HET LOCARNO-CONFLICT.
77ste Jaargang
DONDERDAG 12 MAART 1936
No. 23302
STADSNIEUWS.
HET ONTSLAG VAN
PROF. R. P. VAN CALCAR.
Heden wordt te Londen de conferentie der Locarno-
mogendheden voortgezet. Frankrijk handhaaft tot
dusver onwrikbaar zijn standpunt en schijnt in
Engelsche kringen meer steun te vinden. Niettemin
schijnt Engeland een bemiddelaarsrol te willen
blijven spelen.
Dr. COLIJN'S RADIO-REDE.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
PRIJS DER ADVERTENTIES:
3D ets. per regel voor advertenties uit Leiden en plaatsen waar
agentschappen van ons BLad gevestigd zijn. Voor alle andere
advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk
lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling
Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden
van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven
10 £ts. porto te betalen. - Verplicht bewijsnummer 5 ets.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn:
per 3 maanden f. 2.35
per week —..TTLY!... f.0.18
Franco per post f. 2:35 per 3 maanden -f portokosten.
(voor binnenland f. 0.80 per 3 mnd.)
Dit nummer bestaat uit VIER bladen
EERSTE BLAD.
VOORTGEZETTE BEHANDELING VOOR
HET AMBTENARENGERECHT.
DE UITSPRAAK VOLGT OP
1 APRIL A.S.
Na de pauze werd de behandeling van
de ontslagkwestie van prof. van Calcar
voor het ambtenarengerecht gistermiddag
voortgezet met een pleidooi van den raads
man van klager, mr. Gerlings uit Utrecht.
Klagers raadsman aan het woord.
Spr. herinnerde aan de uitspraak, bij
kort geding reeds door mr. van Haeringen
als president van het Ambtenarengerecht
gedaan op 31 December J.I., toen deze als
zijn oordeel te kennen gaf, dat het ontslag
niet onrechtvaardig was verleend. Geluk
kig aldus spr. maakt de onderhavige
behandeling van deze zaak een herziening
van des voorzitters beslissing mogelijk, nu
van alle details kan worden kennis ge
nomen.
Vervolgens wijst spr. erop, dat prof. van
Calcar meer dan 30 jaren hoogleeraar is
geweest en dat hij op een termijn van nog
geen twee maanden ontslag kreeg, wegens
„opheffing van zijn betrekking". In wezen
gold het echter een reorganisatie waarbij
tusschen twee personen moest worden ge
kozen. Men zeide: de tropische hygiëne
kan niet worden opgeheven. Maar kon de
algemeene hygiëne dan wèl verdwijnen?
Spr. herinnert aan de suggesties, welke
door den minister van Onderwijs, K. en
W„ in het voorloopig verslag over diens
begrooting aan de hand waren gedaan.
Waarom hebben curatoren geen prijs ge
steld op het oordeel van de faculteit? Wèl
vroeg men haar of prof. Flu het dubbele
ambt kon waarnemen, doch men vermeed
die vraag ten aanzien van prof. v. Calcar.
Minister Slotemaker de Bruine heeft zich
op 25 Juni 1935 zonder meer op het stand
punt van curatoren gesteld, dat was ge
ïnspireerd door den president-curator en
dat de tendenz had, prof. Flu als den aan
gewezen hoogleeraar voor den gecombi-
neerden stoel voor te stellen. De faculteit
heeft aan curatoren verzocht, haar oor
deel, dat niet tot splitsing diende te wor
den overgegaan, ter kennis te brengen van
den minister, doch het curatorium putte
uit den brief van de faculteit alleen de
zinsnede, dat prof. Flu wel in staat zou
zijn het samengevoegde ambt te bekleeden.
Een merkwaardige coïncidentie is ook,
dat het dagelijksch bestuur van de Veree-
niging voor Tropische Hygiëne in een
schrijven aan den minister heeft medege
deeld, van „betrouwbare zijde" te hebben
vernomen dat een samenvoeging zou plaats
hebben en dat het daarop den minister
adviseerde, den leerstoel voor tropische
hygiëne niet op te heffen, merkwaardig
wanneeer men weet, dat prof. Flu de
secretaris van die vereeniging is.
Gebleken is ook. dat prof. Flu zich reeds
had bereid verklaard met 1 November 1935
de colleges van prof. van Calcar over te
nemen, maar de minister heeft dat een te
krassen maatregel gevonden en de Kroon
geadviseerd, het ontslag per 1 Januari
1936 te verleenen.
