De boilerwelden - Voetbal H voor veteranen DIE HOUTEN KLAAS 77ste Jaargang LCIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. VOETBALWEDSTRIJD TUSSCHEN NEDERLANDSCHE EN BELGISCHE VETE!' ANEN op het Sparta-terrein te Rotterdam., Een aanval op het Belgische doel. Dr. Jan Thomee in actie. DE BOLLENVELDEN. Reeds staan vele velden in de omgeving van Haarlem, Hillegom, Lisse enz. in bloei, zoodat er met Paschen reeds van de bloemenpracht genoten kan worden. TIJDENS DE ELECTROCUTIE VAN HAUPTMANN. Politiemannen bewaken het doodenhuis van de Yefrsey State-gevangenis. DE STRIJD IN ABESSYNIE. De Italiaansche artillerie in actie in da omgeving van Amba Aradanu GISTERAVOND ARRIVEERDE TE VLISSINGEN met de Harwichboot de bekende tennisspeler Fred. Perry en zijn echtgenoote, de filmactrice Helen Winson. DEMONSTRATIE VAN VERDEDIGING TEGEN AANVALLEN UIT DE LUCHT door soldaten van het 27e Londensche regiment te Rochester Row, in verband met de werving van recruten voor dit regiment. Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. YONGE door J. I. en E. A. H. 34) „Och, moeder, hoe komt u toch zoo groen! „Verplichtingen"!Ja wel! 't Is alles maar een excuus, om te zeggen, dat er voor ons geen plaats ls ln dat groote huis. Ik doorzie ze! Ze moeten voorkomen, dat wij lastige vragen doen aan de Duitsche min en aan mrs. Bury." „Kom, Ida, ik wilde wel, dat je je dit idee nu eens uit het hoofd zette. Je oom en tante waren altijd zulke goede men schen. En mrs. Bury en „Och, moeder, u zult nooit verstaan: „de wraak van lage zielen," zei Ida tragisch, daarmede een aanhaling gebruikend uit: „De onbewuste bedrieger." „Wraak? Wat bedoel je daarmee?" „U weet toch, dat mrs. Bury t Herbert nooit heeft kunnen vergeven, dat hij ,voor een landloopster hield en u weet. hoe verontwaardigd oom was over de witte raaf en over het wedden. O, het is zoo duidelijk als wat: hij moest berooid worden van zijn rechten, dus werd die reis ff °P bedacht en gingen ze naar die afge- rfifen' moellÜk te bereiken plaats, zonden me arme Conny weg en er was geen dok- mL!nv,geei! verpleegster bij, zooals de ?f rfn dan altijd doen!" „o, Ida, alleen maar in verhalen gaat het zoo! Door die romans, die je leest, haal je je van allerlei malligheid in het hoofd." .Romans zijn copieën naar het leven," zei Ida bijna plechtig. „En toch geloof ik het niet," hield moe der vol. „Ze hebben Herbert nogal ge vraagd om peet te zijn. Dat ls dus een heel compliment." „Een hol compliment, zegt u maar lie ver, om ons en dien armen jongen zand ln de oogen te strooien! Neen, neen, ma, dat ze u zoo trachten weg te houden, doet mij nog vaster staan in mijn overtuiging en ik zal het mij tot levenstaak stellen, ze te ontmaskeren." Zoo sprak Ida en beschouwde zich als de toekomstige heldin. Het was waar, dat Herbert gevraagd was om peet te zijn bij de doopplechtig heid van zijn neefje in de kerk, nadat hij een zeer goed rapport had gekregen van zijn gouverneur: „Je bent de naaste bloedverwant van den kleinen vent," schreef lord Northmoor, „en ik vertrouw, dat je je invloed ten goede op hem zult uitoefenen." Herbert kreeg een kleur, trok een gek gezicht, dacht, dat hij het heel vervelend vond, was blij, dat het geschreven in- plaats van gezegd was, maar voelde er zich in waarheid door gevleid. Zijn oom had zeer juist gemeend, dat verantwoordelijkheidsbesef heilzaam voor hem zou zijn; bovendien vertegenwoordig de Herbert voor hem zijn broer, voor wien hij groote teederheid had gevoeld. Het was een waarheid, dat Northmoor geheel vol was. De oudste dochter van mrs. Bury ging naar Indië en een andere had een echtgenoot, die bij het civiel be stuur was; de derde woonde in Ierland, en de eenige manier, om de beele familie bijeen te hebben voor die laatste veertien dagen was, om ze allen op Northmoor te logeeren, zoodra de heer en de vrouw des huizes terug waren, want zij waren begin Mei uit de Dolomieten weergekeerd: de wegen waren steeds gevaarlijk, dikwijls onbegaanbaar geweest, zoodat ze in we ken zelfs geen post hadden gehad en ook moeilijkheden hadden ondervonden met voedsel en brandstof. Het had hun echter geen kwaad gedaan en dikwijls