De Vaste-lasten-ontwerpen verworpen, maar.. VERLENGING OCTROOI NEDERLANDSCHE BANK. sBUITENl. WEEKOVERZICHT Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 13 Juni 1936 Derde Blad No. 23378 wij blijven onzen last dragen, - dat is vastl DE WINSTVERDEELING GEWIJZIGD. VRAAGTEEKENS OVERAL. Wie de wereld thans beschouwt, staat éénvoudig voor raadselen, die niet zijn op te lossen. Tegen 26 dezer is de Volken- iondsraad bijeengeroepen: als eerste punt prijkt op de agenda: het Italiaansch Abesijnsch geschil! Nog geen 14 dagen scheiden ons van die belangrijke datum doch wie durft precies de houding der voornaamste landen te bepalen? Oogen- fchijnlijk Hikt alles er op. dat Italië zijn uiterste best doet om het met Engeland od een accoordje te gooien, al is in de verste verte nog niet te zien. hoe dit mogelilk zal zlin, daar Abessynië immers eenvoudig geannexeerd ls. zoodat niet bepaald duidelijk is aan te geven, wat daaraan nog valt te veranderen. Maar men verneemt uit Engeland geluiden, dié vreemd aandoen, om het zacht uit te drukken. De invloedrijke minister van financiën. Neville Chamberlain, die zelfs geregeld als Baldwin's opvolger wordt ge doodverfd. tot dusver een der steunpilaren der sanctie-politiek, noemt plotseling in een rede aan een banket voortzetting van de sanctie-politiek ..midzomer-krankzin nigheid". Deswege ondervraagd gaf Bald win feitelijk een zeer ontwijkend antwoord, zoodat de veronderstelling gewettigd is, dat Chamberlain toch de stemming van het kabinet weergaf Maar Eden dan? Loopen daarom geruchten over een aan staand aftreden van den Engelschen mi nister van buitenl. zaken, vooral na den terugkeer van Hoare als minister van marine? Vragen evenals ten aanzien van Italië's houding: aanvankelijk heette het. dat bij niet-opheffing der sancties Italië den Volkenbond zou verlaten en met Duitsch- land zou samengaan. Later is dat weer gedeeltelijk te niet gedaan door de ver zekering dat Italië niet zoo'n haast had. mits maar zou blijken van een algemeenen zin tot liquidatie van het conflict. Wie geeft hier de juiste en ware verhouding? Breed uitgemeten is in enkele Fransche bladen dit samengaan van Duitschland en Italië reeds, maar eerste eisch daarvoor zal toch moeten zijn een compromis in zake Oostenrijk, mz.w. een opgeven door Duitschland van den „Anschluss".... Zou Duitschland daarmede niet te duur betalen, vooral waar zijn streven naar invloedsuitbreiding naar den Balkan zeer duidelijk naar voren komt? Hetgeen alleen zou kunnen door een breuk in de Kleine Entente die juist naar buiten deze week heeft gedemonstreerd van haar eenheid! Destijds heette het bezoek van den Pool- schen minister Beek aan Belgrado een mislukking: Schacht bevindt zich thans in de Zuid-Slavische hoofdstad. De PoolschDultsche verhoudingen hangen als het ware in een doorloopende mist! Overal ziet men vraagteekens voor zich oprijzen, te meer waar de wereld zoo in gisting en wording is. dat met de week andere verhoudingen mogelijk en zelfs waarschijnlijk lijken. Een samengaan van Duitschland met Zuid-Slavië beteekent impleciet een af wenden van Italië van iedere toenadering iot Duitschland.... En hoe staat Polen nu eigenlijk tegenover Frankrijk? Duitschland heeft nog nimmer geant woord op de Engelsche vragen, hetgeen in overeenstemming is te brengen met het denkbeeld. Hitler in de schoenen gescho ven. te willen afwachten, hoe de verhou dingen in Europa zich zouden ontwikkelen om naar bevind van zaken te kunnen han delen, dus de reinste opportuniteltspolitiek. Goed. doch van dit antwoord zal toch af hangen, hoe Engeland in naaste toekomst za! staan tegenover het Derde Rijk! Een der grooten hebben wij totdusver niet genoemd: Frankrijk. Dank zij de periode van Laval is dit land gekomen in de minst gunstige positie van allen. Eens