Op het allerlaatste moment is het cura
torium tot de conclusie gekomen, dat vol
gens art. 86 der Hooger Onderwijswet het
ontslag niet mocht worden voorgesteld
zonder dat de betrokkene was „gehoord".
Zoo ontving prof. Van Calcar op 27 Sep
tember 's avonds om tien uur een expres
brief van curatoren met verzoek, den vol
genden ochtend in hun vergadering te
verschijnen. Men heeft hem toen gehoord
in dien zin, dat hij mocht vertellen, welke
bezwaren hij tegen de voorgestelde samen
voeging had, doch men heeft nagelaten
hem te raadplegen over de hoofdzaak. Wel
heeft men zich beroepen op de uitlating
van prof. van Calcar. dat hij bezwaar had
tegen het bezetten van den leerstoel in de
tropische hygiëne. Art. 88 van de Hooger
Onderwijswet bepaalt, dat aan een hoog
leeraar niet tegen zijn zin andere colleges
kunnen worden opgedragen. Maar als men
hem nu ontslaat en het argument aan
voert, dat hij die andere colleges niet
wenschte te geven, is dat dan niet in strijd
met de wet?
Voorts zet spr. uiteen, dat het Koninkl.
Besluit tot verleening van ontslag aan
prof. van Calcar is geteekend zonder dat
H. M. de Koningin het advies van cura
toren had ontvangen.
Ook om deze reden dient het ontslag
besluit te worden vernietigd.
Tenslotte herinnert spr. aan de argu
menten welke minister Slotemaker de
Bruine over deze zaak in de Tweede Ka
mer heeft medegedeeld, n.l. dat prof. van
Calcar geen colleges in de tropische hy
giëne wenschte te geven en dat de samen
voeging noodzakelijk was.
De werkelijke redenen voor het ontslag
lagen echter in den jarenlangen wrevel
tusschen hoogleeraar en curatorium. Men
kon echter op normale, legitieme wijze zijn
doel niet bereiken en nam daarom zijn
toevlucht tot het argument der bezuini
ging. In plaats van dengene te handha
ven, die den hoofdpost de algemeene
hygiëne bekleedde, heeft men den zoo
veel kleineren stoel, dien der tropische
hygiëne, tot hoofdzaak uitgebreid.
Spr. vraagt tenslotte naast vernietiging
van het ontslagbesluit, de beslissing van
het ambtenarengerecht over de niet-ver-
schijning van prof. Slotemaker de Bruine
als getuige.
De gemachtigde van den Minister
spreekt.
Hierna is het woord aan mr. Telders als
gemachtigde van den minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen.
Spr. bestrijdt de opvatting van mr. Ger
lings, dat het ontslag niet om redenen
van bezuiniging zou zijn verleend.
De minister kan z. i. in deze zaak niet
als getuige worden gehoord; het zou bo
vendien geen nut hebben, omdat de mi
nister zijn gegevens reeds aan de Tweede
Kamer heeft medegedeeld.
Niet van voldoende belang acht spr. de
omstandigheid, dat de Koningin geen in
zage heeft gehad van het advies van het
curatorium. Voor de Kroon was het voor
stel van den minister voldoende.
Tegenover de opvatting van den mi
nister, dat de beide leerstoelen konden
worden gecombineerd, heeft prof. v. Calcar
als de zijne gesteld, dat dit niet kon en
dat hij die bezetting zou weigeren.
Spr. erkent gaarne, dat het motief van
bezuiniging niet mag worden gezocht om
een bepaalden functionaris weg te werken.
Strijd met art. 88 acht spr. niet aanwe
zig, terwijl aan art. 86 (het „hooren" van
prof. van Calcar door het curatorium) is
voldaan.
Spr. refereert zich aan het oordeel van
den voorzitter van het Ambtenarengerecht
in kort geding, dat de doelmatigheidsover
wegingen hier niet ter zake dienende zijn.
Wanneer men objectief oordeelt, dan is
er geen aanleiding zelfs een oogenblik te
twijfelen aan den ernst van het ontslag
besluit en aan de redenen, welke tot dat
besluit hebben geleid. Van de zijde der
Regeering heeft er nimmer iets bestaan,
dat zou wijzen op een dwingen om prof.
van Calcar als hoogleeraar buiten werking
te stellen.
