De plannen voor een nieuw Raadhuis te Alphen
Op welk gebouw zal de keuze vallen
|T5ErUi«:W IITE bQI
BROADWAY MELODY OF 1-936
TP Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 15 Mei 1936
Vierde Blad
No. 23355
(Ldfci
O
PLAN Ir. C. J. BLAAUW HAARLEM.
den Raad. Aan de achterzijde is in een
uithouw, boven de ruimten voor de cen
trale verwarming nog een woning voor
den concierge ontworpen, met woonka
mer, keuken en drie slaapkamers.
De zolderverdieping bevat teekenkamer,
toilet-, berging- en reserve-ruimte.
Het ontwerp-Blaauw omvat de navol
gende indeelingen:
Sousterrain: van links naar rechts, ge
zien van voorzijde: ruimten voor centrale
verwarming met reservekamer, stempel
lokaal met ter weerszijden afrit en gang,
rijwielbergplaats, mei daarachter ach
tereenvolgens plaats voor politiebran-
cards, voorhal, hal, gang en cellen (toi
letten en douche), politiewachtkamers,
kamer voor publiek, bureau steunverle
ning, kamer Burgerwacht, archief met
kluis, wapen- en monsterkamer en teeke-
ningen-archief.
Begane grond: vestibule, met ter linker,
zijde wachtkamer, trouwzaal, reserve
kamer, burgemeesters- en secretariska
mer, waarachter keuken en woonkamers
voor den concierge. In het midden een
ruime hal, waarrond reservekamer, kof-
flekeuken en garderobe. Ter rechterzijde
kamer ontvanger, kamer voor het publiek,
secretarie, twee chefskamers, kamer wet
houders, typekamer en kamer voor den
inspecteur van politie.
Eerste verdieping hal met Raadzaal en
tribune, met links leeskamer, kamer B. en
W„ twee commissiekamers, kamers con
cierge, rechts kamer directeur gemeente
werken, ruimten voor kadaster en admi
nistratie gemeentewerken, alsmede twee
reserveruimten.
De zolderverdieping omvat nog een
teekenkamer en diverse reserve- en zol
derruimten.
Beide Raadhuizen zijn gedacht te mid
den van royaal aangelegde plantsoenen.
Met belangstelling zien wij uit naar de
uiteindelijke keuze van Alphen's vroede
vaderen
De ligging aan de Lemzonlaan, een der
fraaiste punten van Alphen, zal zeker het
eene, zoowel als het andere ontwerp, uit
stekend doen uitkomen!
ffeiw architbcyiwburieau hooykaas bn lookhorst rotterdam.
De plamnen voor een nieuw Raadhuis te
ïïphen aSn dén Rijn, zijn ter visie Van
raadtlëden dier gemeente gelegd en
<4»r B. en W. in studie genomen. Wij zijn
ifair burgeih'eéster Colijn in de gelegen
heid gesteld deze voorloopige ontwerpen
it bezichtigen en geven hieronder, aan de
tend van de ons verstrekte foto's een
fori overzicht van de onderscheidene in
delingen.
Een toelichting kon ons niet verstrekt
traden. de plannen zijn slechts voorzien
tin een kleine nota, die, aldus burge-
aeester Colijn, vooralsnog niet voor pu-
Hcatie bestemd is.
Wél heeft de heer Colijn er ons op ge-
taen, dat in het programma van eischen
adnikkelijk is gestipuleerd, dat tot uit-
dïüdng moest komen, dat het gebouw
zetel der plaatselijke overheid is. Zulks
ïeit evenzeer als de practische uitvoe-
SH en indeeling. B. en W. achter publi-
idt van stukken of meeningen in het
"ge stadium voorbarig, omdat de
nen, waaromtrent zij binnenkort met
een voorstel bij den Raad zullen komen,
nog door hen bestudeerd worden.
Wat het extérieur betreft: de hierboven
geplaatste afbeeldingen spreken eigenlijk
voor zichzelf. Zij getuigen vóór alles van
een geheel verschillend inzicht.
Links ziet men het ontwerp van het
architectenbureau Hooykaas en Lockhorst
te Rotterdam, rechts dat van den heer C.
J. Blaauw uit Haarlem, den bouwer van
het Leidsche Stadhuis.
Allereerst een globaal overzicht van het
eerstgenoemde ontwerp
Sousterrain: ingaog achterzijde voor
politie en publiek, vestibule, met ter lin
kerzijde politiewacht en cellen, W. C.'s,
bergplaats en gaskelder, waarachter in
gelijke volgorde hal voor het publiek en
wachtruimte politie, garderobe met toi
letten. ruimte voor politiebrancards, don
kere kamer, bergingsruimte, wapenkamer
en een kamer voor de Burgerwacht.