heeft Hoare nog aangeboden, waarop Frankrijk altijd had aangedrongen: de volledige collectieve veiligheid! Maar dan had in het Italiaansch—Abessiinsch con flict alle getalm aan den kant moeten zijn gezet en met Engeland gemeene zaak die nen te zijn gemaakt. Frankrijk heeft de kans voorbij laten gaan. kreeg bli de schending van het Locarno-conflict niet den Engelschen steun tegenover Duitsch land en ziet Engeland thans heel weinig meer geneigd tot grooteren steun dan let terlijk volgens de contracten is overeen te brengen met eer en fatsoen. Kan het zich wenden tot Italië? Alleen door voorvechter te worden voor opheffen der sancties, waardoor het echter vele landen geheel van zich vervreemdt en misschien zelfs Engeland nog. daar de positie daarvan ten aanzien der sancties onzeker is. En met de Kleine Entente is de band veel en veel losser geworden, om van Polen maar niet eens te spreken Zal de nieuwe minister, Yvon Delbos, zijn land kunnen opwerken uit de im passe, waarin Laval het heeft gebracht? Gunstig is zijn positie niet, waar mag worden aangenomen, dat hij over de brug zal moeten komen voor iedere concessie, die hij zal vragen! Is er een slechtere verhouding denkbaar? Tot overmaat van ramp wordt het pres tige van het Fransche kabinet Blum ern stig ondermijnd door de stakingen. Op 't eerste gezicht zou men daarvan de schuld op de communisten willen werpen, doch zouden dezen dan niet geheel han delen in strijd met de belangen van sov jet-Rusland, dat noodig heeft een krach tig Frankrijk en niet een bondgenoot, waarvan de krachten inwendig worden gesloopt; vooral nu in het Verre Oosten gevaren dreigen, waarbij de sovjets ten zeerste zijn geïnteresseerd, waarover straks nog. Maar wie zijn dan de onbe kende aanstokers achter de schennen? En leiding is er! Krachtig ingrijpen durft Blum bovendien niet, zie b.v. de bezetting der fabrieken door stakers, hetgeen toch geheel in strijd is met de wet. Daaromtrent zeide hij woordelijk: „Men heeft mij gevraagd of ik deze bezetting als een daad overeenkomstig de wet beschouw. Ik antwoord hierop: neen. Deze daad is niet in overeen stemming mét de regelen, neergelegd in den code civile. Uit deze opvatting kan ik echter geen consequenties trekken. Immers, de werkgevers heb ben geen verzoek ingediend om hun fabrieken door middel van de open bare macht te ontruimen. En wanneer men mij verzocht, dezen maatregel te nemen., welnu, ik voor mij verklaar, dat ik nooit tot een dergelijke daad zal overgaan". 't Is een kras staaltje van regeerings- onmacht! Dit los van ieder economisch inzicht over het gebeuren. In dat opzicht houdt de Belgische re geering zich beter. De Fransche stakingen hebben ook naar onze Zuiderburen haar weg gevonden, doch alles wat indruischt tegen de wet, wordt niet geduld. Zelfs niet door een demissionaire regeering! De Bel gische crisis duurt lang, daar de politieke partijen blijkbaar nog altijd niet door drongen zijn van het gevaar nog verder terrein te verliezen aan de Rexisten. Van Zeeland is niet geslaagd in zijn poging een kabinet te vormen, nadat hij zich daartoe tenslotte toch bereid had ver klaard maar hij blijft niettemin toch de vermoedelijke nieuwe premier! Voor de financieele gevolgen van de loonsverhoogingen in België en Frankrijk zie men elders in dit blad. Waarheen dit alles moet leiden.... Tot slot nog gewezen op het Verre Oos ten, terloops reeds even aangeroerd. On verwachts heeft de regeering van Kan ton een krachtige actie ingezet tegen de Japansche penetratie in Noord-Chlna en geëischt, dat daartegen militair zou wor den opgetreden. Er is gemobiliseerd en de troepen zijn naar het noorden gedirigeerd. Tusschen het omstreden gebied en Kan ton ligt echter het gebied van Nanking, dat van gewapend optreden tegen Japan nog niet wil