Brandend kerkgebouw - Jubileum remonte-depot te Nieuw-Millingen
HET HELSCH COMPLOT
77sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE BRAND IN DE ST. TRUDO-KERK TE
STRIJP—EINDHOVEN. - Heb brandende
kerkgebouw.
MORGEN BESTAAT HET REMONTE-DEPOT TE NIEUW MILLINGEN 50 JAAR.
Het depot dient paarden, bestemd voor het leger in dressuur te nemen, om hen
zoodoende geschikt te maken voor den actieven dienst, In volle galop.
DR. EUWE bezocht de nationale
luchtvaartschool te Amsterdam en
kreeg een half uurtje proefles.
Dr. Euwe in het toestel.
DE EERSTE WATERSKI-CURSUS
TE BERLIJN - in bad
Müggelsee.
HOOITIJD OP MARKEN.
Het transport van het hooi per schuit.
HEIDELBERG IN FEESTGLANS.
Tot slot van de universiteitsfeesten te Heidelberg werd het slot feestelijk verlicht. Op den voorgrond de oude brug,
eveneens in feestverlichting.
Vrij naar het Engelsch
door ANNIE S. SWAN.
1)
HOOFDSTUK I.
Reisgenooten.
De diligence van Carlisle naar Edin-
burg kwam in grootsohen stijl, met knal
lende zweep en schallenden hoorn, over
den vlakken hoofdweg aangereden en
hield stil voor de herberg te Blenkenfoot,
een eenzame pleisterplaats, die verborgen
lag tusschen de onmetelijke uitgestrekt
heid van de Lanark-heuvels.
Van Carlisle af zaten er slechts vier
passagiers binnenin; een bejaarde heer,
die zoo stijf in zijn overjas en reisdekens
gewikkeld was, dat hij veel weg had van
een mummie, wat de groote hilariteit op
wekte van twee frissche sohooljongens,
die voor de Kerstvacantie naar huis gin
gen, een week vroeger dan gewoonlijk,
omdat er op hun school een epidemie uit
gebroken was. De vierde passagier was
een jong, aantrekkelijk meisje, dat, zoo
dra ze Carlisle verlaten hadden, vriend
schap met de jongens gesloten had en de
lange uren van de reis gekort had met
wonderbaarlijke verhalen te vertellen
over tijgerjachten in de oerwouden van
Indië, waar zij blijkbaar volkomen mee
bekend was. Ze was de dochter van een
officier en had veel rondgezworven, of
schoon dit haar eerste bezoek was aan
haar geboorteland, Schotland.
Toen de hoorn zijn schallende klanken
tusschen de stille heuvels deed weergal
men, sprong een jonge man, die in de
koffiekamer van de herberg zijn krant
had zitten lezen, op en rende naar de
deur, tezamen met alle overige inwoners
van het huis, voor wie het voorbijtrekken
van de diligence het evenement van den
dag was. Het was een groote, breed
geschouderde man, gekleed in de dracht
van een boer uit den beteren stand. Hij
had een knap open gezicht, gebruind door
het gezonde buitenleven, en een onge
dwongen openhartige manier van optre
den, die hem overal vrienden maakte. Hij
was welbekend in de herberg van Blen
kenfoot en de waard sprak hem familiaar,
doch niet oneerbiedig aan.
„Blijven de jongeheeren hier, mr. Tra-
quair?" vroeg hij.
„Dit keer niet. Ik ga waarschijnlijk met
Kerstmis naar stad. Daar heb je ze, de
deugnieten, het eerst van allemaal, zooals
gewoonlijk."
Nog voordat de diligence geheel tot stil
stand gekomen was, sprongen ze hals over
kop naar buiten, zonder op de steigerende
paarden te letten, die met moeite in be
dwang gehouden werden en het volgende
oogenblik waren ze bij Traquair.
„Ik wist wel, dat u komen zou!" zei de
jongste van de twee, een jongen van een
jaar of tien, een echte rakker met het ge
zicht van een engel. „Oom Jack, hoeveel
veulens zijn er op White's Moss? Alec be
weert, dat er maar vier zijn, maar ik weet
zeker dat Else gezegd heeft, dat er zeven
waren."
„Dan hebben ze geen van tweeën gelijk.
Ik heb er dit keer negen. Hoe gaat het
met jou, Alec en hoe is jullie reis ver-
loopen?"
„Fijn! Zij heeft ons hoopen verhalen
verteld," zei hij en wees met een duim
over zijn schouder in de richting van het
meisje, dat nu ook uitgestapt was en met
verbazing en belangstelling de eenzame,
door heuvels omringde plek in zich op
stond te nemen. Traquair, die haar zoo
verdiept zag staan, had volop de gelegen
heid haar gezicht te bestudeeren, dat hem
uitstekend beviel. Ook merkte hij op, dat
ze diep in de rouw was, wat haar alleen
zijn verklaarde. Toen ze haar hoofd om
wendde en hen aanzag, nam hij zijn
pet af.