hadden ze er op teruggezien als op den aardigsten tijd huns levens. Frank had gewandeld en bergen beklom men in gezelschap van en zonder mrs. Bury; hij had genoten van de schoonheid van den winter in de bergen en van de fantastische pracht van sneeuw en ijs op die verwonderlijke schoone plekken. En met die nieuwe vreugde en verkwikking' in de eenvoudige houten wieg ging zijn hart uit in juichende dankbaarheid naar den grooten Witten Troon. Nooit had hij zulk een langdurige rust van werk en zorgen gehad, als gedurende die maanden in de opwekkende, verster kende berglucht en er werd algemeen op gemerkt, dat lord Northmoor tien jaar jonger teruggekomen was, met een leven digheid en een ondernemingsgeest, waar aan het hem vroeger altijd ontbroken had, terwijl zijn vrouwtje minder sterk was dan vroeger, maar er een uitdrukking van vredig geluk lag verspreid over haar lief gelaat. Het kind was een aardig, mollig ventje, oud genoeg om te lachen en te reageeren op vriendelijkheid, die hij ondervond. Mary was bang geweest, dat het zien van den kleinen Michael lady Adela pijnlijk zou hebben aangedaan en het was haar een heele verlichting, toen ze rrjerfcte, dat haar ladyschap al even dol was op den baby als Constance. Misschien hadden de jong-gehuwden nog nooit zooveel huislijke gezelligheid meegemaakt als gedurende die veertien dagen. Bertha logeerde bij lady Adela en de intimiteit en de vertrouwelijkheid, waarin Frank en Mary hadden verkeerd tot mrs. Bury, had hen veel van hun schuchterheid doen verliezen en hen tot een gastheer en gastvrouw gemaakt, die één konden zijn met hun gasten gas ten, wien de schaduw van de scheiding dezen laatsten zonneschijn nog helderder maakte. „Ik wist niet, wat ik je op den hals had gehaald!" zei Bertha verontschuldigend tot mrs. Bury. „Lieve kind, ik zou niet graag die erva ring gemist hebben. Als je eens wist hoe verfrisschend die menschen op mij werk ten." „Je bedoelt zeker: hoe geweldig saai het was?" „Ik geloof, dat je gebrek aan spraak zaamheid verwart met gebrek aan ziel Birdie! Toen wij maar eenmaal intiem genoeg waren, om te zwijgen, als we niets te zeggen hadden, gingen we uitstekend met elkander om." „Jullie spraken zeker uitsluitend van master Michael?" „Niet uitsluitend; ofschoon de eerbied en de belangstelling, waarmee ze het kleine monster beschouwen en hun eigen vrees, om hem niet behoorlijk op te voe den, een zeer interessante studie vorm den." „Interessanter dan die van je sneeuw en ijs-pieken?" „In ieder geval was het een studie, die veel voldoening schonk. En laat ik je eens even vertellen, miss Birdle, dat het een met recht loonend iets is, om een paar maanden aangewezen te zijn op het ge zelschap van enkele goede boeken en een paar eenvoudige, brave menschen, die veel hebben gedacht." „Zeg, Lettice, je zult wel opvoedend op hen gewerkt hebben?" „Ik hoop, dat zij opvoedend werkten op mij!" „Ik hoop, dat je geweten niet zoo'n las tig en belemmerend ding wordt, als zij schijnen te bezitten." „Was het maar altijd zoo lastig en be lemmerend geweest!" zei mrs. Bury hoogst ernstig. „In ieder geval heeft die doeds-leven- dige tijd je heelemaal opgekwikt," zei Bertha lachend. Als Constance gedurende den Zaterdag en Zondag over was, had zij heel wat op te merken. Zij hoorde feitelijk tot geen enkelen groep. De kinderen waren allen nog zoo jong, dat ze haar meer als vol wassene beschouwden, ofschoon ze dol graag hadden dat zij met hen meespeel de; zij stond ook in een andere verhouding dan de jonggehuwden, maar wèl vond zij, dat er een gezellige toon heerschte, iets wat haar een soort openbaring was. Zij had nooit te voren andere dan school- meisjes-vroolijkheid gezien en die haar nog dikwijls ergerde, als zij alleen maar dacht aan het gegiechel en het gegier van Ida, en dat vergeleek met het zachte wel luidende lachen van deze jonge vrouwtjes. Toch vond ze kleinen Michael altijd nog het aardigst; ze kon zich haast niet van hem losmaken. Ze haalde haar Duitsch (of liever Oostenrijksch) op, met zijn kinderjuffrouw, die altijd vervuld was van de goedheid van die gnadigen Frauen. XWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5