weten. Blijft het echter bij die houding, dan zal men beleven, dat in China, dat al zijn krachten brood-noodig heeft, als het werkelijk met Japan iets te stellen krijgt, een burger-oorlog losbarst en dus aan inwendige verdeeldheid ten gronde gaat Inderdaad, geen enkel vraagstuk is mo menteel te beroeren zonder overal vraag teekens te moeten plaatsen. Ingediend is een ontwerp van wet tot verlenging en wijziging van het aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi. In de Mem. van Toelichting schrijft de minister van financiën oh.: Het eerste lid van art. 2 der Bankwet 1919 verklaart de Nederlandsche Bank ge rechtigd. om tot en met 31 Maart 1934 als circulatiebank werkzaam te zijn. Had de Kroon of de bank het tiidperk dier werk zaamheid op genoemden datum willen doen beëindigen, dan had de opzegging van het octrooi ingevolge het tweede lid van dat zelfde artikel, moeten plaats vinden uiter lijk voor 1 April 1929. Dit laatste is niet geschied en het octrooi werd derhalve telkens opnieuw met 1 jaar verlengd. Bij de schriftelijke gedachtenwisseling met de Tweede Kamer over het wetsont werp tot dekking van het verlies van de Ned. Bank in het boekjaar 1 April 1931'31 Maart 1932 deelde de toenmalige minister van financiën mede dat in de omstandig heden aanleiding was gevonden, om ge bruik te maken van het recht tot op zegging van het geldende octrooi. Deze op zegging vond plaats bii Kon. Besluit van 31 Maart 1932. Het bestaande octrooi eindigt dientengevolge op 31 Maart 1937. De strekking der opzegging was slechts, de gelegenheid te krtigen. het octrooi aan een herjlening te onderwerpen, die uiter aard onder gewijzigde omstandigheden, van tlid tot tlid noodig is. Niettemin ver dient het geen aanbeveling in een delicate materie ais deze meer te veranderen dan in de oraktiik strikt noodig is gebleken. De voorgestelde wijzigingen en aanvu'- lingen beperken zich derhalve tot enkele punten van praktischen aard. Duur van het octrooi. Voorgesteld wordt, het recht der bank om als circulatiebank werkzaam te ziin wederom voor een tijdvak van vijftien iaren te verlenzen welk tiidvak ingeval tiidlz wordt gebruik gemaakt van den opzeggingstermijn, dus zal eindigen oo 31 Maart 1952. Het komt gewenscht voor. de vorming van een pensioenfonds verplichtend te stellen. Groot adverteerder spreekt zich uit voor dagbladreclame. „Bij de voornaamste campagnes van 1936 zal dagbladreclame weer het grootste deel van het werk moeten doen. En wel omdat dagbladreclame zicji direct tot den kooper richt met' een tot actie opwekkende boodschap." G. W. Mason, president Kelvinator Corporation; een bedrijf dat in 1935 in 95 plaatsen 109.862 regels méér in dagbladen verbruikte. Bevoegdheid tot openmarkt- politiek. Een uitbreiding van den werkkring der Bank is neergelegd in art. 5 van het wets voorstel. n.l. om de Bank de bevoegdheid te geven, een z.g. openmarkt-politiek te gaan volgen Onder vigueur van de bestaande Bank wet kan zli haar invloed op de geldmarkt slechts doen gelden, door een verhooging of een verlaging van haar rentevoet. Het kan echter zeer wel gebeuren, dat met name een verhooging van het bankdis- conto niet gevolgd wordt door een verhoo ging van den particulieren rentevoet op de geldmarkt, omdat de andere geldgevers vooral de particuliere banken over voldoende liquide middelen beschikken om den prlfs van het crediet laag te houden. Pas wanneer de particuliere geldrente vol doende is gestegen en de verschillende credietzoekenden dientengevolge ook bi.1 de circulatiebank aankloppen, wardt het of- ficieele bankdisconto effectief. Uit het voorgaande volgt, dat de Bank in vele gevallen de ontwikkeling van de geldmarkt lijdelijk moet aanzien. Ont vangt de bank de bevoegdheid tot het voeren van een openmarkt-politiek dan 'kan zü. beter