ONGEHOORZAME DICK
E HENK LEERDE GEVEN
loo", zei hij, „pakt u nu maar eens uil
i vrouw heeft er wat kleeren en eten
idaan en onze kinderen hebben alle-
il wat van hun speelgoed afgestaan
r uw kinderen. We dachten, dat u dat
wilde aannemen".
e vrouw pinkte haastig een paar tra-
weg en de zieke man die in zijn arm-
naast de kachel zat, zei;
We danken u hartelijk mijnheer- Wat
tuurt zullen we zeker wel kunnen ge-
iken. Maar 't is niet alleen daarom, dat
u bedanken. Het doet zoo goed te zien
er toch nog menschen zijn, die mei
meeleven en met ons medelijden
ben".
lijnheer Zitman knikte.
Wij zijn maar menschen, Holwijk, en
kunnen maar een klein beetje helpen",
'erwijl mijnheer Zitman nu ook Fiet bo
ette, begon de vrouw de kist uit *e
ken. Dc kleine kinderen drongen om
ir heen.
Nog al meer, nog al meer", juich-e ze,
eens als er weer iets uit de kist kwam.
Iet angstige oogen keek Henk toe Nu
im het speelgoed aan de beurt. Eerst
pop van Nora.
Dat is van ons oudste dochtertje", ver-
ie mijnheer Zitman, „ze heeft er ook
l poppekleeren bij gedaan".
Die is goed voor jou Suusje", zei de
uw, terwijl ze de pop aan een klein
jarig meisje overgaf.
let een verrukt ,.o, o, o!" nam de kleine
pop aan en ging er mee op den grond
en. Toen kwam er een bromtol van
rman en een serviesje van Mies te voor-
ij n en telkens vertelde vader er bij wie
zijn kinderen dat gegeven had. Nu
ld de vrouw een bruine teddy-beer in
liand.
Dat is van onze jongste", zei mijnheer
man- „Toen Freddy zag dat zijn broer-
s en zusjes allemaal wat brachten, wilde
niet achterblijven en gaf zijn teddy
g. Daar hebt u zeker ook nog wel een
'ntje voor".
,Ja hoor, mijnheer", lachte de vrouw
gaf de beer aan een driejarige dreu-
s, die aldoor aan haar schort had staan
kken. Nu was de kist leeg.
;r scheen een pak van Henk's hart te
len. Zijn boek was er niet bij Wat was
een geluk! Zeker verloren onderweg,
ja. dat kon best. 't Had immers boven-
gelegen? Nu zou vader straks wel vra-
i waar zijn cadeautje was, maar dat
iderde niet. Dan kon hij naar waarheid
gen dat het pakje verloren was geraakt
ar plotseling schrok hij op.
.Kijk Piet", zei vader, terwijl hij een
in pakje uit zijn zak haalde, „kijk Piet
dit is een cadeautje van Henk voor jou-
t kun je best gebruiken he?"
4et groote oogen keek Henk toe. "Wat
s dat nu? Dat pakje had hij toch niet
vader gegeven? O't was zijn zak-
s, zijn nieuwe zakmes, dat hij pas een
and had. O, hij was er zoo blij mee
veest en nu gaf vader het weg.
Jen hoog rood bedekte Henk's gelaat,
eens begreep hij alles. Vader had het
de boek uit de kist gehaald en er dit
>r in de plaats genomen. Hij durfde niets
zeggen. Met wangen, rood van schaam-
moest hij het aanhooren hoe Piet hem
lewonden bedankte voor dat prachtige
s......
Wat ben je toch een stoute jongen!
Zei Mammie laatst tot kleinen Dick,
Het was je toch zoo streng verboden!
Ik sta te beven van den schrik. r
Ja, Dick was ook wel heel ondeugend:
Hij had van Moeders naaimachien
Verscheiden schroefjes losgepeuterd.
Om *t ook van binnen eens te zien.
Nu was daardoor de naald gebroken,
En och, wie weet, waar 't stuk wel lag!
We moesten zorgen, dat we 't vonden,
Nog vóórdat kleine Zus het zag.
Want Zusje leerde nu juist loopen,
Dat v/as vöor haar een heele toer
En als het haar dan ging vervelen,
Dan kroop ze liever langs den vloer.
