Vliegtuig-ongeluk op Schiphol - Aankomst Negus in Engeland
77sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
De Chineesche Postzegel
MET HET VLIEGTUIG VAN DE CANADIAN AIR EXPRESS arriveerde
op Schiphol uit Malmö de graaf e n gravin van Athlone, die heden de plechtige
onthulling van het gedenkteeken van de Koningin-Moeder in de residentie bijr
woonden. H.K.H. Prinses Juliana was ter begroeting aanwezig.
GISTERAVOND IS EEN OOSTENRIJKSCH SPORTVLIEGTUIG - op het
vliegveld Schiphol afgegleden en verpletterd. De inzittenden, onze landgenoot
mr. A. J. van Hengel, directeur-generaal van de Oesterreichische Credit Anstalt
te Weenon en de Oostenrijksche sportvlieger Brumowski kwamen om het leven.
DE ANKERKETTING VAN DE
„ZEELANDIA" welk sclhip ge
sloopt zal worden, is reeds als on
bruikbaar van booïxl gehaald.
DE HEER A. J. VAN HENGEL
het vliegongeluk op Schiphol
den dood vond.
DE AANKOMST VAN DEN NEGUS TE SOUTHAMPTON. Naast den
keizer de Abessynische gezant in Londen dr. Martin.
HUWELIJK. DAT DE AANDACHT TROK.
In Amsterdam werd het huwelijk val trokken, tusschen den heer Kwekkefcoom, kelner in het Stadion, en mej. van Voorst.
Personeel van het Stadion-café vormde een eerehaag, welke zich in het Stadion had opgesteld.
NA ZIJN INSTALLATIE WERD DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN
AMBT-HARDENBERG, DE HEER G. OPREL gefeliciteerd door
een Overijselsche boerin.
Uit het Engelsch
door HERMAN ANTONSEN.
16)
Ellery luisterde al niet meer naar haar.
„Vertelt u me eens," zei hij met bijna
bruuske botheid, „waarom bent u gisteren
in het kantoor van mijnheer Kirke ge
weest, miss Temple?"
„U springt nog al van den hak op den
'ak, mijnheer Queen, vindt u niet?" vroeg
ze met een fijn glimlachje, „het was
heusch geen ernstige zaak, dat verzeker
u. Ik dacht er net aan en ik ben nog
al gejaagd en haastig gebakerd en daar
om liep ik, zoodra ik voor het diner ge
wed was. even bij Donik meen bij
mijnheer Donald Kirke aan, om met hem
le spreken over een Chineeschen kun
stenaar.
,,'n Chineeschen kunstenaar? Wat voor
een kunstenaar?"
Ze werd een beetje bleek.
„Yueng," antwoordde ze zachtjes, „een
Wend van me. Hij studeert aan de Co
lombia Universiteit, zooals heel wat Chi
nezen hier in de stad doen. Hij is de zoon
*an een der rijkste zijde-importeurs in
kanton. Hij heeft een merkwaardig talent
voor schilderen in waterverf. We zoeken
a' eenigen tijd naar iemand, die de
mustraties voor mijn boekdat, wat
"oor meneer Kirke wordt uitgegeven
aan maken: en toen dacht ik toevallig
aan Yueng. Daarom liep ik gauw het
aantoor binnen
„Ja, ja," zei Ellery een beetje onge
duldig, „dat zie ik. En, wie is die Yueng,
miss Temple? Waar kan ik hem ergens
vinden?"
„Ergens op de Stille Zuidzee. Toen ik
Donald.... ik meen mijnheer Kirke
niet op kantoor vond, ben ik dadelijk
hierheen teruggegaan en heb de univer
siteit opgebeld," zei ze met een zuchtje
van teleurstelling, „en daar vertelden ze
me, dat hij plotseling besloten had om
een week geleden naar China terug te
keerenik denk, dat zijn vader gestor
ven is. Daarom veronderstel ik, dat die
arme Yueng nu ergens op zee rond
dobbert."
Ellery's gezicht betrok.
„Hm!" mompelde hij, „dan hoef ik in
die richting ook niet te zoeken
Maardat is waar ookheb ik u
gisteren niet hooren zeggen, dat uw vader
in den diplomatieken dienst is? Hier in
Amerika?"
„Geweest is," antwoordde ze rustig,
„verleden jaar is hij gestorven."
„Oh! Neemt u me niet kwalijk! Jam
mer! En u bent zeker in een Wester-
sche omgeving opgevoed, niet waar?"
„Heelemaal niet. Vader onderhield de
Westersche gewoonten in het officieele
leven, maar ik heb een Chineesche kin
derjuffrouw gehad en ben in een bijna
geheel zuiver Chineesche atmosfeer opge
groeid. Moeder, moet u weten, stierf, toén
ik nog heel klein was en vader had het
altijd drukIs u hiermee tevreden,
mijnheer Queen?" vroeg ze opstaande.
Ellery nam zijn hoed op.
„U hebt me werkelijk heel veel gehol
pen, miss Temple. Ik heb geleerd.
„Dat ik degene ben. die in deze zaak,
die zoo averechts verloopen is, zoo achter
stevoren, zooals u liet noemt, verwikkeld
isen meer dan iemand anders," zei
ze heel zachtjes.
