RAADSELS. >k s< eeJtji x)k „Kom je, Daan?" riepen een paar jon- ïens den vriend achterna, die vroolük fluitend de school uitging Daan had reden om blij te wezen, want 't was Vrijdag vóór Pinksteren en de kleine, maar daarom mke >ofd kan do( ord er. t ERï jiet te versmaden vacantie was begonnen. ,Ja, even m'n tasch thuisbrengen" riep Daan terug. Met een klap op Daan's houder voegde Siep, zijn broer, zich bi) hem. „Zeg, als je niet anders kan", bromde Daan bij den gevoeligen tik. Kom, jó, je bent toch geen jongejuf frouw. Wie 't eerste thuis is!" Op eer draf holden de twee jongens naar huis, kwamen gelijk bij de huis deur en rolden binnen, omdat Miep, hun oudere zus, er juist uit wou gaan. „Och, och, wat zijn jullie weer bezig", gromde deze. „Ik was 't eerst!" riep Siep. „Neen, gelijk," vond Daan. Miep raadde de jongens aan, naar bin nen te gaan. Dat deden ze dan ook, ver kwikten zich aan de thee, die moeder voor hen inschonk en zochten toen zoo gauw mogelijk de vrienden weer op. Deze zaten op een laag muurtje, dat langs één der tuinen opgetrokken was. „Is er hier soms vergadering?" vroeg Daan. „Niet precies. Maar zeg, weten jullie, wat 't morgen is?" vroeg Gijs, de grootste van de verzameling. „Zaterdag, natuurlijk", riep Siep. „Vacantie!" juichte Daan. „Neen, dat bedoel ik niet. 't Is morgen Luilak. Jö, daar heeft m'n vader zoo lollig over verteld. Op Luilak moet je zoo vroeg mogelijk opstaan en 't de anderen af winnen Als je vader daarvan hoort vertellen: op alle luiken die nog dicht zaten, schreven ze met krijt „luilak" en een lawaai, dat ze maakten! Dan trokken ze een ouwe pan of een ouwen ketel aan een touw achter zich aan; dat was om de luilakken wakker te maken en ze zongen er ook 'n versje bij: Luilak, Beddezak! Was maar eerder opgestaan. Je kunt weer naar bed toe gaan!" „Zeg, jongens, wij doen 't morgen vroeg ook", stelde Siep voor. „Niks meer an tegenwoordig", zei Jan minachtend en trok z'n neus op. „Pro- beeren jullie 't eens! Dadelijk heeft de politie je bij je kladden. Je krijgt een be keuring en dan kan je dokken voor je „luilakje spelen". „Burengerucht" noemen ze dat nu", mopperde Jaap. „Maar afijn, zonder er herrie bij te maken, kunnen we morgen toch wel Luilak doen. Wie doet er mee?" „Ik, ik, ik!" klonk 't van alle kanten „Goed!" zei Gijs, die de leiding nam. „Wie morgenochtend het allereerste In do straat is, die heeft het gewonnen en wie er van ons het allerlaatst is, die.„die moet trakteeren", riep Jaap. „Ja, ja!" joelden allen in koor. „Waarop?" yroeg Daan. „Dat komt er niet op aan. Als 't maar iets goeds is! In vaders tijd moest de laatst binnen komende op warme bollen trakteeren, maar dat kan ook al niet meer, nu de bakkers pas om tien uur mogen verkoopen", vertelde Gijs. „Zeg en 't zou me al een uitgave wor den, iedere jongen een warme kadet of zoo", riep Siep. „Als jullie er maar op rekent, dat ik platzak ben". „Dan mag je wel zorgen, dat je niet de laatste bent", waarschuwde Jaap. „Allo we gaan spelen". Heel de bende rende weg. Aan tafel hadden Daan en Siep 1 over hun Luilak-plan. Miep lachte hen uit. „Geloof je ons niet?" vroeg Daan be- leedigd. ,,'k Zal 't eerst moeten zien, dat jullie vroeg opstaan. Moeder heeft nogal geen werk om jullie er 's morgens uit te krij gen!" „Mogen wij je wekkertje. Miep?" vroeg Daan. „Gerust. Maar jullie hooren 't toch niet. 't Gaat zoo zacht af". Doch Miep had te weinig vertrouwen gehad in de waakzaamheid van haar broers. Daan hoorde 't wekkertje afloopen. 