Spr. deelt nog mede. dat, toen destijds
een vacature te Groningen was ontstaan,
de minister aan het curatorium aldaar
heeft voorgesteld, prof. van Calcar voor
de bezetting daarvan voor te dragen.
Spr. concludeert tot het verzoek om het
besluit te handhaven.
Mr. Gerlings repliceert, evenals mr. Tel
ders, met een kort woord.
Prof. van Calcar aan het woord.
Prof. van Calcar geeft nog een kleine
toelichting op hetgeen hij in de vergade
ring van curatoren er waren toen
slechts 3 van de 5 curatoren aanwezig
heeft gezegd.
Spr. citeert nog een schrijven van het
curatorium bij gelegenheid van sprekers
25-jarig hoogleeraarschap. Het curatorium
heeft toen de moderne opvatting van spre
kers methode van onderwijs geprezen en
de hoop uitgesproken, dat hij met dezelfde
voldoening nog lang zijn ambt mocht
waarnemen.
Het geschil kwam pas in October 1932,
toen spr. openlijk critiek had uitgeoefend
op een ambtenaar, die tegen de moderne
methode ageerde, doch die door den presi
dent-curator in bescherming werd geno
men.
Wat de declaratie wegens levering van
linnen goederen enz. betreft, deze leveran
tie is inderdaad rechtstreeks door een
Leidsche firma geschied. Toen een geschil
ontstond over de koopsom, welke door con-
curreerende leveranciers niet te hoog werd
geacht, doch door het Rijksinkoopbureau
wel. heeft spreker de declaratie tot het
door het Rijksinkoopbureau gewenschte
bedrag gereduceerd en de rest (pl.m. f. 300)
uit eigen zak aan den leverancier bijbe
taald.
Het Ambtenarengerecht zal uitspraak
doen op Woensdag 1 April a s. des voor
middags te tien uur.
Voorts is behandeld een klacht van den
amanuensis J. Kruit van het laboratorium
van prof. Van Calcar. welke amanuensis
eveneens wegens opheffing van de betrek
king met ingang van 1 Januari 1936 ont
slag had gekregen en die nu intrekking
van dat ontslag bij het Ambtenarenge
recht aanhangig had gemaakt.
Getuigenverklaringen werden gegeven
door de professoren Flu en Van Calcar.
Als gemachtigde van klager die zelf
aanwezig was en eenige inlichtingen ver
strekte trad op mej. mr. Mulié; z_ij
pleitte vernietiging van het ontslagbesluit,
op grond o.a., dat de afvloeiing hier niet
is geschied volgens art, 91 der Ambtena
renwet, welke daaromtrent een bepaalde
rangorde voorschrijft.
Mr. Telders, ook in deze zaak vertegen
woordiger van den minister, achtte de
vraag, of hier Inderdaad was opgeheven
de leerstoel, waaraan Kruit als amanuen
sis was verbonden, slechts voor bevesti
gende beantwoording vatbaar.
Ook in deze zaak werd de uitspraak be
paald op Woensdag 1 April, des v.m. 10
uur.
Ten slotte is nog behandeld de klacht
van den. op de motieven als in de vorige
zaak. mede-ontslagen laboratoriumbedien-
öe Van der Waals, voor wien de heer H.
Schupper., hoofdbestuurslid van den Cen-
tralen Ned. Ambtenaarsbond, als gemach
tigde optrad. Voorts werden gehoord de
professoren Fiu en Van Calcar en de tech
nicus le kl. J. J. Zeegerman.
Uitspraak eveneens op 1 April.
VERANDERINGEN IN DE
NEDERLANDSCHE FLORA.
Lezing van Mr. F. Florschütz.
Voor de Leidsche Geologische Vereeni
ging en de Leidsche Biologenclub hield
mr. F. Florschütz gisteravond alhier een
lezing, welke tot titel had: Veranderingen
in de flora van Nederland tijdens Pleisto
ceen en Holoceen.
De laatste tien tot twintig jaar. aldus
spr.. is het mogelijk geworden uit losse
gesteenten stuifmeelkorrels en zaden te
isoleeren, of althans zoodanig te concen-
treeren, dat niet alleen kwalitatief, maar
ook kwantitatief onderzoek van vroeger
geleefd hebbende flora kon worden ver
richt.