Ter rechterzijde rijwielbergplaats,
waarnaast stempellokaal met bureau
steunverleening en archief. Voorts nog
ruimten voor monsterkamer, teekenar
chief en centrale verwarming.
De begane grond omvat de volgende in
deeling: Hoofdingang' voorzijde met ter
linkerzijde vertrekken voor de wethouders,
secretaris, secretarie, kluis, twee chef-
kamers, typekamer, kamer gemeente
ontvanger, wachtruimte voor het publiek
en kamer inspecteur van politie. Ter rech
terzijde van de vestibule vinden wij de
burgemeesterskamer, een wachtvertrek, de
trouwzaal, benevens toiletten en vestiaire.
De ingang tot de secretarie bevindt zich
aan de achterzijde, evenals de facultatieve
ingang voor de trouwzaal.
Op de eerste verdieping treffen wij aan
van links naar rechts: drie reserve, en
twee commissie-kamers, een administra
tiekamer voor gemeentwerken en een
afzonderlijke directiekamer. Voorts de
groote raadzaal met balcon aan de voor
zijde en publieke tribune en een voor het
publiek toegankelijke hal. Tenslotte gren
zend aan de Raadzaal toiletten voor de
Raadsleden, een lees. en koffiekamer, een
kamer voor B. en W., een garderobe voor
regisseurs kunnen ook
spelen!
visioenen van gruwelijke slagvelden, van
donderend geschut, van daverende vlieg
tuigen. En practisch niets van dat alles
komt in „Bloedende Rozen" op het doek.
Om de vernieling, de ellende van den
krijg aan te toonen is in de eerste plaats
ditmaal niet teruggegrepen naar den
Wereldoorlog, doch naar een veel „ouder-
wetschere" oorlog: de Amerlkaansche bur
geroorlog, in het midden der vorige eeuw.
Ofschoon men geneigd zou zijn aan te
nemen, dat deze, ongetwijfeld minder dui-
velsche oorlog dan de Wereldoorlog, als
basis voor een min of meer-voor den vrede
betoogende film minder overtuigend ma
teriaal kan leveren, gaat dat toch in het
geval van „Bloedende Rozen" niet op. Om
dat, wij herhalen het, hier niet de ellende
van het slagveld wordt uitgebeeld, doch
de vernietigende uitwerking van een oor
log op het gezinsleven, op het volksgeluk,
op het maatschappelijk kapitaal.
De geschiedenis verplaatst ons naar een
plantage in een der Zuidelijke Staten van
Noord-Amerika en begint met een beeld
van het ongestoorde geluk, waarin de be
volking van dit door de natuur gezegende
land, destijds leefde. Men ziet hoe weinig
de wrijving met de Noordelijke Staten
deze menschen eigenlijk beroerde. En dan
komt het tot werkelijken krijg, de jeugd
trekt opgewonden op, maar tot de kern
van het volk dringt de ernst van de zaak.
niet door. Men kan zich niet indenken,
dat er aan de grenzen op leven en dood
tegen de Noordelijken gestreden wordt,
omdat als geheel het volk zijn nabuurvolk
niet haat.
Tot de doodsmaren komen.die is ge
sneuveld, en die is gesneuveld.tot men
in zijn naaste relaties, in zijn eer, ge
kwetst wordtdan trekken ook de
achtergeblevenen ten strijde, dan ont
waakt de wraaklust.
Langzaam maar zeker verstrakken de
trekken der eens zoo onbezorgde plantage
bewoners, menschen en dingen ontvallen
hun, hun bestaan verliest zijn basis, alles
om hen heen wankelt.
Als de Zuidelijken moeten terugtrekken,
als de troepen langs de poorten snellen,
als zij tenslotte van aangezicht tot aan
gezicht met de Noordelijke invallers staan,
dan nóg is het niet haat, die de menschen
beheersoht. Het Noodlot heeft de schuld,
het is de oorlog die wreed isniet de
Yankees, die voor hen staan. Die gehoor
zamen slechts bevelen, zij dragen slechts
een donkerder uniform, maar verschillen
overigens niet van de Zuidelijke troepen.
En zij verontschuldigen zich tegenover de
verschrikte vrouwen, wanneer zij het huis
aan de vlammen moeten prijsgeven.
Zoo werd „Bloedende Rozen" tot een merk
waardig pakkend pleidooi voor den vrede,
'n Rustige film, waarin 't lot der thuisblij-
venden, der vrouwen, op den voorgrond
staat, en die daarom in de eerste plaats
haar aandacht ten volle waard is.
