Vlieg/eest op „Ypenburg" - Succes voor den wielrenner van Vliet
HEI HELSCH COMPLOT
fP Jaargang
1.
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
START DER 12 VOETSJOLLEN
in den nationalen wedstrijd, uitgeschreven door de Haarlemsche jachtclub, op het Noorder Buiten-Spaame.
in den wedstrijd tegein Timmer op het internationale
tennistoumooi te Noordwijk.
DE FEESTELIJKE OPENING VAN HET VLIEGVELD ..YPENBURG" ter gele- HET TWEEDE DOELPUNT VAN H.B.S. dat gemaakt
genheid waarvan een grootsch vliegfeest was georganiseerd. De Duitscher von Blom- werd in den wedstrijd tegen A.F.C. in het A.R.O.L. voetbal-
berg, zoon van den Rijksweerminister bij het stunten. tournooi op het A.F.C.-terrein te Amsterdam.
AUSTIN IN ACTIE
VAN VLIET BEHAALDE TE ZiiRICH het sprint-wereldkam
pioenschap voor amateurs. Van Vliet in den strijd tegen den
Japanner Ishizuka.
HULDIGING VAN DEN nEEU V AN MEEL TE TIEL in verband met het f<it.
dat hij 25 jaar geleden zijn vliegbrevet haalde. SIct een auto-giro kwam hij ie Tiel
aan. De heer van Meel (links) wordt begroet door den voorzitter van het huldigings
comité mr. dr, C. Bale.
BOTSING TUSSCHEN TRAM EN PAARD EN WAGEN
TE AMSTERDAM.
Het paard scheen de zaak nogal gemoedelijk op te vatten.
Vrij naar het Engelsch
door ANNIE S. SWAN.
51)
•Ik geloot het wel. Ik meen het koper
werk op het slot te herkennen."
••Hebt u. nadat miss Dempster gestorven
Iets van uw verdenkingen aan iemand
medegedeeld?"
..Alleen aan mijn vader en wij vonden
j*jden, dat, gezien de omstandigheden, het
"•er om niets te zeggen."
■•Was u tegenwoordig, toen miss Demp
er stierf?"
,Ja."
••En in de overlijdensakte heeft u gezet,
zij haar natuurlijken dood gestor
ven is?"
•Ja. Dat was het eenige, wat ik onder de
êeseven omstandigheden kon doen."
zoo duurde het lange en toch zoo
®öettend belangrijke verhoor voort. Het
jhnsverhoor van den dokter zat schitte-
JJM hl elkaar, maar hij beantwoordde het
®et een verbazingwekkende eenvoud en
"Ruigheid, en verliet, zeer tevreden over
"razelf, het gerechtshof.
,.H|) was de laatste van de getuigen èt
cnarge.
behandeling werd door het luncliuur
verbroken en de publieke belangstelling
™fen hoogeT dan ooit gespannen.
Alice bleef dezelfde kalmte en schijnbare
onverschilligheid bewaren. Ze had het
voordeel, dat haar getuigen na die van den
aanklager kwamen. Haar vrienden ver
wachtten daar heel veel van. Ze had ze
geen van allen meer gesproken, sinds het
verhoor begonnen was. Traquair zat zoo
dicht mogelijk bij haar en de wisselende
uitdrukkingen op zijn gezicht waren een
goede barometer voor den atmosferischen
toestand in het gétechtóhof.
Toen allen dien middag weer verzameld
waren, was iedereen benieuwd, wie de
eerste getuige a décharge zou zijn.
Ze wisten niet, dat er practisch gespro
ken, maar een zou zijn. Haar naam werd
spoedig met luider stemme afgekondigd:
„Christina Caldwell."
HOOFD6TUK XXXIX.
Om harentwille.
Er werd geen speciale aandacht aan den
naam besteed en evenmin deed de gestalte
van het jonge dienstmeisje in haar nette
zwarte jurk veel verwachten. Alice Harman
boog zich voorover, toen het meisje in het
nauwe gangetje verscheen, dat naar de
getuigenbank leidde en keek gespannen en
bijna teeder naar haar. Zij was de eenige
vriendin, die zij in het groote, sombere huis
gehad had en Warburton had haar al ver
teld, hoeveel er waarschijnlijk van de ge
tuigenis van het meisje af zou hangen.
..Christina Caldwell, hoe lang bent u bij
wijlen miss Dempster op het George Plein
in dienst geweest?"
„Ik ben er den negen en twintigsten De
cember voor haar dood gekomen."
Het meisje gaf een beschrijving van haar
plichten in het Dempster-huishouden, en
vertelde van de komst van miss Harman,
die, volgens haar, de plichten van huis
houdster op zich nam.
„Leek miss Dempster met haar nicht in
genomen te zijn?"
