Dr. Colijn spreekt op het Middenstandscongres Sloop „l'Atlantique
I HET HELSCH COMPLOT
77ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DB MALEISCHE BERENFAMILIE IN DEN HAAGSCHEN DIERENTUIN ZOEKT
CONTACT MEIT HET PUBLIEK.
De familie is inmiddels uitgegroeid tot zeven stuks. Op de foto ziet men er vijf.
KONING EDWARD VERGEZELD VAN DE GROOTE KARAKTERSPELER CHARLES LAUGHTON IN ZIJN
BEN HERTOG VAN YORK - inspecteert NIEUWE FILM CREATIE ALS REMBRANDT. Naast Charles Laughton
de Royal Air Force. Zij dragen de nieuwe
muts van het luchtvaartcorps. Richard Gofe in de rol van Titus, den zoon van den schilder.
HET 338TE MIDDENSTANDSCONGRES, DAT TE DELFT WERD GEHOUDEN-
De slotzitting had plaats in de schouwburgzaal, waar minister Coilijn een rede hield. Dr. H. Colijn tijdens
zijn rede. Achter de tafel het hoofdbestuur.
DE TRAINING VOOR DE T.T.-RACES OP ZATERDAG A S. Verschillende renners be
proeven de deugdelijkheid van hun motor. Op de foto Piet van Dinter (Nederland) op D.K.W.
cu.Noël B. Pope (Engeland) op Velocette.
HET EINDE VAN HET FRANSCJIE STOOMSCHIP „L'ATLANTIQUE". Op een werf
te Glasgow wordt de reus, welke eens de trots was van, de
Fi-ainsch'e koopvaardij-vloot, gesloopt.
OPENING VAN DE JEROEN BOSCH-TENTOONSTELLING IN MUSEUM BOYMANS TE ROTTERDAM.
V.l.n.r. de beer Hannema, directeur vain het miuseumprof. dir. Martin, directeur van het Mauritshuis;
graaf von Zeoh von Burkarsroda, Duitsohe gezaint, en mir. Drooglever Fortuyn, burgemeester van Rotterdam,.
Vrij naar het Engelseh
door ANNTE S. SWAN.
9)
„Met mij. gaat het best, dank u, doctor,
maar de toestand van mijn tante blijft
steeds hetzelfde. Ik maak me ernstig be
zorgd over haar. Het is zulk een vreemde,
ziekte. De helft van den tijd is ze buiten
kennis. Ik geloof niet, dat ze dan lijdt,
maar ze wordt niet heter en niet erger en
ze ziet er zoo vreemd, wasachtig uit.
Eenige oogenblikken geleden heeft ze
even getracht met me te praten, maar ze
valt onmiddellijk weer in dien elgenaar-
digen, suffenden toestand terug, die zoo
angstwekkend is. Het lijkt me onmogelijk,
dat het zoo nog lang kan voortduren."
De goede doctor streek zich nadenkend
over zijn kin.
„Ruthven behandelt haar zeker nog
steeds?"
Alice boog haar hoofd en iets in de uit
drukking van haar gezicht trok de aan
dacht van de schrandere, vriendelijke
oogen, die haar zoo doordringend aan
zagen.
,.U vertrouwt dr. Ruthven misschien
niet volkomen? Zou het niet beter zijn,
als we er nog eens een anderen dokter
ouhaalden?" opperde hij. „Ruthven is per
slot van rekening nog jong en hij kan
nog niet veel ervaring hebben. Bovendien
heeft hij zich op de universiteit niet be
paald onderscheiden. Een jong vriend
van mij kent hem heel goed en wist te
vertellen, dat hij er als de „eeuwige stu
dent" bekend stond. Het lijkt me niet
juist, dat een zoo belangrijk leven als dat
van miss Dempster geheel en al, om zoo
te zeggen, in zijn handen ligt."
„Zoo denk ik er ook over, doctor, maar
wat moet ik er tegen doen?" vroeg ze
treurig. „De Ruthven's, dat wil zeggen dr.
Ruthven en zijn vader, schijnen hier veel
macht te hebben. Ik ben hier betrekkelijk
een vreemde en ze laten me dat-duidelijk
voelen. En mijn tante scheen, zeker voor
haar ziekte, het volste vertrouwen in hen
te hebben."
Dr. Guthrie zei een oogenblik niets. Hij
had geen erg hoogen dunk van de Ruth-
vens. Hij beschouwde den vader als een
van die onbeteekenende advocaten, die
het niet veel kan schelen, wat voor soort
zaken ze te behandelen krijgen, zoolang
ze er geld mee kunnen verdienen. In het
gerechtshof had hij eenige, nogal scherpe
woordenwisselingen met hem gehad over
gevallen, die wat met zijn philantropische
werken te maken hadden en een keer had
hij Ruthven onomwonden gezegd, wat hij
van hem dacht.
De zoon beschouwde hij veeleer als een
dwaas dan een schurk. Maar hijzelf had
zoo weinig met miss Dempster omgegaan,
dat hij niet gerechtigd was om zich met
haar zaken te bemoeien en dit zei hij aan
haar nichtje.
