Felle brand in Huizen - Hollandsche zwemsters boeken successen TESSA 76ste Jaargan* LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. EEN FELLE BRAM) HEEFT GISTERAVOND TE HUIZEN GEWOED. Een door drie families bewoond pand, waarin tevens een meubelwerkplaats was gevestigd, is volkomen in de asch gelegd. DE INVENTARIS VAN DE BIJ EG MOND AAN ZEE GESTRANDE SLEEPBOOT „DRENTE" wordt publiek verkocht. Liefhebbers voor touw. HAN HOLLANDER COMPLIMENTEERT DE ZWEMSTERS WILLI DEN Ol DEN, (LINKS) EN RIE MASTENBROEK MET BEHAALD SUCCES. Willy bracht het wereldrecord 100 meter vrije slag dames op haar naam en R-io het wereldrecord 100 M. rugslag dames. De wedstrijden werden gehouden in üiet Sportfondsen bad t-e Amsterdam ten bate der Stichting Arbeidsinrichtingen voor geestelijk onvolwaardiger!. DE NIEUWE FOKKERJAGER D. 21 waarmede op het vliegveld Eindhoven proe yen werden genomen. Het toestel is bestemd voor Indië en kan een snelheid ontwikkelen van 400 K.M. per uur. PRINS FUMIARO KONOYE die ge noemd wordt als de nieuwe Japansche min ister-p resident. IN DEN STADSSCHOUWBURG TE AMSTERDAM WERD EEN OPVOERING GEGEVEN VAN „ANTIGONE" door leerlingen van het Baerleus gymnasium, ter gelegenheid van de herdenking van het 600-jarige bestaan van de Latijn sche school. door RICHARD STARR. Vertaald door A. RIEWERD. 64) Het huis Potts werd om vier uur in den morgen wakker gemaakt, omdat Tessa, in de opwinding van het verkleeden voor het bal, haar huissleutel vergeten had. Jimmy bracht haar thuis, en mrs. Potts opende geheimzinnig de deur, zonder zich te ver- toonen. „Ik ben het maar, mrs. Potts", zei Tessa, toen zij de donkere hal binnentrad, en een grijze geest vlug aan den anderen kant ervan zag loopen. HOOFDSTUK XLII. Pet Pell's tragedie. Tessa was zoo gelukkig, dat het haar toescheen, alsof zelfs de wereld had op gehouden met draaien om naar haar te kijken. Jimmy had haar boven op de stoep in het donkere poortje weer gekust, hoewel de taxi bij het trottoir stond te wachten. Ook op weg naar huis in de taxi had hij haar gekust, en haar gezegd, dat hij haar liefhad. Hij zei niets over lady Betty, maar Tessa was zoo gelukkig, dat niets haar meer hinderde. Zij vertelde hem niets van de brieven. Die wilde ze Luella zelf overhandigeji. Zij sliep ongeveer twee en een half uur heer lijk stond toen weer op en zong in de badkamer, terwijl ze met haar beroemde spons bezig was, het hoogste lied uit. Het missen van haar nachtrust had voor Tessa niets te beteekenen. Terwijl zij zich aankleedde, maakte zij plannen voor den dag. Natuurlijk moest zij tot zeven uur op het werk zijn. Dan waS het niet meer dan natuurlijk, dat Jimmy haar zou willen zien. Maar 's avonds zou zij hem misschien wegsturen. Zij moest Luella spreken. De familie Turner woon de ongeveer tien mijl buiten de stad, en als haar dagtaak was volbracht, stelde zij zich voor, daarheen te gaan en Luella de brieven zelf te geven. Zij wist, dat die brieven van groot belang voor Luella wa ren, van heel gToot belang. Zij wilde ze niet aan Jimmy toevertrouwen. Want, ziet u, Jimmy had ze al eens verloren. Toen zij klaar was met aankleeden. pakte zij de brieven zorgvuldig bij elkaar. Eenige ervan staken nog in hun enve loppe, en toen zij ze bij elkaar deed, viel haar oog op den naam van een man: Arthur Corless, Esq. Het adres was dat van het atelier, waar zij en Pet Peil eenige malen een bezoek hadden gebracht. Terwijl zij naar de enveloppe bleef sta ren, draaide het haar voor de oogen. Het beduidde, dat de man, op wien Luella verliefd was geweest, en voor wien zij zichzelf belachelijk had gemaakt, Arthur Corless was. „Lieve help!" hijgde zij zwakjes. Arthur Corless was dus getrouwd. En Pet Pell was hevig en bespottelijk verliefd op hem. Zij ging naar haar werk, maar Pet Peil was er niet. Den geheelen dag verscheen zij niet, en de chef kreeg een briefje met de mededeeUng, dat zij ziek was- Tessa bedelde 's avonds een uur vrij, hoewel het personeel onvoltallig was en ging regelrecht naar Pet's huis in East End. Zij hoopte, dat Pet niet erg zoek zou zijn. Maar hoe dan ook, ziek of niet ziek, zij was vast besloten eens flink met haar te praten. Zij wilde .haar alles vertellen, wat zij van Arthur Corless wist dat hij getrouwd was. Het zou heel hard zijn voor de arme Pet. maar het was een van die onplezierige dingen, die nu eenmaal gedaan moesten worden. Maar toen zij het nederige huisje in East End bereikte,-merkte zij, dat zij Pet niets meer behoefde te vertellen. Zij wist reeds alles. De droom van de arme Pet was uit. Tessa vond haar in de kleine voorkamer, uitgeput en half dood van het huilen. Cor less had het haar zelf