Ieder groot filmregisseur heeft z'n eigen
manier van acteeren, en is daarin een
„ster". De één geeft een humoristische
vertolking van een rol, de ander helt meer
naar het dramatische over, maar elk re
gisseur „verkoopt" zijn visie omtrent een
film aan de spelers, in het bijzonder door
te demonstreeren, hoe hij het zou spelen,
op grond van zijn ervaringen
Sidney Franklin, regisseur van „The
good Earth" bijvoorbeeld, is het symbool
van kracht. Rustig spreekt hij, op zachten
toon, maar met een doordringendheid, zóó
nadrukkelijk, dat Paul Muni, die in deze
film de hoofdrol speelt, zegt: „hij maakt
elk woord, dat hij spreekt, zoo beteeke-
nisvol, alsof het met koeienletters stond
geschreven!"
Clarence Brown, regisseur van „Ah, Wil
derness", is eveneens buitengewoon kalm.
Zittend geeft hij zijn instructies, geeft
zijn assitent, Charlie Dorian, de noodza
kelijke aanwijzingen, en heeft voor ieder
een een goed woord.
Robert Z. Leonard, regisseur van „The
great Ziegfeld" vroeger opera-bariton,
roept zijn instructies met een stentorstem,
die twee studio's verder gehoord kan wor
den. Altijd lachend uit gewoonte, de per
sonificatie van een „goeden kerel", stelt
Leonard ook de meest zenuwachtige de
butant op zijn of haar gemak. Luise Rai-
ner, over wie hij de regie voerde in „The
great Ziegfeld", zegt van hem: „Hij heeft
de prettigste stem, dien ik ooit gehoord
heb".
George Cukor, regisseur van „Romeo en
Julia", neemt de handeling op als iets
persoonlijks, en volstaat er niet mee om
den spelers alleen maar zijn aanwijzingen
te geven. Hij lanceert tijdens het spel
steeds nieuwe ideeën, en zorgt altijd voor
een perfecte dialoog.
Jack Conway, daarentegen, speelt be
paalde scènes voor zijn acteurs, maar
voegt er meteen aan toe: „Probeert niet
te spelen zooals ik nu doe". Het succes
van zijn werkmethode komt tot uiting in
„A tale of two Cities".
Tod Browning, een vermaard regisseur
van „thrillers", somt zijn ideeën op in en
kele krachtige volzinnen. Tusschen de scè
nes door vertelt hij moppen om zijn ac
teurs afwisseling te geven.
W. S. van Dyke, die de regie van „De
ondeugende Marietta" en „Rose-Marie" op
zijn naam heeft, weet Jeanette MacDo-
nald tusschen de speel-scèileSTfloor altijd
aangenaam bezig te houden door haar
leuke anecdotes te vertellen. En die com
binatie van zakelijk te Ülj'rfTvoor de ca
mera en persoonlijke vriendschap ook bui
ten de studio's werkt voortreffelijk!
Richard Thorpe is onverstoorbaar kalm,
zélfs, wanneer een van zijn booten wordt
gekraakt op een rif in de Zuidzee tijdens
de opnamen van „Last of the Pagans".
Zijn zekerheid en kalmte boezemen zijn
spelers onmiddellijk vertrouwen in.
„Ik heb nooit een regisseur gezien, die
zijn werk zóó kalm deed, en toch de volle
100% haalde uit de spelers", verklaart
Lionel Barrymore, een van de stars, die
onder Thorpe's regie werkte. „Best moge-
lijk, dat hij zich zelf in stilte uitbranders
geeft over de fouten, die wij maken!"
o
EEN NIEUWE HARRY PIEL-SENSATIE.
Harry Piel behoort tot de oude getrou-
in de filmwereld, die ons steeds weer
ri!ï,'on.ciert door zijn sensationeel optre-
hii "jytisten" Es zijn 100ste film, waarin
evèn onvervaard als eertijds aan het
is. Harry Piel is een der successen
S.™.t variété „Tivoli", waar hij in het
- een Marahadja met zijn
rsoehgc medfaSierkers weer heel wat te
Hierboven een aardige scène
Harry mét de olifant Jumbo.
bloedende rozen.