Als inleiding tot het eigenlijke onder
werp noemde spr. eenige soorten uit de
jongste tertiaire flora, nJ. die uit de klei
van Reuver. Sommige hiervan komen ook
thans nog in ons land voor: b.v. de haag-
beuk. de esch, egelskop, boschb'oterbloem,
fonteinkruid e.a.: andere soorten daaren
tegen zijn of uitgestorven, of komen niet
meer in Nederland voor.
Tengevolge van den eersten ijstijd van
het Pleistoceen, het Günz-glaciaal, treedt
een merkbare verarming van deze betrek
kelijk rijke flora op. Ook in het er op
volgende Günz-Mindel-interglaciaal is
deze verslechtering van de klimatologische
omstandigheden zeer duidelijk.
Uit het Mindel-glaciaal zijn helaas geen
gegevens bekend. Het optreden van den
en els in het daarop volgende Mindel-
Risz-interglaciaal. geeft aanleiding te
veronderstellen, dat we hier met afzettin
gen in een gematigd continentaal klimaat
te doen hebben. De flora van deze sedi
menten, die in ons land door de klei van
Neede goed bekend is geworden, onder
gaat eenige typische wijzigingen in ver
band met de nadering van het Risz-gla-
ciaal. gedurende welken ijstijd ook de
noordelijke helft van Nederland door
landijs bedekt werd. Vooreerst uit het
vochtiger wordende klimaat zich in de
toename van de els, en den achteruitgang
van de den. Vervolgens treedt bij het wer
kelijk kouder worden van het klimaat de
den weer sterk op den voorgrond. Uit de
Risz-glaciale afzettingen zelf zijn geen
fossielen bekend geworden.
De afzettingen uit het Risz-Würm-in-
terglaciaal vertoonen soortgelijke ver
schijnselen. Ook hier ontbreekt de beuk.
De verschillende stadia van het Würm-
glaciaal, gedurende welke het ijs niet veel
verder dan de Elbe is gekomen, die in
Duitschland op grond van de eindmoree-
nen konden worden vastgesteld, werden
in Nederland langs palaeobotanischen weg
teruggevonden Tot het laatste intersta-
dium van het Würmglaciaal behoort ook
de pleistoceene menschenschedel, die het
vorig jaar bij Hengelo werd gevonden, en
waarvan de juiste ouderdom door middel
van de pollenanalyse werd bepaald.
Gaat na dit laatste glaciaal het ge
mengde eikenbosch overheerschend op
treden, dan laat men gewoonlijk het Ho
loceen beginnen, d.i. omstreeks 8000 voor
Christus.
De overal in ons land in de holoceene
venen optredende grenslaag van Weber
scheidt het oudere van het jongere mos
veen. Deze grenshorizon, die dus blijkbaar
een voor veenvorming ongunstige periode
voorstelt, valt in de ontwikkeling van den
boomgroei merkwaardigerwijze nergens
waar te nemen.
De overstrooming van het Nauw van
Calais, waarmee hei Atlanticum wordt in
geluid en dat een belangrijk tijdstip in
de holoceene geschiedenis van ons land
voorstelt, is in de flora duidelijk te her
kenning door achteruitgaan van de den,
DIENSTPLICHTIGEN DER INFANTERIE
EN WIELRIJDERS BLIJVEN ONDER
DE WAPENEN.
In een gisteravond gehouden radiorede
heeft de minister-president, dr. Colijn,
medegedeeld dat de regecring, in verband
met den internationalen toestand besloten
heeft, de winterploeg infanterie en wiel
rijders, die Zaterdag met groot verlof zou
gaan, tot nader order onder de wapenen
te houden. De minister wees er echter met
nadruk op dat er op het oogenblik geen
reden is tot ongerustheid aangezien blijk
baar allerwege de neiging aanwezig is om
langs den weg van onderlinge onderhan
delingen den vrede in Europa te hand
haven.
en de sterke toename van den els, als ge
volg van het vochtige klimaat.
Door de pollenanalytische onderzoe
kingsmethoden is het mogelijk geworden
de ouderdom van verschillende archaeolo-
gische vondsten nauwkeurig vast te stel
len. Spr. toonde dit aan de hand van
eenige voorbeelden aan.