„Ik hoop niet, dat mijn neefjes lastig
geweest zijn, mevrouw," zei hij. „Ik weet,
wat voor rakkers het zijn."
Ze glimlaohte vriendelijk, waarbij haar
oogen, groot, grijs en gevoelvol, op won
derbaarlijke wijze verhelderden.
„O nee, ze zijn heel zoet geweest. Ik heb
van hun gezelschap genoten; het heeft de
reis minder vervelend gemaakt. Hoe lang
duur het nog voordat we Edinburg bereikt
hebben?"
„Nog twee uur. Maar het xs de ge
woonte hier te eten. Mag ik u vragen bij
ons te komen zitten?"
Ze aarzelde slechts een oogenblik. De
vriendelijke klank van zijn stem en zijn
geheele uiterlijk beviel Alice Harman niet
minder dan het hare hem bevallen was.
Zij bedankte hem en ze gingen de lange,
lage koffiekamer binnen, die nu vervuld
was van de heerlijke geuren van vele
smakelijke gerechten.
De oude heer, die zich vajj een deel vau
zijn overbodige kleeding ontdaan had liep
achter hen naar binnen en ging aan het
einde van de tafel zitten, zoo ver mogelijk
van het vroolijke gezelschap. Desondanks
hield hij zijn oogen niet van hen af en
voerde sindsdien een levendige herinne
ring van Alice Harman's gezicht met zich
mee, een herinnering, die haar later, toen
ze in groote moe 11 ij kneden verkeerde, goed
van pas kwam. Dien dag was ze eenzaam
en bedroefd genoeg, maar ze had geen
idee van alle ellende en verdriet, die er in
deze wereld mogelijk zijn en waarvan zij
voorbestemd was haar volle deel te
krijgen.
Traquair nam op onopvallende wijze de
honneurs waar en in den loop van het al-
gemeene gesprek vernam hij, dat ze een
wees was, de dbchter van een officier, die
te Colchester gestorven was en dat ze
naar Edinburg reisde om haar intrek te
nemen bij een tante, de eenige zuster van
haar moeder.
Op zijn beurt deelde hij haar mede, dat
hijzelf ook uit Edinburg kwam, de zoon
van een dokter was, maar aan het buiten
leven de voorkeur gegeven had en nu voor
zijn eigen rekening het boerenbedrijf uit
oefende, ongeveer zes kilometer van Blen-
kenfqpt, en dat de jongens de zoons waren
van zijn zuster, de vrouw van een welbe
kend en zeer gezien koopman in de stad.
„En als u me toestaat haar te schrij
ven, zal ze u zeker komen opzoeken," zei
hij dringend, toen het uur van vertrek
bijna aangebroken was. „U zoudt haar
vast aardig vinden. Iedereen doet dat. En
ik kom zelf ook heel gauw."
Alice schudde haar hoofd en glimlachte
droevig.
„U bent ijpel vaendfiJDÜ. fflaar ik tyeet
nog niet eens zeker, of ik bij mijn tante
welkom ben en of ik wel in staat zal zjjn
om vrienden te ontvangen. Ja, dank u, ik
zal graag haar adres meenemen en wan
neer het mogelijk is, zal ik van uw vrien
delijkheid gebruik maken."
„Ik kom naar de stad om Kerstmis en
Nieuwjaar te vieren en ik hoop, dat wij
elkaar dan weer zullen zien," zei Traquair
ernstig. „Tot ziens, miss Harman. Zorg
goed voor haar, jongens."
De oude heer, die een eindje verderop
stond, zag het tooneeltje en hoorde de uit
gesproken bezorgdheid van den jongen
man met een flauwen glimlach, die de ge
heele verdere reis om zijn lippen speelde
en maakte, dat hij met vriendelijke be
langstelling zijn drie reisgenooten gade
sloeg zonder echter een woord tot hen te
spreken.
Het uur van aankomst van de diligence
te Edinburg was bekend; desondanks keek
Alice, toen ze de pleisterplaats bereikt
hadden en uitgestapt waren, tevergeefs
rond of er ook iemand was om haar te
begroeten. De jongens werden door hun
vader afgehaald, die. toen hij zag, dat ze
blijkbaar niet goed wist wat ze doen
moest, naar haar toeging en vroeg, of hij
haar ook van dienst kon zijn.
„Ik moet naar het George Plein," ant
woordde zij. „Ik heb geen bagage: die
komt over zee. Is het ver weg? Kan ik het
loopen, of moet ik een rijtuig nemen?"
„Het mist erg. zoodat u onmogelijk kunt
loopen," zei hij beslist. „Wilt u mij toe
staan u er even heen te brengen? Wij be
hoeven er maar een heel klein eindje voor
om te rijden."
.(Wordt vervolgd).