Nieuwe film van King Vidor.
vrloasjammer achter het front.
n*ort zal ons land de première
van de nieuwe film van King
in^t'. reBlsseur van, nu al klassieke,
'•Selujah»en 118 Groo';e Parade" en
Ui^d1*' van deze nieuwe film is „So Red
Sires jvoor Nederland vertaald in
film H°zen". Wat den aard van de
ootlrwcui we zoutlen het een anti
tiet s bunnen noemen, indien dit
ichiimn adspirant-toeschouwer waar-
lavé i n volmaakt onjuisten indruk
ituw n wat bij of zij ln de bioscoop
Het >zion zal krijgen.
woord anti-oorlogsfilm immers wekt
hoe komt de bezetting van een
film tot stand?
De kwestie hoe de rolbezetting van een
film tot stand komt is een vraag, die
menigeen bezig houdt. Van tijd tot tijd
verschijnen korte berichten in de pers,
namen worden genoemd, dementi's volgen,
en de leek vraagt zich af: waarom wordt
juist déze acteur of actrice geengageerd?
Het schijnt een veel gecompliceerder pro
ces te zijn dan bij het tooneel, waar men
toch als regel ensembles heeft en waarbij
men met een vrij groote mate van zeker
heid gissen kan, wie er in een bepaald
stuk zullen uitkomen. Ook bij de film zijn
er natuurlijk artisten, die voor eenigen tiid
alleen en uitsluitend voor één productie
werken, en het is duidelijk, dat men voor
hen dan bepaalde rollen op het oog heeft.
Meer verreweg het grootste deel der film
spelers en -speelsters is niet aan één be
paalde maatschappij gebonden, waardoor
velerlei variatiemogelijkheden voorhanden
blijven. Dikwijls is de verscheidenheid der
mate groot, dat de producenten voor een
moeilijke keuze komen te staan. Doch
anderzijds doet zich ook wel het tegen
overgestelde voor en valt het niet mee
voor een bepaalde rol een absoluut ge
loofwaardige figuur te vinden.
In veel sterkere mate dan bij het .too
neel vereischt de film verband tusschen
voorstelling en werkelijkheid. Absoluut
geloofwaardige typen moeten den toe
schouwers den indruk geven, dat het alles
waar gébeurt, dat zich voor hun oogen
afspeelt. De acteurs krijgen dan ook rollen
toebedeeld, waarvoor zij door aard en ver
schijning het meest geschikt zijn, en zoo
vertolken de meeste hunner steeds een
bepaald genre.
In de nieuwe Ufa-film „Het geheim van
Slot Vogelöd" b.v. zien wij Hans Stiiwe
als vertolker van een der hoofdrollen. Zijn
spel staat steeds op een hoog peil en hij
toont zich steeds een sympathieke ver
schijning. Men kan zich hem b.v. moeilijk
als misdadiger voorstellen, iets dat Walter
Steinbeck daarentegen beter ligt, die in
„Het Geheim van Slot Vogelöd" den broer
van Hans Stüwe speelt.
Hans ZeschBallot zien wij het meest
in het genre van een rechter van Instruc
tie, van den een of anderen typisch ge-
heimzinnigen man.
Hans A. von Schlettow speelt ln „Het
Geheim van Slot Vogelöd" de rol van een
pseudo-boschwachter, die eigenlijk recher
cheur is.
De vrouwen in deze film: Carola Höhn,
Kathe Haack en Hilde Sessak vertegen
woordigen eveneens drie geheel verschil
lende types. Carola Höhn, de vertolkster
van ongekunstelde menschen Is te geloof
waardiger, naarmate zij zichzelf zijn kan;
Kahe Haack als de-moeder-met-humor"
en Hilde Sessak. een begaafde kracht, die
veel voor de toekomst belooft.
r" t*-
i !jtt.
jm- i.
'W
stomd staan en zij zijn te zien ln een sce
nario, dat even boeiend en Interessant Is
als het revue-element.
De beroemde stepdanseres Eleanor Po
well is dè ontdekking van deze showfilm,
die al haar voorgangsters in glans en schit
tering heeft geslagen en in het genre met
recht een wereldsucces is geworden.
Hierboven Robert Taylor, Buddy, Vilma
Ebsen en Eleonar Powell in een der scènes.
Ieder jaar schijnen de „super-show"-films
elkaar te verbeteren: in dit opzicht kijkt't
jaar 1935 neer op 1934; 't eerste wordt op
zijn beurt weer geslagen door 1936. Roy del
Ruth regisseerde ..Broadway Melody of
1936" en deed er weer een schepje op: de
meest beroemde Amerikaaansche revuear-
tisten werkten er aan mee en de door hen
gebrachte scènes zijn weer geweldiger op
gezet dan vorige malen. Fenomenale ,,step
dancers" en -„singers" doen u weer ver-