DE LOCARNO-VRIENDEN BUITENl. WEEKOVERZICHT 77ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 April 1936 Derde Blad No. 23332 BRIEVEN UIT BERLIJN. Mussolini (tot Eden, Flandin en van Zeeland): Nog één flinke klap, heeren, en dan gaan we samen de kermis op. beslissende dagen voor den volkenbond. Nog steeds verkeert Europa ln dezelfde Impasse tengevolge van de wisselwerking, waarover wij in ons vorig overzicht spra ken. En wij mogen wel zeggen: in ver scherpte mate. De commissie van dertien Is te Genève bijeen, doch waartoe zij zal besluiten? Het is onmogelijk dit te voor spellen. Wel te voorspellen schijnt, dat Abessy- nië liet kind van de rekening zal worden, als er geen onverwachte gebeurlijkheden plaats vinden! Wie had destijds durven denken, na het weifelend begin van den Itallaansehen veldtocht, dat de Italianen het voor het begin van de regenperiode nog zoover zou den brengen, dat zij inderdaad de Abes- sijnsche hoofdstad Addis Abeba werkelijk ernstig zouden bedreigen? Aan het Noor delijk front schijnt de weerstand van het Abessijnsche leger vrijwel gebroken, gelet op het feit, dat reeds Dessie, het vroegere hoofdkwartier van den Negus, bezet is. Trots de tegenspraak uit Addis Abeba be hoeft daaraan niet té worden getwijfeld. Van Dessie naar de hoofdstad is nog een 250 K.M. Dat in enkele dagen deze afstand zou worden afgelegd, gelijk enkele opti mistische Italiaansche bronnen doen door schemeren, moge nu wat al te mooi zijn voorgesteld, speciaal ook gelet op de verbindingsmogelijkheid als anderszins dat Addis Abeba wordt bedreigd, het valt niet te ontkennen. En zelfs zoodanig, dat alleen een invallen van de regenperiode Abessynië nog schijnt te kunnen redden. En nu moge het waar zijn, dat zelfs een volkomen bezetting van gansch Abessynië den Italianen voorloopig geen effectief succes zal opleveren, daar het niet over het benoodigde kapitaal beschikt om het land te „openen", gezwegen nog van de enorme kosten eener militaire bezetting, die volledig gehandhaafd zal dienen te blijven, om tegenslagen te voorkomen, dat alles doet voor het oogenblik niet ter zake. Daarom gaat het momenteel niet in de eerste plaats. Italië zet zijn actie voort tegen den Vol kenbond in en een overwinning beteekent voor dit instituut weinig minder dan een niet te overkomen echec! Men weet, hoe op de vraag, of de beide partijen bereid waren om te onderhandelen over den vrede, zoowel Italië als Abessynië een toe stemmend antwoord gaven en dientenge volge de genoemde commissie van dertien bijeen werd geroepen. Een poging om den voorzitter de Madariaga, vergezeld door Avenol, den secretaris van den Volken bond, naar Rome te doen komen om met den Duce vooraf besprekingen te voeren, mislukte, daar de Volkenbond dit terecht niet in overeenstemming met zijn prestige oordeelde, doch is dan wel in overeen stemming daarmede een zich terugtrek ken, althans practisch, bij de onderhan delingen en een overleveren van Abessynië aan de genade van den „aanvaller"? Italië eischte dit! Zijn later onder pressie van den Franschen minister Boncour afge dwongen concessie heeft immers slechts theoretische beteekenis Abessynië, dat niets meer heeft te verhezen op het slagveld is het immers zoodanig de min dere gebleken, dat daar toch geen succes meer mag worden verwacht, de kracht eener moderne bewapening tegenover het primitieve systeem is te duidelijk gebleken handhaaft echter het standpunt van niet te willen onderhandelen in recht- streeksche besprekingen doch alleen via den Volkenbond, op wien het ten over vloede nog eens een pathetisch beroep heeft gedaan en daarmede ls de Volken hond in den waren zin des woords in last Kan dit lichaam na de echecs van het Verre Oosten en van het conflict in den Gran Chaco, zoo'n nieuwe nederlaag, die zijn volkomen onmacht zou aantoo- nen, overleven? Heef de Volkenbond zelfs in Europa geen macht meer? Ziedaar het dilemma, waarvoor Genève zich geplaatst ziet en waarop het geen antwoord weet tengevolge van de on derlinge oneenigheid. Die speciaal tot uiting komt door het antagonisme tus- schen Frankrijk en Engeland. Het B ritsche rijk zou het liefst willen doorzetten, gelijk het dit altijd heeft voor gestaan en Italië de vrucht van zijn over winning