'ZICH GOUDEN BERGEN VAN IETS VOORSTELLEN. ANEKDOTEN. 'T VACANTIE-REISJE VAN DE CLUB. Jan zal in de groote vacantie op een boerderij gaan logeeren. Hij gelooft niet, dat er iets heerlijkers bestaat en heeft het steeds over zijn uitstapje. Hoeveel varkens er bij Krelis-boer wel zullen zijn? Of hij zal mogen helpen bij het binnen halen van den oogst? En zal hij ook eens mogen probeeren te melken? Tal van vra gen dringen zich aan hem op en Vader en Moeder weten die niet altijd te beant woorden. De ongen Ls den heelen winter ziek ge weest en moet nu roode wangen op de boerderij krijgen. „Geldersche lucht, 't Liefst eenige we ken op een flinke boerderij!" heeft de dokter gezegd. Is dat even een prettig re cept of niet? Geen ander drankje slik ken dan versche melk en geen poeiers, maar boterhammen met spek! Jan heeft eerst ongeloovig geglimlacht. Zooiets gebeurde immers toch niet! Maar... nadat Vader in de Paaschvacantie een paar dagen op reis geweest en met een Jan zijn groote vacantie zal doorbrengen, heeft de jongen toch begrepen, dat het „eenig-leukeplan" werkelijkheid zal wor den. Want natuurlijk heeft Vader Jan niet gefopt. Zooiets heerlijks zal Vader hem zeker niet voorspiegelen als 't niet echt gebeuren gaat. Ans en Mientje, de zusjes, zijn wel een tikje jaloersch. Wie zou dat ook niet zijn? Maar.... ze gunnen Jan het bui tenkansje toch best. En wat zal hij veel vertellen hebben, als hij terugkomt! Kleine Pim blijft liever bij Vader en Moeder, maar hij is ook nog nooit alleen van huis geweest, iets wat met de drie „grooten" wel het geval is. Toch vindt Pim het wat leuk, van de boerderij te hooren en vraagt ook hij van allerlei aan Vader. Op een middag, als Jan het weer druk over het heerlijke vooruitzicht heeft, zegt Moeder lachend: „Ja. ja. 1e stelt je er gouden bergen van voor Pim kijkt met open mondje Moeder aan, maar niemand let op het kleine baasj e Den volgenden dag gaat hij met Moeder naar Tante Trees, die een nieuw schilderij gekregen heeft. Natuurlijk moet Moeder het dadelijk zien enbewonderen, wat zij volmondig doet. Prachtig zijn die bergen belicht door de ondergaande zon! ,/t Lijkt wel goud! zegt Moeder. Nu kijkt Pim ook vol aandacht naar het schilderij en vraagt hij plotseling: „Moeder, zijn dat dan de gouden ber gen die Jan bij Krelis-boer zal zien?" Tante kijkt verwonderd het kleine baas je aan. Wat bedoelt hij toch?? Maar Moeder schiet op eens in den lach, als zij zich haar gezegde van den vorigen dag herinnert. CARLA HOOG. (Nadruk verboden). Ingezonden door Marietje Laterveer. Snugger. ,,Ga eens kijken, Ka, of de barometer ook gedaald ls", zei mevrouw tot haar dienstbode. Ka (niet wetende wat dat is dalen van een barometer)„Mevrouw ik heb geke ken maar hij hangt nog precies zoo aan den spijker". f Ingezonden door Annie Keyzer. Wiesje was voor het eerst naar Artis geweest. Bij haar thuiskomst deed ze op gewonden verhalen aan Grootmoeder. „En welk dier vond je nu het aardigst Wiesje?" „O, de olifant, grootmoeder, dat ls zoo'n leuk dier, u had moeten zien, hoe handig hij Iets oppakte met zijn stofzuiger". Hoezee, hoezee! Wie gaat er mee Fijn springen in de groote zee? En plassen? Is 't geen goeed idee? Maar als het regentja, wat dan (Nadruk verboden) lk maak er vlug een plaatje van En teeken 't meisje en de zee. Als 't af is, lachen w'alle twee, Wie doet er mee? Hoezee, hoezee! „Meisjes, 't is tijd. Gaan jullie je werk opruimen?" vroeg juffrouw Meyer aan 't clubje meisjes dat zij onder haar leiding had. Met een verheugd gezicht maakten som migen van de gegeven vergunning gebruik, maar anderen vroegen: „Nu al Juf? 