wat je noodig hebt. Maar neem niet te veel mee." „Geloof je. dat er werkelijk zoo'n haast oee is? We hebben nog drie dagen." „Ja, maar het is gedaan met ons. Ik ben °ang, dat, nadat dr. Guthrie en de ande- »n onder het mes geweest zijn, wij gear- ttsteerd zullen worden. Ik zag het in hun 5°Ben. ik weet, wat ik zeg, dit keer, Pat. vergis mij niet en ik ken mijn man netjes." Pat ging het verwijt stilzwijgend voorbij. „En wat ga jij doen? Heb je genoeg voor jezelf?" vroeg hij, terwijl hij het geld na telde. „Meer dan genoeg; ik zal niet veel noodig 'ebben, het meeste zit in New York. Zoo- 5J? je aankomt, kun je het bij Torrey hijgen. Ze zullen mij niet te pakken krij ten en in ieder geval kunnen ze mij niet 'Phangen We hebben het eerst om jouw "et te denken." Pat werd weer lijkbleek en stopte, zonder ftn woord le zeggen, het geld in zijn zak. „Ik heb hier nog wat in orde te brengen en wanneer ik er tijdig mee klaar kom, zal ik zien je in Leith nog weg te brengen. Maar als ik niet op kom dagen, behoef je je niet ongerust te maken. Het fs veiliger niet met zijn tweeën te gaan. Vaarwel, mijn jongen, het is doodzonde, dat het ge luk ons den rug toegekeerd heeft. Voor mezelf kan het me niet zooveel schelen. Maar voor een man van jouw leeftijd is het hard." „Ik zal er aan den anderen kant wel overheen komen," zei Pat, met voorgewen de onverschilligheid. „Tracht nog te komen, vanavond." „Ja, maar je moet niet teleurgesteld zijn, als je me niet ziet. Het is veiliger om h"et niet te doen en ik heb hier nog heel wat af te doen. Ik zal waarsohijnlijk morgenoch tend naar het Zuiden gaan, of naar Glas gow, waar ik een directe boot naar Ame rika kan krijgen. We hebben misschien vier en twintig uur voorsprong, meer zeker niet." Pat huiverde lichtelijk, terwijl hij de kamerdeur open deed. Zijn vader deed haar weer dicht en hij trok zijn zoon een oogenblik weer de ka mer in. „Vaarwel, mijn jongen. Vergeef mij, voor het aandeel, dat ik hierin gehad héb. We hebben ons geheele leven beiden pech ge had. ik hoop, dat het je daar beter zal gaan." „Dat zal wel lukken. Ik geef den moed nog niet op en ze zullen me niet krijgen, oude heer. Dan maak ik mezelf nog liever eerst van kant." „Goed zoo. Daar kan ik je geen ongelijk in geven. Vaarwel." Hun handen ontmoetten elkaar. Er was geen emotie zichtbaar op het gelaat van den jongen man; hij was volkomen onge voelig en door en door zelfzuchtig. Maar toen de deur achter hem dichtgevallen was, kreunde de oudere man en viel op zijn knieën. Aan het einde van den volgenden dag vonden ze hem dood op dezelfde plek, waar hij neergevallen was. Zoo verdwenen de Ruthvens voorgoed uit het Edinburgsche leven en niemand hoorde ooit meer iets van hen. Patrick bereikte New York tijdig genoeg om het geld in handen te krijgen, waar zijn vader over gesproken had en slaagde er in de waakzaamheid van het gerecht te ontduiken, tot hij zich buiten het rechtsgebied bevond. En liet ligt niet in onze bedoeling hem daar te volgen. HOOFDSTUK XLI. Een gelukkig einde. De derde dag werd gedeeltelijk besteed aan de ondervraging van de paar overge bleven getuigen a décharge, waarvan dr. Guthrie de eenige belangrijke was. Zijn getuigenis, die met kracht en overtuiging gegeven werd, hielp den indruk verster ken, dien de eerste getuige achter gelaten had, namelijk, dat een onschuldig meisje het slachtoffer geworden was van een ge- meene