verteld. Het scheen, dat hij een lange reis naar Amerika ging maken. En voor hij wegging, vertelde hij Ppt, dat hij getrouwd was Tessa deed haar best, Pet wat op te vroolijken, maar zij kon weinig doen. ..O, ik ben dwaas geweest, Tess," snikte Pet. „Akelig, idioot dwaas. Ik had moe ten weten, dat hij zich maar wat met mij amuseerde. In hét diepst van mijn hart wist ik het ook wel. Maar ik hield zoo veel van hem, dat ik die gedachte ver drong. Tenminste, ik dacht, dat hij na verloop van tijd wel van mij zou gaan houden. Het scheen mij toe. dat ik hem zoo liefhad, dat hij mij ook zou moeten begrijpen Meestal ben ik niet zoo on- noozel „Het was niet jou schuld, Pet, arm kind," zei Tessa, haar in de armen hou dend en over haar pijnlijk hoofd stree- lend. „De liefde maakt ons meisjes dwaas. Zoodra wij van een man gaan houden, verliezen we ons verstand. Had je ooit eenig vermoeden, dat hij getrouwd was?" „Neen .dat toont, waar mijn hersens waren. Het was het laatste, waar ik aan gedacht zou hebben. Het was het eenige, wat zelfs nooit bij mij opkwam. Ik begrijp niet, hoe ik zoo verblind heb kunnen zijn. Nu zie ik honderd dingen, die het mij hadden kunnen zeggen." „Houd je nog van hem, kind?'' „Ach. ik weet het niet, Tess. Ik geloof het niet .En dat is in zekeren zin het ergste. Het schijnt, dat hij mijn vermogen om lief te hebben gedood heeft. Ik geloof, dat ik nooit weer zal kunnen liefhebben. Hij zei zooiets van een scheiding van zijn vrouw. Maar ik wou er niet naar luisteren. Ik kon het niet. Het eenige, wat ik ver langde, was van hem weg te gaan. Ik voelde me, alsof ik geslagen was. Wat zoo mooi had geleken, schijnt nu verschrik kelijk. Ik wil er niet aan denken, maar ik kan het niet helpen, ik denk er steeds aan." „Wel, het is niet zoo erg als het lijkt," zei Tessa. „Als je gevoelt, dat je nu niet meer van hem houdt, en hem niet noodig hebt, zul je in een paar weken weer de oude zijn." „Dat zal ik nooit" klaagde Pet, „Ik zal nooit weer gelukkig zijn, Tess. En ik ben zoo laaghartig geweest. Ik vind het vree- selijk, als ik bedenk, hoe beestachtig ik tegen dien armen Percy Anstruther ben geweest." „Daar zou ik niet over tobben, als ik jou was," zei Tessa. „Ik geloof niet. dat zijn hart er door gebroken is. Ik twijfel er niet aan, of hij zal wel iemand anders vinden." „Geloof je dat, Tess?" „Ik ben er zeker van. Er zit meer in dien jongen man, dan je zou zeggen. Op een avond had ik een lang gesprek met hem, en ik geloof, dat het hem niet veel tijd zal kosten, een aardig meisje te vin den, dat bereid is, meer dan een zuster voor hem te zijn. Ik durf wedden, dat hij er al een gevonden heeft." „O, geloof je, Tess?" „Waarom niet? Hij hoeft toch zeker niet om jou te blijven zitten treuren, wel, na dat jij hem hebt afgewezen?" „Neen, natuurlijk niet. Ik heb hem ge zegd, dat hij heelemaal vrij was. Maar o, ik hoop, dat hij een aardig meisje zal vin den, dat van hem houdt en voor hem zorgt. Niet ieder meisje zou Percy geluk kig kunnen maken. Ik begreep hem, maar ik was een dwaas." „Wel, maak je zelf nu eerst eens duide lijk, om welken man je huilt," zei Tessa, toen Pet opnieuw begon te schreien. Daarop ging Tessa heen en stiet niet ver van de deur op Percy Anstruther. „Lieve help!" zei ze. „Wat doet u hier, mr. Anstruther?" „Ik ben van de theesalon hierheen ge komen," verklaarde Antruther vrij zelf bewust. „Be kwam daar binnen, en hoorde van een van de meisjes, dat Pet ziek was, en u naar haar toe was gegaan. Dus volg de ik u. Ik hoop, dat u het goed vindt?" „Natuurlijk," zei Tessa. „Gaat u haar opzoeken?" „O neen," zei Anstruther ontsteld. „Natuurlijk niet. Ik zou niet graag wil len. dat zij zou kunnen denken, dat ik het haar lastig maak. Ik ben hier al eenigen tijd. Ik wou wachten, tot u naar buiten zou komen, om u te vragen, hoe het met haar is." „Heel goed," zei Tessa. „Zij huilt zich juist de oogen uit het hoofd over u!" „Over mij?" „Ja. Omdat zij u heeft opgegeven, en nu wou. dat zij dat niet gedaan had. Ten minste, zoo komt het mij voor." Mr. Anstruthers doodgewoon gezicht werd doodsbleek, vooral bij de lippen, en Tessa, die dit zag, pakte hem bij den arm en schudde hem hevig. „Zeg eens, mr. Anstruther, u zult het mij toch niet aandoen, flauw te vallen, wel?" „O neen," zei hij met een flauw glim lachje. „Ik ben heelemaal in orde, miss Fisher. Maar u bezorgde mij een schok. U hieldt me natuurlijk voor den gek?" „Hoor eens. mr. Anstruther," zei Tessa, „u zei eens, dat, als Pet ooit in moeilijk heden zat en een vriend noodig had, die niets zou vragen in ruil voor zijn vriend schap, ik u moest roepen." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5