onthouden, zooals rechtens billijk zou zijn, Frankrijk schuift het Afrikaan- sche conflict op den achtergrond en denkt alleen aan het Duitsche „gevaar", waarin Engeland het niet heeft willen steunen! Het zijn Italië en Duitschland, die zijde spinnen bij dezen stand van zaken, alhoe wel van een samengaan geen sprake is! Wat evenwel geboren zal worden uit deze Fransch-Engelsche tegenstelling? Beiden zien het gevaar van een splitsing, doch anderzijds loopen de belangen zoo ver uiteen, dat het moeilijk zal zijn om tenminste een schijn-oplossing te vinden. Behoeft het nog nader betoog, dat Abes- synië's lot daarmede bezegeld lijkt? Het klinkt dan ook in het geheel niet vreemd, dat Italië Frankrijk zijn volle medewerking zou hebben toegezegd in Europa te meer, waar immers Italië fel bezwaar heeft tegen den „Anschluss" wanneer Frankrijk op zijn beurt de sanc ties opheft. Weliswaar gaat daardoor de idee der collectieve veiligheid finaal te mor, maar bestaat deze thans behalve in theorie? Voor Genève staan vérstrekkende beslis- smgen voor den boeg Turkije volgt, in tegenstelling met de JJuitsche faits accomplis, den juisten weg Sim Z1JIÏ wensch terwille van de nationale veuigheid, die het het best meent te kun nen dienen, door zelf daarvoor te zorgen, zee-engten, dus Dardanellen en Bos- l?atUf' ^er t€ mogen versterken, welk za.ste bij hel vredesverdrag van Sèvres hanaboden. Het had het recht in eigen hol kunnen nemen, zonder dat er een ?,n naar gekraaid hadhet brengt en J11'? de kwestie voor den Volkenbond ria.r zijn wensch zien toegewezen, on h n ,va^ moeilijk te twijfelen, gelet die alSemeene ontvangst. De sovjets, den oi •,gaarne een bondgenootschap zou- ■nno- !"ten met de Turken, waarvoor deze hni.i .bgdeinzen met het oog op het steru ®w«üsch gevaar", gezien in die ver bena?- l?er zee-engten een voordeel, een den "mng tegen een aanval in het Zui- WeinieK1! en Frankrijk maken ook feie«o wa,ar en de rest heeft weinig in- voor het geval, behalve Italië, dat (Van onzen correspondent). Berlijn, 10 Aprli. HET INZICHT VAN EEN VROEGEREN DEMOCRAAT. Dezer dagen had ik gelegenheid, met een Duitschen langjarigen vriend, democraat wat zijn politieke overtuiging betreft, en eens, in de oude tijden van de „republiek van Weimar" een man van grooten invloed in de binnen- en buitenlandsche politiek, zoo ongeveer alle belangrijke vragen door te nemen, die de wereld op het oogenblik in spanning houden. Natuurlijk spraken we ook over het Derde Rijk, zijn sterke en zijn zwakke zijden. En ofschoon ik moet bekennen, het in sommige belangrijke punten niet met •hem eens te zijn geworden, wil Ik toch, ofsolioon ons gesprek allesbehalve het karakter van een interview had, hier het een en ander er van navertellen. Want hier is iemand aan het woord geweest, die niet alleen Duitschland van boven tot onder kent. maar die ook een groot stuk van de wereld gezien heeft met de scherpe oogen van den politicus. „Wat denkt u in de eerste plaats van de duurzaamheid van het tegenwoordige régime in DuitsOhland?" vroeg ik hem. „Ik geloof niet aan die duurzaamheid. Ik wil zelfs verder gaan en beweren, dat het Derde Rijk in zijn tegenwoordlgen op het oogenblik daarbij niet meetelt, al thans niet ten volle. Steeds minder blijft er over van de diverse vredesverdragen, mede tengevolge van het uiteenloopen der belangen van degenen, die destijds meen den deze aan elkaar te hebben verbonden Wat is er bestendig hier op aard vorm niet veel langer dan nog drie jaren bestand zal hebben. Waarom ik zoo'n kor ten termijn noem? Omdat ik er van over tuigd ben, dat dan aan de eene zijde de weermacht zoover zal zijn, dat er bij wijze van spreken niet veel meer aan te ver beteren is; aan den anderen kant alle middelen zullen zijn uitgeput om nog verder werk te versohaffen dat niet als volkomen overbodig, onproductief of zelfs belachelijk te kenschetsen is. Wat het laatste betreft: men zal natuurlijk nog tientallen jaren aan de nieuwe autoren- wegen kunnen werken, aangenomen, dat men nog deviezen genoeg zal hebben om dat materiaal, dat alleen het buitenland heeft, te betrekken. Men zal nog eenige kanalen kunnen graven en rivieren hier en daar kunnen kanaliseeren. Men zal nog wat kunnen bouwen, en drassige gronden kunnen