't Was toen half vijf. Hij wekte Siep en zachtjes maakten ze zich klaar. Op hun kousen gingen ze naar beneden, want ze wilden zoo vroeg de anderen niet wakker maken. Doch. dc voordeur zat op 't nachtslot en vader had den sleutel. Geen nood. In de voorkamer deed Siep een van de pinnen van het raam en schoof het omhoog. Eerst klom Daan er door, toen reikte Siep de schoenen aan, kroop er zelf door en trok 't raam weer omlaag, doch zóó, dat ze het zoo noodigT weer konden oplichten. „We zijn de eersten, fijn hoor!" fluis terde Daan, toen Siep het raam dicht maakte. Ze trokken hun schoenen aan en ja, geen andere jongens waren er nog te zien. Of zouden ze zich misschien ver stopt hebben achter gindsche auto? Stellig had die er heelen nacht gestaan. Hü was van een meneer schuin tegenover lien, die reisde in Koffie-Hag. De jongens liepen er heen. Ze zagen echter geen vrienden, wel den eigenaar van den wa gen, die druk bezig was z'n voertuig schoon te maken. „Zoo, jongelui, jullie zijn er wèl vroeg bij", zei hfj. ,,'t Is Luilak, meneer. En u hebt 't ons nog afgewonnen". „Zonder bedoeling, hoor. Maar ik moet vroeg weg en m'n wagen ziet er zoo uit"» „Zullen we u helpen?" vroeg Daan. „Vinden jullie 't niet vervelend?" „Neen, wel leuk". Ze hadden dikwijls genoeg staan kijken, zoodat ze wel wis ten, hoe 't moest. De buurman gaf bo vendien nog de noodige aanwijzingen. De jongens hanteerden spons en zeem en de bestuurder maakte de machine in orde. „Waar gaat u vandaag heen?" vroeg Siep. „O, ver weg. Naar Zutphen, Deventer en misschien nog hooger". RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3 GOEDE OPLOSSINGEN, I. Ingezonden door Tom Nieboer. Wie heeft een mond maar geen hoofd of kop of gezicht? IX. Ingezonden door Dirkje Tiemeyer. Welke wijzers kan je op geen enkele klok of horloge vinden? Ill Ingezonden door Wim en Piet Zilverentant. Een stad In Roemenië van 3 lettergre pen 9 letters In 1, 2, 3, 4 leest men, 1, 2, 4 is een man nelijk dier met horens, 6, 5, 9 is een knaag dier, dikwijls gevaarlijk. 4, 7, 6, 8 is een steenvrucht IV. Ingezonden door Jan en Ria Uiterdijk. Verborgen jongensnamen. Je zegt maar ja, neen. maar wat bedoel je nu eigenlijk Hij kwam door zijn examen met vlag en wimpel. V Ingezonden door E. H. Eerst ben ik iets dat licht kan versprei den. Neem mijn staart weg. dan word ik een jong dier, verander dan mijn kop, dan word ik een toiletartikel. VI Ingezonden door Johanna Outshoorn. Twee heldere bronnen. In het midden daartusschen een heuvel. Als er water in de bronnen is, dan voelt de eigenaar zich niet vroolijk Ra ra wat ls dat? VII Ingezonden door vijftal van Vliet. Wie kan uit de volgende letters een titel of opschrift maken, dat de raadseijeugd iederen Donderdag kan lezen o, o. e, e, u. d. d, j, g, r, v. VU1 Ingezonden door Bep en Pieter Vos. Wat is de overeenkomst tusschen eieren en een student in de rechten? „Fijn lijkt me dal, om iederen dag weer te auto-ën", merkte Daan op. „Ik geloof, dat je graag eens mee zou willen", zei meneer lachend „Natuurlijk!" „Ga dan maar een pak boterhammen halen, jullie hebben toch vacantie, hè?" „Ja, meneer! Wat jofel". En weg holden de jongens Heelemaal niet zacht kwa men ze in huis terug, holden naar moe ders slaapkamer en vertelden daar 't mee vallertje Moeder stond dadelijk op om boterhammen te maken. En een kwartier later waren de jongens met hun pakjes weer bij de Hag-auto. Meneer was bezig de achterzijde van den wagen vol te laden on de jeugdige medereizigers hielpen hem. Samen konden ze naast den bestuurder zitten. En juist toen ze wegreden, kwam Gijs naar buiten. Hij zag hen gelukkig en de jongens woven tegen hem. „Zoo'n Luilak vind ik nog leuker dan de ouderwetsche Luilak van Gijs' vader", zei Siep, toen ze langs allerlei mooie we gen en door telkens weer andere dorpen en steden reden. En hun reisgenoot nam er den tijd voor om hun veel bijzonders te laten zien. Nog nooit waren ze zóó ver weg geweest. Pas laat kwamen ze thuis. Maar toch niet zóó iaat, of ze konden de vrienden nog even opzoeken. „Was dat geen bijzondere Luilak voor ons?" vroeg Daan en toen vertelde hij, hoe alles gegaan was. Jaap had 't 's mor gens verloren en zich glad verslapen. Hij moest trakteeren en deed 't op pinda's. En gelukkig had hü 't aandeel van Daan en Siep bewaard. Het opeten ervan was 't laatste Luilakplezier. H. J. BRINKGREVE-ENTROP. (Nadruk verboden.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 17