Donderdag 11 Juni 1936 No. 24 E AVONTUREN VAN DRIE KUIKENS HET DOMME NEGERPOPJE. door AMBER. Achter oo het erf van boer Harmsen eDen drie kuikentjes. Pilo. Flop en Flap, ie pas een paar weken oud waren, maar ich toch al heel groot en gewichtig von- en. zooals dat meer bij kuikens en ook fel eens een enkele maal bij kinderen oorkomt. Zij Pikten een graantje hier en en graantje daar en verder hadden ze ook 1 niets te doen dan met elkaar te bab- ►elen Zoo waren ze od zekeren dag al pratend tan het riviertje gekomen, dat achter angs de boerderij van Harmsen liep. De Lrie keken met h-un ronde oogjes naar het ustig voortstroomende water en vroegen ;ich af. waaT dat toch wel heen zou tan. „Het gaat naar de .stad", zei Flap. ..dat leeft Moeder me verteld en die weet het natuurlijk want boer Harmsen heeft haar rroeger op de markt in de stad gekocht". Nadenkend keken Flip en Flop naar dat merkwaardige riviertje dat op weg was naar de stad waar Moeder vandaan :wam. Toen dreef er een stroohalm voorbij. ..Dat strootje heeft het makkelijk", zei Flip. „Dat komt vanzelf in de stad. zonder eenige moeite voor te doen" ..En die bromvlieg dan!" vroeg Flop. ..Die Weet zeker den weg niet goed. want als hij Ring vliegen, zou hij er veel eerder zijn. Of zou hij zoo lui wezen?" En Flop maakte de twee anderen op merkzaam op een glad donkergroen Dlompeblad. waarop een dikke bromvlieg :ich lekker in het zonnetje liet wegdrijven. „Konden wij ook maar zoo iets doen'." luchtten de drie kuikens. Maar zoo dom waren ze toch niet. of ze begrepen wel. dat ze niet op een stroohalm of od een losgeraakt plompebiad zouden kunnen drijven. Doch wat kwam daar met den stroom mee? Het leek wel een bootje. De drie kuikentjes tuurden hun oogen uit. maar begrepen niet. wat het was Toen het nog een eindje van hen af was. begon het ding op eens in het rond te draaien, stevende vervolgens af op de plaats, waar zij stonden, stootte tegen den wal en bleef liggen. Meteen zagen ze. wat het was; een oude klomD. ..Het is wel geen mooi schip, maar ik vaar mee" zei Flap. en stapte in. „Ik ook!" piepte Flip. ..Ja. dan ga ik ook maar mee", sprak Flop en sprong eveneens in den klomp die door dit schokje van den kant los raakte en weer verder dreef. De drie kuikens waren verrukt! Dwars door de groene weilanden met hun dui zenden in de zon schitterende bo terbloemen dreven ze langzaam de rivier af. de onbekende wereld tegemoet. Even hadden ze het benauwd, toen ze onder een houten brug door gingen, waar het donker en koel was. maar dat duurde gelukkig niet lang en toen waren ze weer in het licht en voelden ze de warmte weer van de zonnestralen. De wereld was toch wel groot en mooi. vonden ze. veel grooter en veel mooier dan het erf van boer Harmsen. „Als ik nu maar wat te eten had!" zei Flip. en dat hadden de anderen ook al gedacht, want kuikens hebben altijd hon ger en moeten flink eten als ze later groote kippen willen worden Maar eten was er natuurlijk niet in hun schip en dat maakte hen een beetje on gerust. want wie kon zeggen hoe lang het nog zou duren, voor ze in de stad kwamen. „Konden we maar terug gaan!" piepte Flop die bang begon te worden Doch van teruggaan was natuurlijk geen sprake Moedeloos kropen ze tegen elkaar aan. en zij keken heelemaal niet meer naar de groene weilanden met de goudgele boter bloemen die ze eerst zoo prachtig hadden gevonden. En intusschen dreven ze na tuurlijk steeds verder van huis weg Op eens begon de klomp weer vreemd te doen Hij kwam dwars in den stroom te liggen en begon eerst langzaam en daarna steeds sneller en sneller rond te draaien. Flip. Flap en Flop werden er duizelig van. Het riviertje maakte hier een bocht en toen de klomp met draaien ophield stoof hü in volle vaart op den wal af en bleef met een schok teeen rand van het weiland liggen. De drie kuikens haastten zich om aan. land te gaan. Zé waren duizelig, moe en hongerig van hun lange reis en verlangden erg naar huis. Maar hoe moesten ze daar ooit weer terug komen?! Voorloopig liepen ze m^ar od de boer derij 'aan die zij aan het eind van het weiland zagen liggen. Toen ze dicht bij het huis waren, hoor den ze een mannes tem zeggen..Kijk eens. Harmsen. dat lijken wel drie van iouw kuikens die daar loopen! Hoe komen die hier?" Boer Harmsen. die bii zijn vriend Derk- sen een praatje was gaan maken keek eens heel goed en zei: ..Ik geloof warempel dat ie gelijk hebt. Ik zal ze in ieder geval maar meenemen, want van jou zijn ze zeker niet en thuis eens natellen of ik al miin kuikens wei heb" En zoo kwamen Flip Flop en Flap toch weer veilig thuis. Avontuurlijke reizen hebben ze nooit meer ondernomen en het zijn od 't oogen- blik al groote en verstandige kiooen ge worden. Maar soms. a's ze de klompen van boer Harmsen buiten zien staan nraten ze noer wel eens over den gevaarlijken tocht od het water, dien zij in hun onverschillige kuikenjaren hadden gemaakt (Nadruk verboden) Een grappig negerpopje lag Eens op een warmen dag Toêvallig vlak naast baby's bad, En raad eens, wat het zag? Een snoezig rose kleutertje, Dat kraaide van plezier. Het speelde met de vlokken schuim En met een gummi dier. Verlangend keek het popje toen Naar 't water en de zeep. Het dacht: Was er maar iemand, die Mijn negertaal begreep! Als ze mij ook eens waschten, ha! (Maar niet zoo zachtjes, hoor!) Dan wed ik, dat mijn huid heel gauvz Die zwarte kleur verloor! Dan was het met het plagen van De anderen gedaan! Dan was ik even blank als zij, En 't zou me wat goed staan! Toen baby klaar wa^ ging hij vlug Met Mams de kamer uit, Pop aarzelde niet langer meer. Maar nam een kloek besluit. Vanaf haar plaatsje sprong ze nu In 't midden van het bad, De druppels vlogen in het rond. Dat was me een gespat! Toch viel het popje tegen, want...» Het water was niet koel, Zooals ze altijd had gedacht. Ze kreeg een raar gevoel Maar toen ze zelf de oorzaak van r Dat vreemd gevoel begreep, Was het helaas al veel te laat, Want 't popje wasvan zeep! RIE BEIJRR. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 13