Tenslotte deelde mr. Florschütz iets
mede over den ouderdom der Drentsche
heidevelden, een onderzoek, waarmee
eerst kort geleden een aanvang werd ge
maakt. De onderzochte heiden bleken alle
tot. ver in het Holoceen bosch te zijn ge
weest. Eerst in het Boreaal of Sub-boreaal
heeft zich, wellicht door menschelijken
invloed, heide gevormd.
INSTITUUT VOOR ARBEIDERS
ONTWIKKELING.
Mr. dr. J. in 't Veld leidt den vierden
Plan-avond.
Een kleine wijziging was gekomen in de
eigenlijke volgorde van deze cursus
avonden, daar de inleider voor dezen
avond verhinderd was door ongesteldheid,
zoodat mr. dr. in 't Veld gisteravond voor
de weer geheel gevulde concertzaal een
inleiding hield over „Bestrijding der werk
loosheid door beheersching van het con
junctuurverloop en der rationalisatie".
In een kort, bevattelijk vertoog, behan
delde spr. allereerst het conjunctuur-
vraagstuk en verklaarde de hierbij voor
komende benamingen als: lange en korte
golfperiode. Met tal van voorbeelden toon
de spr., naast de regelmatigheid dezer
perioden, welke ongeveer 22 tot 25 jaar
duren, de eigenschappen die deze tijd
perken hebben, te weten o.a. voor de
ebperiode het ontstaan van moeilijkheden
binnenslands, weinig groote oorlogen;
voor de springvloedperiode een groote
spanning in internationale verhoudingen,
zich ontladend in oorlogen, terwijl bin
nenslands de toestanden dan niet zoo
toegespitst zijn. Brengen de jaren 1873-'95,
ebperiode, een verscherpte klassenstrijd,
b.v. in Duitschland (soc. wetten) doch
geen grootere volkerentwisten, in de jaren
18951914, een springvloedperiode, ont
staan o.a. de Japansch-Chineesdhe oorlog.
Boerenoorlog, Strijd om Tripolis en tegen
het einde de groote wereldoorlog. Thans
bevinden wij ons in het tijdvak 1914 tot
heden, een lange eb-periode, waarin de
kleine hausse van 1925'29 geen ingrij
pende verandering kon doen ontstaan.
Prof. Goudriaan heeft dan ook reeds
eenigen tijd geleden betoogd, dat wij met
een aan zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid een opleving tegemoet gaan, met
matiger wordende crises, die hun afsluiting
vinden in een nieuwen wereldoorlog. Tegen
deze op- en neergangen trachten wij,
aldus spr. iets te doen. Begrijpelijk is, dat
tegen deze geweldige machten slechts af
doende op te treden is, wanneer dit inter
nationaal geschiedt. Doch het Plan van
den Arbeid, dat ziöh niet op een nihilis
tisch of defaitistisch standpunt plaatst,
geeft enkele nationale middelen aan, die
beoogen, het zich vormen van crisishaar
den te voorkomen, evenals het maatrege
len aangeeft om de crisisgolven van bui
ten op te vangen en te verzwakken. Vooi
de algemeene maatregelen noemt het
Plan o.a. beheersching van het crediet-
wezen en belastingheffing, die zich instelt
op de conjunctuur, m.a.w. in hausse
perioden een belastingverhooging. verla
ging in depressie-tijden. Naast deze en
andere algemeene maatregelen noemt het
Plan nog bijzondere, o.m. bedrijfsorgani
satie in den vorm van bedrijfsschappen
onder toezicht van een centralen econo-
mischen raad.
Na de korte pauze besprak mr. in 't
Veld de beheersching der rationalisatie.
Hoewel rationalisatie in wezen begeerlijk
en als historisch proces niet te stuiten is,
is leiding er van noodzakelijk, zoodat een
„Fehlrationallsierung" (maatschappelijk
verkeerde rationalisatie) zooals indertijd
Otto Bauer het uitdrukte, niet voorkomt.
Maatschappelijk loonende rationalisatie is
het doel van het Plan van den Arbeid.
Na een bespreking over de vraag wanneer
arbeid maatschappelijk loonend geratio
naliseerd genoemd kan worden en een
toelichting gegeven te hebben over de
beheersching van dit proces door instel
ling der bedrijfsraden in samenwerking
met een technologisch-economisch insti
tuut, besluit spr. zijn met aandacht ge
volgde rede met het uitspreken van dc
wensohelijsheid van het verkrijgen eener
BINNENLAND.
