LEIDSCH DAGBLAD •pletten! Dat's de boodschap. ■Jaargang Donderdag 28 Mei 1936 No. 22 k<B 1BNB J was een vlugge. kwieke jongen en Iwas z'n trouwe kameraad. Jroefzei JonpieKom nou. |e nou spelen gaan!" En hij beet Jnen baas speelsch in z'n broek, de hem mee te trekken. Ileelijke hond!" lachte Jaap en holde pppie hem achternaJoppie won natuurlijk Joppie won het: maar Ihem weinig: z'n baas drong tus- Inog veel meer andere jongens een 1 gang in: en toen Joppie stilletjes naar binnen wilde sluipen, kwam I lange meneer aan met een bril Die joeg hem weg. lier!Joppie slenterde naar huis. Iiffelde hier. hii snuffelde daar: dan lij links, dan zat hii rechts van den lii wipte nog net voor een fiets uit. Tna zijn staart pakte: hii schrok Jikkeliik voor zoo'n vreeselijk toeter- at hem voorbijsnorde. toen hii mid den weg zoo lekker aan een oude Jfel stond te ruiken. Boeh! hii vloog Iz'n staart tusschen z'n pooten.... lt, beest!" schreeuwde opeens een leman. Die kwam er juist aan met |are kar: en de groote hond eronder fel: en toen vloog net Joppie voor Ben.... Hè. haast raak!.... „Vort. hond! Let op!" |ie kreeg het benauwd op den druk- 't Was. of al die vreeselük groote die zoo hard gingen en zoo'n maakten, juist op hem loerden, em grijpen en vangen en bijten dan had Japie het beter, 'n Fijne op school: Rekenen, teekenen. en verkeersles. 't Lekkerste het laatst! (ie meester vroeg van alles. Hoe je ikke straat moest oversteken, en je dan nooit hard loopen mocht: hoe je een hoek moest omgaan naar len een naar links.en en was dat? Japie wist alles, de meester maakte verkeersteeke- op 't bord. expres met fouten er en hij liet platen zien met domme en midden op een drukken weg lt één jongen voor de klas komen: >s een fiets. En toen nog twee jon- |net als schaatsenrijders achter el- dat was een autoEn toen moes- fiets en die auto elkaar passeeren klas. e's oogen straalden, en hii ging zoo fitten als hij maar kon. om óók zoo'n eurt te kriigen. vond verkeers-spel zoo mooi! noeilijk was het: maar als ie |goed oplette en even nadacht, was elemaai niet moeilijk meer; dan |et vanzelf. onds in je bed. dat ging ook fijn Jas je bed een auto en de oude rin- oel van kleine Bep het stuurrad en op den rand van 't ledikant de ba, en dan reed je in volle vaart heen waar je maar wilde, en Je zelf en je toeterdeToeteren I altijd zachtjes gebeuren, want als moeder 't beneden hoorde, kreeg je dade lijk een bekeuring en was het chauffee- ren gedaan. Je rende zoo fijn in een rechte lijn, rechts van den weg. zoo'n beetje gebogen over 't stuur om goed te kunnen zien. En als er dan zoo'n langzame hooiwagen voor je uit reed. moest je toeteren toeteren; en dan links er om heen. maar eerst uit kijken of 't wel kon.... jonge, want als je niet uitkeek, nou.... Brrr! En dan opeens, op den hoek van vier straten, stond een verkeersagentBom Stilstaan! En wachten net achter de lijn. die od de straatsteenen geschilderd was. En die agent keek je aan. alsof hii zeggen wou: „Goed zoo! Jii kent de regels van den weg: jij let goed od: een béste chauffeur!" En a!s de arm met den witten band weer vooruit wees. dan weer een beetje gas «even. overschakelen.... Vooruit maar! Pas op! En kind op den weg!.... Zulke domme jongens ook! Ze kijken niet uit en ze hollen maar in de schuinte over. Hè. je zou ze verpletteren en 't was hun eigen schuld. Boem! De auto schokte en knarste van 't felle remmen En dan die honden, die vlegels!.... Die tippelen maar raak kris en kras. en aan gevaar denken ze niet. O ja. da's aardig! O ja. hij zal Joppie ook verkeersregels leeren. Dan kan best misschien... Politiehonden zijn ook zoo knap en gehoorzaam. Hii zal Joppie lee ren. hoe hii overstekef] moet. HU zal hem naast zich laten loopen, eerst aan een riem en dan los: en dan moet Joppie precies eehoorzaam ziin en opletten, en dan. „Japie!".... zei toen de meester plotse ling. en er was een strenge trek om zijn mond. „Japie. zeg iii me nu