samenzwering. Toen de zitting na de lunch hervat werd, hield de ambtenaar van het Openbaar Mi nisterie zijn rede. Het was in zijn soort een meesterlijk stuk werk maar het scheen wel of de man. die haar uitsprak, zelf de over tuiging miste, die zijn argumenten kracht bij mogst zetten: of hij van het begin af aan wist, dat zijn rede toch nutteloos zou zijn. Hoe het ook zij, hij slaagde er niet in dien indruk te maken, dien hij van zijn rede verwacht had. De derde dag kwam ten einde; een bevel werd afgevaardigd tot de inhechtenis neming van Patrick Ruthven Junior, pre cies zooals zijn vader voorspeld had. Den volgenden ochtend sprak Moss, de advocaat van de gevangene, langdurig en in zeer hartstochtelijke bewoordingen voor de beklaagde. Het was een jonge man, die nog naam moest maken, wat hij dien dag ongetwijfeld deed. Hij schilderde het lijden van miss Harman op zulk een treffende wijze, dat zeer vele menschen tot tranen toe geroerd werden en niemand er meer aan twijfelde, hoe de uitspraak van de jury zou luiden. Toen hij uitgesproken was, stond de rechter op en beval de jury zich terug te trekken om haar uitspraak te overwegen. Daarna volgden die verschrikkelijke oogenbikken van gespannen verwachtnig, waardoor toch zeker heel wat zondaars al voor hun misdaden voldoende gestraft worden. Alice zat doodstil. Haar gezicht scheen iets witter geworden te zijn, maar haar oogen hadden niets van hun helderheid verloren. Het was een wondermooi gezicht, kalm en berustend, een gezicht, dat door diegenen, die het al die verschrikkelijke en oneindige dagen aanschouwd hadden, nooit meer vergeten zou worden. Haar zelfbe- heersching, haar onvergelijkelijke waardig heid hadden haar geen oogenblik verlaten. Het was, alsof zij door een innerlijk licht gesteund en opgehouden werd. Al haar vrienden zaten zoo dicht moge lijk om haar heen. Nu de getuigenverhoo- ren afgeloopen waren, waren alle verboden opgeheven. De trouwe Tina had een eere plaats, vlak achter het beklaagden-bankje, zoodat zij met haar geliefde meesteres kon spreken en haar aanraken. Tina vertoonde meer dan de anderen de uiterlijke kenteekenen van het lijden, dat zij gedurende die moeilijke dagen onder gaan had. Haar haren waren bij de slapen wit geworden, wat vreemd afstak bij haar aandoenlijk jong gezichtje. Het wachten duurde dien dag gelukkig niet lang. De juryleden waren slechts twaalf minuten uit de zaal afwezig. Toen zij weer binnenkwamen wierp iedereen een onderzoekenden blik op hun gezichten om te zien of het resultaat van hun besprekin gen daar ook uit op te maken was. Maar de vijftien goede en eerlijke mannen hiel den hun gelaat uitstekend in bedwang. De rechter en de ambtenaar van het Openbaar Ministerie stonden op om hen te ontvangen. Degenen, die het dichtst bij hem waren, zagen een lichte trilling op het anders onverstoorbare en krachtige gelaat van den rechter. Hij richtte zich tot den voorzitter van de jury en sprak de indruk wekkende woorden uit: „Leden van de jury, zijt gij tot een uitspraak gekomen?" „Ja, Edelachtbare." „Zeg ons, hoe zij luidt." „Wij zijn het er allemaal eenstemmig over eens, Edelachtbare, dat de beklaagde onschuldig is. Wij spreken hierbij de hoop uit, dat de slechte en gewetenlooze perso nen, die deze monsterlijke aanklacht inge diend hebben, hun gerechte straf niet zul len ontgaan." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5