Vier dagen „tippelen" - „Garden-party" in Buckingham Palace HET HELSCH COMPLOT ÏSIDSCH DAGBLAD T.-zeode Blad T)F VTFR1) A AfSFFÏF %eZrgX'demS™ FEUILLETON. LJ Hi V 11_J± LJ^iViVVjrkJ Vjl IJ-J er lustig op los tusschen het rijpende koren. OOK DE HAAGSCHE POLITIE WEERDE ZIGH DUCHTIG op dezen eersten dag van den awaren marsch'. DE KAPITEIN VAN DE „GIRL PAT" het mo derne zeerooversschip, bij aankomst in Liverpool. JAPAN WORDT IN STAAT VAN VER- DEDIGJNG tegen gasaanvallen ge bracht. Japansche vrouwelijke studenten met gasmaskers uitgerust. DE ENGELSCHE KONING gaf in de tuinen van het Buckingham Palac© een garden-party". Verscheidene personen werden, zooals gebruikelijk, aan Zijne Majesteit voorgesteld. OP HET NOORSCHE STOOMSCHIP „TARN" liggende in de Waalhaven te Rotterdam brak brand uit. De brand weer bluschte met behulp van de bemanning het vuur. Op onze foto: het stoomschip ,,Tarn". EEN NIEUWTJE OP AUTO-GIRO-GEBIED. In Glasgow is een auto-giro geconstrueerd, waarmede men loodrecht zal kunnen opstijgen en dalen van de kleinste ruimten, bijv. een tuin of een dak. Vrij naar het Engelsch door ANNIE S. SWAN. 20) „Dat is veel te gevaarlijk. Ze zou het Kker merken. Neen, neen, mrs. Dalgleish, Let eenige wat we doen kunnen is haar voortdurend bewaken." „Maar hoe kunnen wij dat overdag doen? we kunnen niemand vertrouwen, behalve Meikle." „We kunnen slechts wachten hoe de vaak zich verder ontwikkelt," antwoordde de dokter voorzichtig. „We kunnen later wel zekere proeven nemen. In dien tus- schentijd komt u er voor zorgen, dat, ter wijl u er bij bent. uw meesteres haar drankje regelmatig krijgt." „Dat zal ik zeker doen. De arme ziel, te denken, dat ze misschien langzaam maar zeker vergiftigd wordt." De dokter viel haar met een scherp "Stt!in de rede en hield zijn wijsvinger waarschuwend in de hoogte. ,,U moet ont zettend op uw woorden passen, mrs. Dal- Sleish. ik zou mijn verdenkingen zelfs niet aan Meikle mededeelen." Hierop ging hij naar het bed en be steedde eindelijk zijn aandacht aan zijn Patiënt. „Ze is erg koud, mrs. Dalgleish Ik hen Paos. dat ik u moet vragen een paar krui ken te vullen, die dicht tegen haar aan te leggen en ook nog een paar extra dekens te halen. De levensvonk is na midder nacht op zijn laagst en zij is al heel ver heen." Dalgleish draaide zich bij deze onheil spellende woorden haastig om en liet de kastdeur open. „Ik heb den grooten ketel op het vuur gezet; ik heb er zelf voor gezorgd, voordat ik naar boven kwam, dokter. Ik zal hem even halen." Ze ging onmiddellijk weg en liep dit keer door de kleedkamer, zoodat haar stijve rokken langs het scherm ritselden, nog geen paar centimeter van de hurken de gestalte er achter af. Zoodra hij alleen gelaten was, liep de dokter naar het tafeltje, dat tusschen de ramen stond en Christina hief haar hoofd weer op. Ze zag hoe hij uit zijn zak een klein pakje te voorschijn haalde, dat hij voorzichtig open maakte. Hij loste een ge deelte van een wit poeder in water op en gaf dat miss Dempster, blijkbaar met groote moeite in. Christina bewoog zich gevaarlijk dicht naar de deur toe om het hem te zien doen. Toen liep hij naar de kast terug, vouw de iets in een stukje blauw papier en stopte dat in een van de laatjes van het medicijnkistje. Christina sloeg hem nauwkeurig gade en niets ontging haar. Ze zag, dat hij niets uit het kistje haalde, maar er iets vanuit zijn eigen zak Instopte, een feit, dat zij zich goed in haar nimmer falende geheugen prentte. Toen Dalgleish moeizaam de trappen met haar heet water kruiken opgeklom men kwam, stond hij netjes bij het vuur, met zijn handen op zijn rug. „Dat is uitstekend. Het zal haar goed doen." zei