droogleggen. Maar de grootste werkgever: de weermacht, zal over drie jaren verzadigd zijn. En dan begint een gevaarlijk stadium." „Waarom gevaarlijk?" „Dat wil ik u uitleggen. Men mag er om heen praten zooveel men wil, mag verze keren, dat Duitschland tegenwoordig de zuiverste vorm van democratie heeft en zoo voort. In werkelijkheid is dat natuur lijk onzin. Het Derde Rijk is een dictatuur. En dictaturen hebben met fietsen iets ge meen: zoodra ze niet meer in beweging zijn, vallen ze om. Een dictator en zijn aan hangers moeten altijd weer iets nieuws bedenken, hun volk in spanning houden, willen ze niet riskeeren, dat er 'm ontspan ning komt, die zich tegen hen keert. Zoo dra het oogenblik gekomen is, dat de werkverschaffing in het stadium van het. krampachtige treedt, en aan den anderen kant de weermacht op een zeker hoogte punt van sterkte en geoefendheid is ge arriveerd. moet er iets gebeuren. We zien aan Italië, ln welke richting zulk een ge beuren te zoeken ls. Kijk om u heen. dan zult u met mij eens moeten zijn, dat het volk hier tegenwoordig met letterlijk alle hulpmiddelen in de richting van een zui- .ver militarisme wordt geleid. Het Duitsche volk behoort tot de kinderlijkste ter wereld op het gebied der politiek en is gemakke lijk te leiden, zoodra er een zoogenaamde sterke hand is. Die sterke hand is naar buiten Hitler. In v/erkelijkheid regeeren de generaals. En nu gaal het er maar om, hoelang de militaire leiders van meening zijn, dat met Hitier samen nog te regee- ren is". „Ik ben er van overtuigd, dat juist de aanvoerders der weermacht er van door drongen zijn, dat de groote eenheid, die Hoi Ier op nationaal gebied doorgezet heeft, de beste bodem is om een sterke weer macht e bereiken en -en massa der be volking achter die weel-macht, die bereid is om als het noodig mocht worden, beter dan ooit, de militaire fronten te onder steunen". „Die meening deel ik. Maar ik voeg ei aan toe: zoolang het duurt. Ik voorzie het oogenblik, waarop scherpe botsingen tus- schen den niet-militairen dictator en de vooral met oorlogs-eventualiteiten reke ning houdende vak-strategen niet meer te vermijden zullen zijn. Ik ten er van over tuigd, dat Duitschland op 7 tn 8 Mairt j.l. reeds aan den rand van zulk een conflict voorbij is gegaan. Men heeft hier en daar in de buitenlandsche pers geschreven, dat de hoogere leiders der weermacht alles behalve ingenomen waren met het besluit van den Führer en zijn civiele raads lieden, niet alleen Locarno op te zeggen, maar ook in de neutrale zóne binnen te marcheeren. Ik neem aan, dat deze lezing juist geweest ts, en dat zelfs de militaire leiders' alle verantwoording voor de ge volgen op de politieke leiding afgeschoven hebben. Ik kan het me niet anders voor stellen. Maar dan is het ook juist, dat Parijs ten slotte het binnenlandsch con flict in Berlijn verhinderd heeft. Een mili taire sanctie van Fransche zijde zou niet alleen een uiterst gevaarlijk experiment voor Duitschland geweest zijn, waar leder Duitscher en buitenlander, die rondgeke ken heeft, Immers weet, dat de Duitsche weermacht zich uit den aard der zaak in eer. overgangsperiode bevindt, die met zich brengt, dat zij zwakker is, veel zwakker dan indertijd, toen het nog uitsluitend een beroepsleger had; maar bovendien zou zulk een Fransche actie wellicht het ge volg gehad hebben, dat de leiders der Duitsche weermacht hadden ingegrepen om verdere politieke onvoorzichtigheden te verhoeden en zelf het roer in handen te nemen." „Is u niet tot deze overtuiging verleid door de berichten uit Parijs, die verteld hebben dat men daar openlijk van een wederom verzuimde gelegenheid gesproken heeft?" „Neen, ook zonder die berichten zou ik tot deze overtuiging gekomen zijn. We zijn als Duitschers in de dagen na den zevenden Maart letterlijk door het oog van een naald gekropen. Die meening deelen. niet alleen mijn vrienden uit het vroegere liberaal-democratische kamp. Het is zeker ook de algemeene opvatting onder de mili taire leiders. En nu wil ik u het volgende zeggen: het is zeker volkomen waar, dat u onder de Duitsche bevolking vrijwel nergens nei ging tot gewapende conflicten, ook niet met Frankrijk, zult aantreffen. Ik wil zelfs aannemen, dat onze tegenwoordige regeering