„Ik ben toevallig kort voordat u uit Col
chester kwam. bij haar geweest op bedel-
bezoek. Ik had geld noodig voor een paar
arme menschen en daar ik van den rijk
dom van uw tante gehoord had, was ik
zoo vrij daar een beroep op te doen. Ze
heeft me niet heel hartelijk ontvangen en
me weggestuurd met het aanbod van een
half pond, wat ik, geloof ik, geweigerd
heb. Toen heeft ze me weer bij zich ge
roepen en me een enveloppe overhandigd,
die ik niet geopend heb, voordat het laat
in den avond was. Tot mijn groote ver
wondering vond ik er een chèque van
honderd pond in."
Alice Harman glimlachte.
„Dat verbaast me! Ik had nooit gewe
ten, dat ze zoo vrijgevig was. Maar ze
spreekt altijd zeer waardeerend over u.
- Ze zou u vandaag ook wel ontvangen heb
ben, als ze daartoe in staat geweest was.
Maar ik betwijfel het sterk, of ze wel zoo
rijk is„ als de menschen denken. Ik geloof
het niet, tenminste ik heb sinds ik hier
kwam, vijf weken geleden, niets gezien,
wat erop wees."
„Ah, maar u kent de gewoonten .van
gierige menschen niet, Miss Harman. Het
zou me niets verwonderen, als ze een
groot fortuin naliet en ik hoop, dat ze aan
u gedacht heeft, die haar met zooveel toe
wijding verzorgd hebt en daar zoo weinig
vriendelijkheid voor terug gekregen hebt.
Voordat u kwam, was ze heel eenzaam,
met nauwelijks een vriend in haar huis."
Alice schudde het hoofd.
„Ze doen, alsof ze aan haar gehecht
zijn Dr. Guthrie en haar kamenier
Dalgleish, laat me niet met rust. We lig
gen voortdurend met elkaar overhoop. Zij
is jaloersch op mij en ik vertrouw haar
niet. O, ik verzeker u, dat dit huis op het
oogenblik een waar slagveld is, waar. alle
menscheltjke hartstochten elkaar bestrij
den. Ik voel me heel eenzaam. Als Chris
tina Caldwell er niet was, zou ik het
bijltje er misschien heelemaal bij neer
leggen."
„Dus Christien blijkt goed te bevallen,"
vroeg dr. Guthrie, die het meisje bij miss
Dempster aanbevolen had.
„Ze is een juweel, trouw, gewillig en
voorkomend en bezit een opgewekt hu
meur, dat me dikwijls uit mijn sombere
stemming haalt, als ik meer dan gewoon
lijk gedeprimeerd ben."
„Ik ben blij zulk goed nieuws over
Christina te hooren. Ik dacht al, dat ze
er zeer gelukkig uitzag, toen ze me open
deed."
„Ze is ook heel dapper Zij is een in
dringster evenals ik zelf en ze maken het
haar in de keuken niet gemakkelijk.
Dalgleish haat haar absoluut en tracht
altijd gemeene dingen over haar karakter
en opvoeding te insinueeren. We hebben
al heel wat heftige woordenwisselingen
over het onderwerp Christina gehad. Het
meisje is, geloof ik, wel op mijn hand en
de eenige vriendin, die ik op het oogen
blik heb."
„Uw positie is zeker verre van aange
naam, maar toch vind ik, dat u dr. Ruth
ven den eerstvolgenden keer, dat hij komt,
moet zeggen dat u het wenschelijk acht
een consult voor uw tante aan te vragen.
Dat wordt toch heel dikwijls gedaan, zelfs
in gevallen, die zich veel minder ernstig
laten aanzien dan deze ziekte."
„Dat zal ik dan maar doen. Hij kan elk
oogenblik komen. Ik heb nog andere ver
denkingen, die ik nauwelijks uit durf te
spreken. O, dr. Guthrie, dit zijn heel
moeilijke weken voor mij geweest en het
lijkt wel of ik neelemaal veranderd ben.
In Colchester heb ik veel geleden, maar
er heerschte daar - altijd vrede met mijn
lieven vader. Nog nooit van te voren heb
ik met zulke onaangename menschen om
gegaan, waarvan ik er een paar bepaald
slecht vind. Deze schijnbare modellen van
liefde en toewijding, die hier zoo lang al
in betrekking zijn, zijn in werkelijkheid
allen gieren, die azen op wat ze later
krijgen zullen. Ze haten elkaar allemaal.
O, die atmosfeer hier in huis is ver
schrikkelijk."
Dr. Guthrie keek haar diep medelijdend
aan.
„Mijn.lieve, ik heb ontzettend met u te
doen, maar vergeet niet, dat u misschien
geroepen bent om een goed werk te ver
richten. U kunt tenminste de bedienden
in het oog houden. Denk eens even na,
hoe slecht de oude dame er nu aan toe
geweest zou zijn, wanneer u niet als door
de Voorzienigheid hierheen gezonden was
om haar bij te staan."
Alice sclfudde haar hoofd. Op hetzelfde
oogenblik deed de voordeurschel zijn som
bere galm door het huis weerklinken.
„Daar is de dokter! Ik moet nu gaan,"
zei ze zenuwachtig. „Ik ben er liefst bij
gedurende zijn bezoeken. Ik verlaat haar,
voor zoover dat mogelijk is, geen oogen
blik en slaap zelfs bij haar. op de kamer."
Ze opende de deur en luisterde, maar
daar ze niemand in de hall binnen hoorde
komen, sloot ze haar weer met de ge
dachte, dat zij zich vergist had.
.(Wordt vervolgd).