eens: als een fiets en een auto elkaar ontmoeten, dwars, en precies op den hoek van een straat wie mag dan doorrijden? Een flets?een hoek?dwars? Japie kreeg een kleur van schrik. Ziin mooie droom werd zoo wreed verstoord, 't Was. of de fiets èn de auto allebei over hem heen tuimelden. Hij raakte heelemaal in de war en een antwoord wist hii niet. „Japie!"zei toen de meester en zijn gezicht werd nog strenger. „Japie. ie bent een domoor! je ligt er al onder!" En Japie kreeg een geweldig standje, maar dat standje was toch niet voor hem alleen. De meester zei: „Je bent een kwieke jongen. Jaap: en de regels van het ver keer ken je als de beste; maar wat hèb je daaraan, jij droomer?Ik zag aan ie oogen. dat 1e niet oplette, dat ie aan heel andere dingen dacht. ik vraag ie iéts en je raakt natuurlijk in de war Jongenlief, als je dat overkomt op een drukken verkeersweg ben je verloren. Zoo'n auto of zoo'n motorfiets staat net zoo plotseling voor je als mlj-n vraag, en is duizendmaal gevaarlijker. Raak je in de war. dan ga je met je mooie verkeers regels in je zak naar het ziekenhuis. of érger nog". j „Opletten! Altijd en altiid weer opletten, dat is de boodschap. In school! Maar bui ten nog méér!" „Ja. ja. jullie jongens en meisjes, je weet best. dat je een kleine bocht maken moet. dicht langs de stoep, als Ie rechts om moet. en dat je een groote bocht neemt links-om: maar wat hèb je er aan. als je loopt te spelen midden op den weg, of als ie zit te droomen op ie fiets?.... Niets" ..O als ik een toovenaar was. zou ik jullie dit in je ziel wilen branden, zóó. dat je 't nooit meer vergeten kon: .Kijk uit in het verkeer. Speel niet en droom niet! 't Gaat om ie leven...." Dien mooien zomeravond speelden die beiden. Japie en Joppie. hun mooie spel... „Joppie begreep er nog niet al te veel van 't Was zoo'n raar spel! Dan moest hij aan den riem en dan weer los. Dan moest hii stilstaan, en dan weer doorloo- pen. En z'n baas maakte zoo'n drukte en zwaaide zoo met z'n armen: maar een mooi spel was het toch: en Joppie. z'n kleine ooren aandachtig in de hoogte, keek met z'n verstandige oogen z'n baas aan, alsof hii zeggen wou: .Ja!.... Zoo? Gaat het zóó goed?" Soms maakte hii een wilde sprong en schoot er van door de wiide wereld in. maar Jaap haalde hem dadeliik terug naar 't veilige veldje naast de groote schuur* aan den kant van den weg. „Oplettene Jop!Opletten, hoor! Dat is 't moeilijkeOpletten, hoor. domme hond En toen Toen kwam er langs den weg een hooi wagen aanschommelen. langzaam en knerpend. Een brak het mooie spel van die twee. Even een plukje hooi gaan trekken! Jaap holde maar achter den wagen: Joppie holde meeJaap trok: Joppie sprong in de hoogte om in 't hooi te bij ten... Jaap wilde hem met zoe'n hooi- pluk op zijn kop slaan: Joppie wipte kef fend weg links den wagen langs Jaap vloog hem na ook links den wagen langs. Toen? Vreeselijk!Daar suisde in snelle vaart hem een auto tegen. langs den wagen.... Japie gilde! Japie stak bei z'n armen vooruit, om 't verschrikkelijke ding tegen te houden. O. 't sloeg hem met één fèllen slag neer schoot over hem heen De hond tusschen den hooiwagen en de auto doorgeglipt, was veilig Knarsend remmen van de auto; een heer. die er uit sprong, bleek van schrik; menschen die kwamen toeschieten: vrouwen, die haar handen voor de oogen sloegen, om dat vreeseüjke niet te zien: nieuwsgierige kinderen met angstige ge zichten: een haastige politieagent Roerloos, met gesloten oogen bleek als feen doode, lag op den weg Japie; naast ziin hoofd trilde een plasje bloed En Joppie vloog keffend op hem af: dacht, dat het spelen was krabbelde met de pooten over zijn kielKom nou. laten we nou spelen gaan! Kom nóu. waarom blijf je nou liggen?" „Vort hond!.... De politieagent duwde Joppie met zijn zware laars terug. En eén motorfiets stond stil. Een heer Sprong «r af: een dokter, die juist f*orbt>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 15