(Nadruk verboden).
„Kom", zei vader, „nu wordt het onze
tijd weer. Henk moet nog een hoop huis
werk maken, hè jongen?"
't Gezicht van Juffrouw Holwijk stond
veel opgewekter, als toen vader en Henk
pas kwamen. Ze wilde vader bedanken,
maar deze weerde haar af. „Wij hebben
onzen dank al gehad. Juffrouw. Uw blijd
schap en die van uw kinderen, was een
heerlijke belooning voor ons".
Den geheelen weg naar huis werd er geen
woord fusschen vader en Henk gesproken.
Henk durfde niets te vragen en vader
vond het wel goed hem een poosje aan
zijn gedachten over te laten.
Toen ze thuis kwamen, werden ze door
iedereen met vragen bestormd.
Moeder wilde weten wat Juffrouw Hei-
wijk gezegd had en Nora vroeg of ze erg
blij waren. Henk maakte zich zoo gauw
mogelijk uit de voeten.
,,'k Ga mijn huiswerk maken", zei hij
kort.
„Best", antwoordde vader. „Ga maar in
mijn kamer zitten, jongen, 't Is boven te
koud zonder kachel
Met de boekentasch onder de arm ging
Henk vader's studeerkamer binnen. Had
vader hem maar niet hier naar toe ge
stuurd. Veel liever zat hij boven in de kou,
dan hier in de warme studeerkamer. Als
vader straks hier kwam, dan zou er wat
opzitten, dan kon je begrijpen! Henk
opende zijn boeken en begon aan zijn werk
Maar 't wilde heelemaal niet vlotten. Tel
kens v/eer zag hij de blijde gezichten van
de familie Holwijk voor zich. O, wat wa-
Als zij die naald dan eens zou vinden,
Dat zou toch wel heel vrees'lijk zijn!
Ze zou haar in het mondje steken.
Die lieve schat is nog zoo klein!
Nu zochten Moeder en Paulientje
Het kleed aan alle kanten af,
Maar geen van beiden kon iets vinden,
Ze merkten wel, dat dit niets gaf.
Doch daar gebeurde 't heel toevalhg,
Dat bij 't verschuiven van een plant,
Paulientje juist de naald zag liggen.
Op één der blaad'ren, aan den rand!
En Mammie danste haast van vreugde!
Ze riep maar: O, wat ben ik blij!
Jij krijgt nu voor je vlijtig zoeken
Een heerlijk groot stuk cake van mij.
PAULINE
ren die menschen dankbaar geweest, voor
alles wat ze hen gebracht hadden, 't Was
toch wel verschrikkelijk, als je zóó arm
was, dat je met zulke gekregen dingen
nog blij was
„En toch kon je niet eens wat voor die
arme menschen missen. Als vader er niet
voor gezorgd had, zou zieke Piet niets dan
een oud, kapot boek van jou gekregen
hebben", verweet hem z'n geweten. Henk
legde de pen neer en dacht na
..Maar vader had toch zijn mooie mes
niet hoeven te geven? Er waren nog ge
noeg andere dingen".
„Ja. er waren er genoeg. Maar je wilde
er niets van missen. Vader had gelijk dat
hij het mooiste gaf wat je had. Dan moest
je maar niet zoo gierig wezen".
Zoo woelden de gedachten in Henk's
hoofd dooreen en natuurlijk kwam hij op
die manier met zijn huiswerk niet verder.
Nadat er meer dan een uur voorbij ge
gaan was, kwam vader binnen.
„En Henk. ben je al een beetje door je
werk heen?"
„Nee, vader".
„Hoe komt dat zoo?"
,,'k Weet niet., ik kan niet opschieten"
„Weet jij 't niet?" vroeg vader. „Nu. ik
v/eet het wel Je hebt over alles wat er
vanmiddag gebeurd is, zitten denken, en,
naar ik hoop, schaam je je daarover. Is
dat zoo, Henk?"
De jongen boog 't hoofd. „Ja, vader".
„Wat was ik blij", ging vader voort, „dat
Ik eerst alles nog eens nakeek en zo© dat.