De radio-rede van Koning Edward - De Queen Mary gereed
DIE HOUTEN KLAAS
778le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
ZWARE BERGINSTORTING TE GEULHEM. Bij de mergelgroeve ,,De Pijl" te Geulhem is de 40 meter hooge
mergelrots over een lengte van 80 meter ingestort, zware eikenboomen in den val meesleurend.
Een foto van de ruïne.
DE BOUW VAN HET NIEUWE FEYENOORD-STADION TE ROTTERDAM,.
Overzicht van het noord-oostelijke gedeelte van het
groote stadion.
i)
HOOFDSTUK I.
Titel en landgoed.
„O, daal' is die houten Klaas! Wat zou
hij op 't hart hebben?" zuchtte een van
een paar waardige al wat oudere dames,
toen ze op zich af zagen komen een man
van een jaar of veertig, geheel buiten
adem en met een kleur op zijn anders
zoo bleek gelaat.
„Miss Lang, neem mij niet kwalijk, mag
ik even wat zeggen tegen miss Marshall?
Ik weet, dat dit iets ongewoons is, maar
ik heb haar ook zoo iets bijzonders te ver
tellen."
„Toch niet iets treurigs, naar ik hoop,
mr. Morton?" vroeg een van de dames
ontsteld.
„O, neen, integendeel," zei hij zenuw
achtig lachend. „Ik ben onverwacht in het
bezit van een landgoed gekomen, ziet u."
„Ja?Nu, dan wensch ik u wel
geluk!"
„Mag ik vragenbegon de andere
zuster.
„Ik weet er zelf nog zoo weinig van. Maar
ik moet naar Londen met den trein van
5.10 en ik zou zoo graag hebben, dat ze
het van mijzelf hoorde."
„O, zeker, dat strekt u tot eer, mr.
Morton."
Ze waren nu bij de oprijlaan van een
groot landhuis, even buiten de stad, die
zoo dikwijls voor kostscholen worden ge
bruikt en waar nu ook de inrichting van
de misses Lang was gevestigd.
„Gelukkig is het juist de vrije tijd," zei
een van de dames, terwijl ze mr. Morton
voorging naar den salon, die wel wat stijf,
maar toch smaakvol ingericht was, en
hoofdzakelijk gebruikt werd om er de
ouders van leerlingen en aanstaande leer
lingen in te ontvangen.
„Die arme miss Marshall!" prevelde een
van de zusters, toen ze hem daar binnen
gelaten hadden.
„Het zal een heel verlies voor ons zijn!"
„Ze verdient wel haar geluk."
,„Ja. Is het nu geen twintig jaar?"
„Met Augustus wordt het twee-en-
twintig."
Dit was zoo. Nu twee-en-twintig jaar
geleden was Mary Marshall van het wees
huis overgegaan naar de uitstekende
school van de misses Lang en werd daar
onderwijzeres. In diezelfde stad woonde
ook, met haar beide zoons, mrs. Morton,
de weduwe van een paardenhandelaar, die
behoorde tot de gemeente van wijlen
dominee Marshall. Toen mrs. Morton in
het jonge onderwijzeresje had herkend
het kleine meisje, dat jaren geleden met
zooveel verrukking de veulens, de lamme
ren en de kuikens op hun boerderij had
bewonderd, had zij haar herhaaldelijk op
de thee gevraagd. Zij was beschaafd; de
zoons gedroegen zich voorbeeldig en dus
kon er geen bezwaar bestaan tegen deze
kennismaking, ofschoon de dames Lang
er toch niet bijzonder mee ingenomen
waren.
Mr. Morton, de vader, was in droevige
omstandigheden gestorven. Hij had schul
den nagelaten en de oudste zoon was heel
dankbaar geweest dat hij een plaats had
gekregen als klerk op het kantoor van
mr. Burford, een zaakwaarnemer met een
goede praktijk onder de notabelen daar
in den omtrek.
Frank Morton bezat nu niet zooveel ta
lent of ondernemingsgeest, maar hij was
betrouwbwaar, werkte methodisch en
nauwkeurig en zoo was hij steeds in de
zelfde betrekking gebleven, met dit onder
scheid dan, dat hij het, door den tijd, van
tweeden tot eersten klerk had gebracht.