het volkomen eerlijk meent als zij telkens weer verzekert, dat zij den vrede wil. Maar ik ben een oud man. Ik heb veel beleefd, ook voor 1914, in Duitschland. En ik wantrouw zulke periode's als die we nu weer beleven, waarin alle aandacht op een moordend-sterke weermacht geconcen treerd wordt. Men praat elkaar na, dat die noodig is om de onafhankelijkheid te be schermen en om bij internationale be sprekingen ook eens, als het nationaal be lang dat noodig maakt, met de vuist op de tafel te kunnen slaan. Maar vooral in dictatoriaal geregeerde landen, die steeds in beweging moeten blijven willen ze niet omvallen, is zulk een geweldige weer macht daarom zoo gevaarlijk, omdat men naar inwendige wetten luistert, die voort- schrijven dat ze op een bepaald oogenblik haar kracht beproeven moet in de rich ting van den zwaksten weerstand. Ik zie daarom over een jaar of drie, als Duitsch land naar menschelijke berekening ten einde raad is wat zijn aanvaardbare werk verschaffing betreft, en zoo goed ais ge reed, wat zijn leger, vloot en luchtmacht aangaat, het oogenblik komen, waarop de dictatuur zal gaan speuren naar moge lijkheden, om als het niet anders kan langs den weg van gewapende conflicten, niet tegen Frankrijk (vandaar de plannen tot het opwerpen van een gelijkwaardigen betonmuur tegen Frankrijk en België), maar tegen andere tegenstanders, die op luchting te zoeken, die het voor haar voortbestaan noodig meent te hebben. Het zal in dat stadium de groote vraag zijn, of de eigenlijk oppermachtige militaire leiders meenen, in de Hitler-beweging met alles wat daarbij hoort, nog wel de meest geschikte politieke en diplomatieke pleit bezorgers te bezitten," „U is een principieel tegenstander van het nationaal-socialisme gebleven?" „Ja, ik ben en blijf overtuigd, dat deze beweging, ondanks het ontegenzeggelijk zeer vele bewonderenswaardige, dat zij nog dagelijks tot stand brengt, op den duur ons volk niet tot zegen zal strekken. Maar als goed patriot rijd ik haar niet in de wie len, waar zij nu éénmaal de overgroote meerderheid van het zeer goedgeloovige Duitsche volk achter zich heeft. Dat. ver hindert niet, dat lk haar régime slechts als een overgangsperiode vermag te zien. En ik voeg er aan toe: als een niet onge vaarlijke overgangsperiode. Zooals men hier nu de jeugd opvoedt, het volk tot sol daten maakt, en een andere stemming dan de tegenwoordige nationalistische koorts en opwinding niet laat opkomen, kan het nauwelijks anders, of het moet vroeg of laat verkeerd afloopen. Ik ben er van overtuigd, dat de militaire kopstukken dat ook wel zien en dat die vooral bevreesd zijn, dat zulk een botsing met andere sta ten door de wilde mannen der Hitlerbe- weging zou kunnen worden uitgelokt op een oogenblik, waarop ze van militair- technisch standpunt uit niet te verdedigen is en op een nieuwe nederlaag moet uit- loopen. Ziet u toch om u heen! Waar heb ben we nog werkelijke vrienden op de we reld? Overal heerscht wantrouwen tegen ons. Denkt u dat. de generaals bij ons daar geen rekening mee houden? En wie het Duitsche volk en zijn beroepsofficieren zoo goed kent als ik, weet, dat juist de mili taire beroepsmenschen in Duitschland de nuchterste rekenaars zijn, als het er op aan komt. Daarom voorspel ik, dat zij hier het roer zullen overnemen op hetzelfde oogen blik, waarop het nationaal-socialisme, dat er nimmer in slagen zal werkelijke buiten landsche vrienden te maken, en dat Duitschland ook onder een ander ré gime tot nader order geketend heeft aan de loodzware blokken van het anti semitisme en de rassenpolitiek, niet. n -er in staat is in het binnenland zijn thans nog onverzwakt prestige hoog te houden, in buitenlandsche conflicten en experi menten afleiding zal willen zoeken" Het is naar ik meen slechts een groep van thans uitgeschakelde politici in Duitschland, die de ontwikkeling zoo ziet als mijn zegsman. Maar het scheen me toch zeer belang wekkend. zijn visie op de dingen hier weer te geven. ROLAND. Alleen de fabrikant van de allerbeste waren kan blijven adverteeren. Koopt de goederen die hier regelmatig worden ge adverteerd. Verzekert U daardoor den waarborg van goede kwali teit bij billijke prijzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 9