hij hartelijk, terwijl hij er een van haar aannam en de dekens terug sloeg. „Ik zal haar alles geven, wat ze van nacht nog noodig heeft en als u zin hebt om in een luien stoel een dutje te doen, kunt u gerust uw gang gaan. Als u van nacht zoo veel rust kreeg, dat u morgen niet behoeft te slapen, zou het misschien in ons belang zijn." „Ik zal morgen niet slapen, dokter, daar kunt u op rekenen. Ik zal die tooverheks wel in de gaten houden." „Ik weet, dat u uw plicht in het belang van uw meesteres zult doen, maar u moet vooral niet onvoorzichtig zijn. Als miss Harman weet, dat wij ook maar de minste verdenking tegen haar koesteren, zal ze onmiddellijk zorgen op haar hoede te zijn en dan komen we misschien niets verder." Dalgleish schudde haar hoofd en de dokter deed zijn overjas aan. waarmee hij binnen gekomen was en ging door de kleedkamer naar buiten, gevolgd door mrs. Dalgleish. Zoodra ze de eerste helft van de trap af waren, sprong Christinia op en snelde het portaal over. de trap op naar haar eigen domein. Daar kroop ze huiverend onder de dekens en bleef op fluisterenden toon nog langen tijd her halen: „Allemachtig, wel allemachtig". HOOFDSTUK XIII. Een vriendelijk gezicht. Dien volgenden ochtend zag Christina er ongewoon bleek uit en er lag een ze nuwachtige, bezorgde uitdrukking in haar oogen. Dit ontging Alice niet en een keer vroeg ze het meisje, of ze zich wel goed gevoelde. Christina keek alleen maar verschrikt en zei „Ja". Ongeveer om drie uur dien mid dag kwam Christina boven met het be richt, dat er een dame in de salon was, mrs. M'arshal) King. Ze aarzelde een oogenblik. Ze was vreemd verlangend om haar te zien, maar durfde de kamer niet te verlaten uit vrees, dat Dalgleish haar plaats in zou nemen. Dalgleish was den geheelen dag zeer opdringerig geweest, was onder aller lei nietige voorwendsels herhaaldelijk de kamer in en uit geloopen en had zich niet in het minst gestoord aan de scherpe op merking van Alice, dat haar diensten niet noodig waren. Ik zou mrs. Marshall King graag even spreken", zei ze. „Blijf jij hier, Christina, en verlaat onder geen voorwaarde de ka mer". „Neen, miss Alice. Maakt u zich daar over maar niet bezorgd. Ik zal hier als een klit blijven hangen, wat Dalgleish ook doet of zegt". Alice vond mrs. King alleen een keu rige innemende gestalte in een langen, nauwsluitenden mantel en een alleraar digst hoedje. Ze stond glimlachend op om het meisje te begroeten en het viel haar onmiddellijk op hoe bleek en uitgeput ze er uit zag. .Lieve, u ziet er uit, alsof u weken in een ziekenkamer opgesloten geweest bent". „Dat ben ik ook, mrs. King. Sinds den dag, dat wij elkaar ontmoet hebben, heeft mijn tante haar kamer moeten houden. Ze heeft een soort beroerte gehad, toen wij thuis kwamen en is heel ziek ge worden". „Maar nu is ze toch, hoop ik, wèer her stellende?" Alice schudde haar hoofd. „O, neen. Ik ben bang. dat haar geval hopeloos is. Gisteren is er een professor bij geweest, en die heeft ons geen hoop meer gegeven". „Wien hebt u gehad?" „Professor Gardiner". „Gardiner! Ik dacht, dat die naar Egyp te gegaan was dezen winter, vanwege zijn slechte gezondheid!" zei mrs. King op verbaasden toon. „Hij is zeker weer beter geworden, dat hij weer aan het werk is. Dat moet ik aan Tom vertellen, dat zal hij prettig vinden. Hij heeft grooten eer bied voor professor Gardiner. Wij zijn hem specialen dank verschuldigd, want hij heeft mijn man door een gevaarlijke ziekte heen gehaald, nadat, alle andere doktoren hem al opgegeven hadden. U vond hem zeker wel aardig?" „O ja, hij is heel vriendelijk geweest", zei Alice. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5