't Is pas kwart voor negen?" „Ja, dat weet ik wel, maar ik heb nog wat met jullie te bespreken." In een oogenblik waren nu de hand werken der meisjes netjes weggeborgen. Als juffrouw Meyer wat te bespreken had, kwam er iets bijzonders, dat was vast. Alle oogen waren dus met spanning op de juffrouw gericht. „Jullie weet wel meisjes," begon ze, „dat aan 't eind van deze maand onze club avondjes worden stil gezet, tot na de zomervacantie. Dan hopen we weer ijverig verder te gaan met ons naai- en breiwerk, want zooals je weet is er nog lang niet genoeg om met Kerstmis al onze arme en oude menschen te kunnen verrassen. Maar nu krijgen we eerst een poosje vacantie. Hoe zouden jullie het vinden, als we in die vacantie eens 'n uitstapje met elkaar maakten. Zou je daar zin in hebben?" „He ja juffrouw". Fijn! Heerlijk: „Waar gaan we dan naar toe?" Dat waren de uitroepen die juffrouw Meyer van alle kanten te hooren kreeg. Lachend bedekte ze de ooren met de handen. „Niet allemaal tegelijk, kinderen, ik kan mezelf niet verstaan. Als jullie rustig zijn, wil ik je de verdere plannen vertellen." In een wip was 't weer stil. De nieuws gierigheid dwong er de meisjes wel toe. „Nu dan", ging de juffrouw voort, „ik zal het jullie meteen maar zeggen: we gaan naar Antwerpen". „Naar Antwerpen???" „O, wat heerlijk." „Dolletjes gewoon". „Ja kinderen, stil nu. Je moet me niet telkens in de rede vallen. Zoo komen we niet verder. We zitten hier niet zoover van de grens, dus is de reis naar Antwerpen ook niet zoo heel groot. En ik weet zeker dat jullie daar geen van allen ooit geweest bent. 't Plan is dat we er heengaan met een touringcar. Dat is veel aardiger voor een ééndaags uitstapje als de trein. We gaan 's morgens vroeg heen en komen 's avonds pas thuis. Boterhammen moeten jullie meenemen, maar in Antwerpen krijg je een warm middagmaal of sullen we deftig zeggen een diner? En nu de kosten, 'k Zie al sommige benauwde gezichten en daar om zal ik dat maar eens gauw vertellen. De vereeniging waar wij altijd voor naaien, wil voor jullie ijver te beloonen de helft van de kosten dragen. Maar voor de andere helft moeten we zelf zorgen. Wat denken jullie er van, zou het kunnen dat je allemaal twee gulden meebrengt?" Zooals de juffrouw verwacht had, zoo gebeurde het ook. Twee gulden? Voor zoo'n fijn uitstapje? Ja, dat zou wel mogen en anders mochten ze misschien wel wat uit den spaarpot nemen. De meeste meisjes riepen dan ook van: ja juf ja juf, en anderen knikten zoo hard ze konden met het hoofd. Alleen één meisje, dat nog al achteraan zat, gaf geen enkel blijk van instemming. De meisjes in hun luidruchtigheid, merkten daar niets van, maar juffrouw Meyer merkte het wel. Doch ze vroeg niets. ,,'k Zie wel," begon ze even later, „dat ons plannetje nog al instemming vindt bij jullie. Maar nu praten we er niet verder meer over. Je gaat nil naar huis en vraagt je ouders toestemming om mee te mogen gaan. Volgende week hoor ik dan wel het antwoord." Stijf met haar vriendinnetje, Nelly van Hagen, gearmd, liep Rina Huysman naar huis toe. Nelly was druk aan 't redenee ren. Ze kwam niet uitgepraat over het fijne plannetje van Juffrouw Meyer. ,,'k Geloof dat het nog niet eerder ge beurd is, dat ons clubje zoo'n fijn uitstapje heeft gemaakt," zei ze. Plotseling viel 't haar op dat Rina heelemaal niet meesprak. „Maar zeg, wat ben jij stil? Vind jij het dan niet leuk?" „Jawel." „Maar waarom zeg je er dan niets van? Anders ben je toch ook zoo stil niet?" Met moeite slikte Rina iets weg. Toen zei ze: „Ik ga niet mee." „Ga je niet mee? Toe nou, maakt dat een ander wijs. En toen opeens heel ernstig: „Zeg Rina, zou je niet mogen? Om.... omdat je vader zonder werk is?" Een kort knikje. „Maar zeg. Rien je kunt het toch wel vragen? Misschien misschien mag je dan toch wel? Zal ik het voor je vragen? Ja, ja hoor, ik durf best." Een hartelijk drukje van Nelly's arm. „Dat is lief van je Nel, maar je mag het niet voor me vragen. Moeder heeft toch al zooveel zorgen, lk weet zeker dat het niet kan. En als ze dan neen zegt, wordt ze er zelf verdrietig om. En dat wil ik niet. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 12