„Ik ben bang," zei Ellery spijtig, „dat u
me vandaag veel minder graag moogt lij
den, dan u gisteren dacht, dat het geval
was, miss Temple."
„Dan is ze een heel verstandige vrouw,"
zei een stem achter hen en toen ze om
keken, zagen ze, dat Felix Berne naar
hen stond te kijken in de deuropening der
suite. Donald Kirke, die eruit zag, alsof
hij in al zijn kleeren geslapen had, stond
achter hem.
„Hallo!" zei Ellery zijn stoel opnemend,
„ik was van plan heen te gaan."
„Daar schijn je een gewoonte van te
maken," zei Berne.
„Schei uit, Felix! Toe nou!" zei Donald
schor, zich naar voren dringend, „ik ben
blij, dat ik je tref, Queen. Nu heb ik ten
minste gelegenheid om je mijn excuus te
maken voor gisterenavond."
„Onzin!" zei Ellery meteen, „geen woord
er meer over! Ik vind, dat ik net gekre
gen heb, wat ik verdiende."
Teder krijgt loon naar werken!" meen
de Berne, „in elk geval geen kwade ka
raktertrek van je, Queen!" Hij wendde
zich opvallend tot Jo Temple. „Ik ben
hierheen gekomen, miss Temple, om met
u te praten over den titel van uw boek.
Het schijnt dat Donald van plan is zoo
iets voor te stellen als „Achterneven" of
„De Goede Grootvader". Ja, natuurlijk,
als Donald er den voorkeur aan geeft een
halfbakken manuscript, dat een arme
lijke navolging van een groot werk is, uit
te geven, dan is het mij best. Dat is de
reden, waarom de Mandarin Press zoo
dicht op den rand.
„Nu geloof ik," zei Jo op effen toon,
„dat u uzelf minnetjes aanstelt, mijnheer
Berne."
„Maar Jo!" riep Donald Kirke en keek
woedend naar zijn compagnon, „je moest
liever opschieten, Felix. Je bent dronken.
Ik zal het op kantoor wel met je afhan
delen!"
Berne likte zich de lippen af. En Ellery
zei: ,,'n oogenblikje, heeren, Berne, waar
ben je gisterenavond geweest?"
De man keerde zich met een bijna be-
leedigende lompheid naar Ellery toe en
zei: „loop naar de maan!"
En op dat oogenblik, terwijl Jo Temple
van verontwaardiging stond te trillen, Do
nald onmachtig zijn vuisten balde, en
Berne tegenover Ellery in vijandig af
wachtende houding stond, begon een kra
kende oude stem ergens uit een der ka
mers te brullen: „Help! Help! Ik ben be
stolen! Help!"
Ellery snelde door de eetkamer, langs
den verschrikten Hubbell heen, en door
een paar slaapkamers naar de werk
kamer van den ouden dr. Kirke. Jo en
Donald renden hem achterna. Berne was
verdwenen.
Dr, Kirke strompelde door zijn werk
vertrek heen en weer. Alles lag er over
hoop. En hij schreeuwde voortdurend: ,ik
ben bestolen! Hé daar! Queen! Ik ben
bestolen!"
„Wat is er weg?" vroeg Ellery, snel rond
kijkend.
„Vader!" riep Donald, naar den ouden
heer toesnellend, „ga toch zitten. U maakt
uzelf doodop. Wat is er aan de hand? Wat
is er gestolen?"
„Mijn boeken!" brulde de zeventig
jarige, paarsrood, „mijn boeken! Als ik
dien schurk van 'n dief toch ooit in han
den krijg...."
Miss Diversey kwam bleek het studeer
vertrek binnensnellen, wierp een gejaag-
den blik op het gelaat van haar patiënt
en kwam naar hem toe. Hij duwde haar
ruw van zich af.
„Ruk uit, helleveeg!" schreeuwde hij,
„toe dan, Queen,, toe danSta daar niet te
kijken, of je geen tien kunt tellen! Zoek
den kerel op, die mijn boeken gestolen
heeft!"
„Ik wacht even, tot u wat bedaard bent,
dr. Kirke!" zei Queen rustig, „tot u wat
tot bezinning bent gekomen. Ik meen te
begrijpen, dat er eenige boeken van u
ontvreemd zijn. Hoe weet u, dat ze gesto
len zijn?"
„Je bent me 'n detective!" snauwde de
oude heer, „je bent een stommerik. Kijk
dan zelf eens naar die boekenplank! Ze
zijn wegof niet?"
Hij wees naar een der planken, die voor
de helft leeg was.
„Dat is nog niet hetzelfde, waarde doc
tor," zei Ellery met een kalmeerend ge
baar, „wanneer hebt u ze voor het eerst
vermist? Wanneer hebt u ze voor het
laatst gezien?"
,,'n Uur geleden! Dadelijk na het ont
bijt. Toen ben ik naai- mijn slaapkamer
gegaan om me te kleeden en door deze
vrouwelijke Aesculaap met te laten wrij
ven en rekken en pijnigen," en daarbij
wees hij nijdig naar miss Diversey, „en
toen ik even later hier terugkwam, waren
ze verdwenen."
„En wat voor boeken zijn er nu precies
weggenomen?" vroeg Ellery zakelijk.
„Mijn commentaren en uitleggingen op
den Pentateuch!"
„Uw.!., wat?"
.(Wordt yervojgdj.