dat tot nu toe. haar invloed op de geldmarkt doen gelden. Zooals volgt uit de redactie van de voor gestelde wetsbepaling beoogt de directie der bank in overeenstemming met wat reeds in andere landen geschiedt deze openmarkt-politiek te voeren door het koopen en verkoopen van wissels, binnens lands betaalbaar, en van Nederlandsch schatkistpapier, dit laatste met de beper king. dat dit papier zich voor den aankoop in handen der derden moet bevinden. Door deze laatste beperking wordt voorkomen, dat de Bank. al dan niet via een émissie van schatkistpanier, rechtstreeks dat pa pier van den agent van het Ministerie van Financiën zou betrekken. De bank zal, zooals vanzelf spreekt, bij het voeren van de openmarkt-politiek zooveel mogelijk rekening houden met de speciale belangen van den staat bij de locale geldmarkt. Verdeeling van de winst gewijzigd. De minister is met het bankbestuur van meening. dat het gewenscht is. de réserve positie der Bank te versterken. In plaats van een maximum van het reservefonds gelijk aan het vierde deel van het maat schappelijk kapitaal, wordt voorgesteld, dit maximum gelijk te stellen aan het bedrag van dat kapitaal, n.l. f. 20.000.000. Teneinde de vorming van dit reservefonds te be spoedigen wordt voorgesteld om de afzon dering uit de winst van 10 pet. te verhoo- gen tot 15 pet. De voorgestelde bepalingen aangaande de verdeeling van de winst houden ten slotte ook nog in de afschaffing van de tantiè mes. die door de directieleden, de com missie van advies en de commissarissen worden genoten. Ter wille van het overzicht wordt hierna de voorgestelde winstverdeeling herhaald en vergeleken met de onder vigueur van de bankwet 1919 bestaande winstverdee ling: Thans geldt de volgende regeling: eerst komt 3'/i 'la over het maatschap pelijk kapitaal aan de bank; van het meerdere wordt 10 'la in het reservefonds gestort, totdat dit f. 5.000.000 heeft bereikt; van het overschot wordt 3 'la als tan tièmes aan directie, commissie van advies en commissarissen uitgekeerd, deze uitkee- ring stijgt tot 3l/i "la. indien de directie bestaat uit meer dan vier leden: het meerdere wordt voor 1/4 door de bank en voor 3/4 door den Staat genoten, totdat het winstaandeel der bank. behalve de vereischte storting in het reservefonds en de uitgekeerde tantièmes. 7 pet. van het maatschappelijk kapitaal bedraagt. Het dan nog overblijvende wordt voor 1/8 door de bank en voor 7/8 door den Staat genoten. Winstverdeeling na delging van het pondenverlies. Volgens het onderhavige wetsontwerp zal de verdeeling der winst als volgt ge schieden: Eerst wordt een deel der winst gestort in een bijzondere reserve, dit deel is gelijk aan de helft van de inkomsten der bank uit de operatiën in de open markt en het koopen en verkoopen van schriftelijke en telegrafische uitbetalingen, cheques wis selbrieven. enz buitenlands betaalbaar, deze storting geschiedt, tot dat deze bij zondere reserve f. 10 millioen heeft be reikt. Van het meerdere komt 3'/s 'la over het maatschappelijk kapitaal aan de bank. Van het overschot wordt 15 in het reservefonds gestort, totdat dit f. 20.000.000 heeft bereikt, Het meerdere wordt voor 1/4 door de bank en voor 3/4 door den Staat genoten, totdat het winstaandeel der bank beba'Ve de vereischte storting in het reservefonds en in de bijzondere verplichte reserve 7 V» van het maatschappelijk kapitaal bedraagt. Het dan nog overblijvende wordt voor 1/8 door de Bank en voor 7/8 door den Staat genoten De voorgestelde W'nstverdeeline be houdens voor zoover dpzr betreft d" dichte vorming van "en biivm-'e-» re*" ;c zal eerst in werkinz treden, wanroer het pondenverlies geheel zal zijn gedelgd. Artikel 8 van het wetsontwerp bevat de voor dit doel noodlge bepalingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 9