Dr. Colijn over den intern, toestand;
winterploeg infanterie en wielrijders niet
met groot verlof (3e Blad).
De ontslagkwestie-prof. van Calcar voor
het Ambtenarengerecht. (Stadsnieuws,
le Blad).
Ons parlementair overzicht. (3e Blad).
Herdenking van het 40-jarig bestaan van
Pro Juventute. (Binnenland, 3e Blad).
Bezoek van H.M. de Koningin aan het
kamp Waalsdorp. (Binnenland, 3e Blad).
De zaak tegen de redacteuren van „Volk
en Vaderland" in hooger beroep. (Recht
zaken, le Blad).
BUITENLAND.
Verdere beluiten ter Vlootconferentie.
(Buitenland, 2e Blad).
Vragen in het Engelsche Lager- en Hoo-
gerhuis. (Buitenland, 2e Blad).
Arrestaties in Japan wegens landverraad
(Buitenland, 2e Blad).
ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN,
EERSTE BLAD.
geordende maatschappij, waarbij het vrije
spel der maatschappelijke krachten, aan
vankelijk misschien iets sneller in zijn
vooruitgang, op den duur zal moeten
achterblijven.
Met een woord van dank aan den spre
ker sloot hierop de afdeelingssecretaris,
de heer Wolfslag dezen avond, tevens ver
meldend, dat de vijfde avond besteed zal
worden aan de bespreking van „Ordening
der economie en het Plan van den Arbeid"
door den heer J. v. Zwijndregt uit Den
Haag.
LEIDSCHE AMATEUR FOTOGRAFEN
VEREENIGING.
De mogelijkheden der klein beeld
fotografie.
Gisteren hield de heer A. P. W. van
Dalsum, voorzitter der Nederlandsche A.
F. V. een causerie over het onderwerp:
„Biedt de klein beeld fotografie mogelijk
heden voor den serieuzen amateur".
De heer van Dalsum behoort niet meer
tot de jongeren en het actueele onder
werp werd dus nog belangrijker, doordat
het behandeld werd door iemand, behoo-
rende tot die groep van amateurs, die het
meest afwijzend stonden of staan tegen
over klein beeld fotografie.
Min of meer door toeval kreeg spreker
de klein beeld camera in handen en ging
er mee werken. En langzaam maar zeker
werd deze tegenstander tot een groot
voorstander. Er is door de tegenstanders
teveel gelet op het technisch gedeelte en
te weinig op het artistieke. En bij serieuze
beoefening blijkt, dat ook het technisch
gedeelte wel degelijk tot z'n recht kan en
moet komen. Blijft dus over het kunst
zinnig gedeelte.
En dan is het als met alle camera's,
niet door de camera wordt dat bepaald,
dus ook niet door het feit of de fotograaf
een klein beeld of een groote camera han
teert, doch enkel en alleen door den
maker zelf.
En dat heeft de heer v. Dalsum bewe
zen. Aan de hand van een schitterende
collectie foto's en lantaarnplaatjes, voor
het overgroote deel eigen werk, toonde
spreker aan, dat dit werk in geen enkel
opzicht achter behoeft te staan bij werk
gemaakt met de groote camera, of, zoo
als spreker dat karakteristiek noemde, de
„schoenendoos". Vooral de verwisselbare
objectieven bieden den klein beeld foto
grafen mogelijkheden, die door de „schoe
nendoos" niet te benaderen zijn.
Spreker eindigde met de hoop uit te
spreken, dat hij. voor zoover er nog tegen
standers onder zijn gehoor waren, déze
door het vertoonde bekeerd zou mogen
hebben.
Met enkele hartelijke woorden, onder
streept door een warm applaus, dankte
de heer Overeynder den spreker voor zijn
zeer interessante causerie.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
In den loop der maand Februari werd
aan het kantoor Leiden op spaarbank
boekjes ingelegd f. 242.945.15 en terugbe
taald f. 200.564.47. Derhalve meer ingelegd
dan terugbetaald f. 42.380.68. Het aantal
nieuw uitgegeven boekjes bedroeg 208.
RIJWIELDIEF AANGEHOUDEN.
Op verzoek van den burgemeester van
Sassenheim, heeft de politie alhier als
verdacht van rijwieldiefstal aangehouden
den 23-jarigen boerenarbeider D. S., ge
domicilieerd te Leeuwarden.