„Ja, Edelachtbare. Ze waren heel geluk
kig samen en zaten dikwijls te laohen. Een
keer zei miss Dempster tegen mij: Meisje,
ais miss Harman hier tien jaar vroeger
gekomen was, zou het hier nu een geluk
kiger en een beter huis zijn."
„Je hebt dr. Ruthven natuurlijk dikwijls
gezien, als hij kwam, nadat miss Dempster
ziek geworden was?"
„Eiken dag."
„Had miss Dempster vertrouwen in
hem?"
„Dat weet ik niet."
„En miss Harman?"
„Ze heeft daar tegen mij nooit iets over
gezegd, Edelachtbare. Zij was een dame,
die haar plaats wist en ik was maar een
dienstmeisje, maar ik hield daarom niet
minder veel van haar. Ik keek altijd naar
haar gezicht en als de dokter er geweest
was, was het altijd een ander gezicht."
„Kun je jezelf niet een beetje nader ver
klaren?"
„Ik bedoel, dat ze er bezorgd uitzag, alsof
er heel wat dingen waren, die zij niet kon
begrijpen. Ze was heel blij, toen die andere
dokter kwam."
„Heb je hem gezien?"
„Ja. Edelachtbare. Er werd ons verteld,
dat professor Gardiner van de Universiteit
zou komen, maar toen hij kwam, herkende
ik in hem den dokter uit de Rankeillour-
straat. Iedereen uit de buurt van de Plea-
sance kende hem."
„Was hij daar gezien?"
„Ze vonden hem aardig. Hij was heel
goed voor de arme menschen en handig
ook, als hij nuchter was."
„Nuchter? Wil je daarmee veronderstel
len. dat dr. Ruthven voor zulk een belang
rijk geval iemand in consult zou nemen,
die zelden nuchter was?"
„Dr. Gardiner is toen gekomen, Edel
achtbare. Dezelfde, die in de Rankeillour-
straat woonde en ofschoon hij dien avond
nuchter leek en aangekleed was, zooals nog
nooit iemand in de Pleasance hem gezien
had, was hij toch niet nuchter, want ik
heb hem de trap af zien loopen."
„Dit lijkt me zeer eigenaardig. Heeft
miss Harman dezen vreemden consultee-
renden geneesheer gezien?"
„Ja, Edelachtbare."
„Heeft zij iets over hem gezegd?"
„Ze zei, dat hij haar beviel en dien
avond is ze kalmer naar bed gegaan, dan
ik haar ooit eerder gedurende miss Demp
ster's ziekte gezien had."
„Nog eigenaardiger. Dus miss Harman is
dien avond naar bed gegaan en je had
verder geen gelegenheid om in de zieken
kamer te komen? Mrs. Dalgleish had je
zeker niet meer noodig?"
„Nee, Edelachtbare."
„Wat gebeurde er toen?"
„Ik ben op den gewonen tijd naar bed
gegaan, nadat ik de haarden nagezien had
en een blaadje met theeboel erop naar
miss Harman gebracht had."
„En verder?"
Hij wachtte, want hij bemerkte dat zij
nog iets meer mede te deelen had. „Je bent
op den gewonen tijd naar bed gegaan. Ben
je dien nacht nog gestoord?"
„Nee, maar ik ben niet in bed gebleven."
„Wat heb je dan gedaan?"
„Ik wachtte tot mijn kamergenoot sliep
en toen ben ik opgestaan en naar beneden
gegaan."
„Waarvoor?"
HOOFDSTUK XL.
Het onverwachte.
Christina aarzelde een oogenblik en kreeg
een kleur.
„Ik wou mrs. Dalgleish bespieden."
„Haar bespieden? Waarvoor? Verdacht
je haar van iets speciaals?"
„Nee. Edelachtbare. Ik wou haar alleen
maar bespieden. Ik kan niet verklaren
waarom."
„Hoe laat was dat?"
„Het sloeg elf uur, toen ik op de trap
stond. Het had een heelen tijd geduurd
voordat Grace ingeslapen was."
„Je ging naar dè kleedkamer?"
„Ja, Edelachtbare, ik heb me daar achter
het scherm verborgen. Er brandde daar
geen licht, maar alle lichten in de slaap
kamer waren op, zoodat het in de kleed
kamer niet heelemaal donker was."
„Wat kon je vanuit de kleedkamer zien?"
.Alleen maar den haard en het raam en
de kast in den hoek tegenover de deur."
„Kon je mrs. Dalgleish zien?"
„Ja. Toen ik in de kleedkamer kwam,
was ze bezig verschillende sleutels op de
kast te probeeren."
„Die miss Harman gesloten hield?"
„Ja, zij had den sleutel. Ik zag haar
sleutels op haar toilettafel liggen, toen ik
het blaadje op haar kamer bracht."
„Je wilt daarmee dus veronderstellen,
dat mrs. Dalgleish haar eigen of andere
sleutels aan het probeeren was?"
(Wordt vervolgd).