Deels uit natuurlijken aanleg, deels onder
den druk van zijn verantwoordelijkheids
besef was hij altijd een ernstige, beza
digde jongen geweest, die door zijn tijd-
genooten gewoonlijk werd uitgemaakt
voor een „braven Hendrik" of een „houten
Klaas", omdat hij immers niet uitblonk
door levendigheid van geest of onder
nemingszin. Hij had steeds allereerst
rekening gehouden met zijn moeder en
zijn broer en zijn uitspanningen waren
dan ook van zeer gematigden, bezadigden
aard: hij was lid van een schaakclub en
maakte deel uit van het koor. Hij was
een nuttig, ofschoon geen vooraanstaand
lid van het koor van de kerk van St. Basil
en een nauwgezet en ijverig Zondags-
schoolleeraar van de minst levendige jon
gens. Voor het grootste deel van het
wereldje te Hurminster was hij bijna
onzichtbaar; tegenover de rest al van heel
weinig beteekenis.
Zelfs zijn moeder was veel minder ver
vuld van hém dan van zijn broer Charles,
die veel knapper van uiterlijk, veel amu
santer en levendiger was, maar op wien
veel minder te rekenen viel.
Toch was er één persoontje, voor wie hij
alles beduidde, namelijk voor Mary Mars
hall met haar lieve bruine oogen en haar
zachte stem.
Zij voelde zich de gelukkigste ter wereld,
toen ze het na twee jaren van nu en
dan eens een uitnoodlging op de thee en
een wandelingetje naar den avonddienst
in de kerk eens waren geworden, dat
ze trouwen zouden, zoodra hij verhooging
van salaris zou hebben gekregen en
Charlie in staat zou wezen, zijn moeder
te steunen. Smds dien tijd had Mary zich
steeds verheugd op dit uitzicht en de pri
vileges, die het vast verleende. Ze had er
plichtsgetrouw de misses Lang van op de
hoogte gebracht, die er niet voor waren,
maar er toch niets tegenin konden bren
gen, zoolang haar leerlingen (of dit hiel
den ze er tenminste voor) er niets van
vermoedden. Zoo werd de omgang op de
Zondagavonden drukker en in de vacan-
ties, die het onderwijzeresje zonder tehuis
altijd op school was blijven doorbrengen,
terwijl ze dan een oogje hield op even-
tueele schoonmaak van de lokalen, had zij
toch ook menig aangenaam uurtje door
gebracht in gezelschap van de vriende
lijke, oude mrs. Morton, die, al had zij dan
ook van harte gewenscht, dat Frank wat
langer had gewacht en een meisje met
geld had gekozen, dit nooit had getoond
aan Mary, die ze was gaan lief krijgen als
een dochter.
Frank en zij hadden in het eerst ge
meend dat ze maar twee jaar geduld had
den hoeven hebben. Charles had een
betrekking als klerk op een kantoor in een
reederij in Westhaven, een kleine zee
plaats, op een afstand van ongeveer
twintig mijlen, en zijn moeder was al van
plan het huishouden voor hem te gaan
doen, toen hij zijn voorgenomen huwelijk
aankondigde met de dochter van den Ka
pitein en eigenaar van een klein handels
vaartuig.
Het pgar te Hurminster jnoest de plan
nen uitstellen tot een verdere promotie,
en in plaats dat hij zijn moeder hielp,
klopte hij al heel gauw bij haar aan om
steun voor zijn gezin.
Toen deed zich een nieuwe tegenspoed
voor. Charles was ziek geweest en werd
tot herstel door zijn schoonvader meege
nomen op een zeereis. In het Kanaal had
echter een aanvaring plaats en allen aan
boord van de „Emma Jane" hadden
schipbreuk geleden. De assurantie dekte
niet het geldelijk verlies; er kwamen
schulden aan het licht en er bleef de
weduwe met de drie kinderen niets anders
over, dan de leiding van een pension op
zich te nemen, waarin haar vader zijn
geld had belegd.
De opvoeding van de kinderen en een
groot deel van de kosten voor hun onder
houd kwam ten laste van hun oom en
alweer moest zijn huwelijk uitgesteld
worden.
De oude mrs. Morton stierf; daardoor
kregen Frank en Mary al minder gelegen
heid elkaar te zien. Hij had gehoopt het
huisje te kunnen behouden, waar hij zoo
lang gewoond had, maar de steun aan zijn
schoonzuster werd zoo hoog, dat hij zich
verplicht zag zijn overbodig meubilair te
verkoopen en twee kamers te betrekken
boven het kantoor, waar de huisbewaard-
ster tegelijk zijn huishoudster zou zijn.
Zoo verliepen de jaren zonder dat er iets
bijzonders voorviel: alleen werden de
jongelui in Westhaven grooter en dit
maakte, dat het sommetje, dat Frank zoo
spaarzaam bijeen gegaard had, steeds
meer inteerde, terwijl er bij Mary al een
enkele grijze draad tusschen het haar be
gon te loopen en Frank's lokken bij de
slapen zeer dun werden.
(Wordt vervolgd).