Nieuwe sociale voorzieningen
in voorbereiding.
Dampo
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Woensdag 19 Februari 1936
FINANCIEEL OVERZICHT.
tweede kamer.
BINNENLAND.
eerste kamer.
Minister Slingenberg over
de werkloosheid.
Thijs IJs bestrijdt de Reuzen van Pakkijs
INSTELLING VAN EEN
DEFENSIE-FONDS.
De Regeering heeft (natuurlijk) haar
Defensie-fonds van de Kamer gekregen.
Met 60 tegen 29 stemmen is het wets
ontwerp tot Instelling van dat Fonds aan
genomen. Verrassingen deden zich. na het
debat, bij deze stemming niet voor. Ten
gunste van het Fonds verklaarden zich
katholieken, antl-revolutionnairen. chrls-
telijk-hlstorlschen, liberalen, staatkundig
gereformeerden, benevens de eenlingen ds
Lingbeek (herv.-geref.) en Duys isoc Er
tegen stemden soc.-democraten (behalve
mr. Duys), vrijz.-democraten. communis
ten en de eenlingen Sneevliet irev.i en
Van Houten i christen-democraat i Na dit
principieele besluit tot instelling van het
Fonds is de eerste begrooting er van goed
gekeurd met 62 tegen 27 stemmen. Men
ziet uit deze cijfers, dat voor de begroo
ting zich 2 leden méér verklaarden dan
voor het Fonds. Dit waren de vrijz.demo-
craten Joekes en Schilthuis (dezelfde.die
destijds voor de Defensie-begrooting stem
den): deze twee heeren hadden wèl be
zwaar tegen het systeem van het ontwerp
(door middel van een Fonds) maar niet
tegen de militaire maatregelen zelve, en
daarom verklaarden zij zich niet tegen
de eerste begrooting.
Zonder twijfel zal ook de Eerste Kamer
zich met de ontwerpen vereenigen.
DE FINANCIEELE TOESTAND
VAN ROTTERDAM.
De Kamer heeft zich vervolgens bezig
gehouden met de precaire financieele po
sitie der gemeente Rotterdam.
Het was de communist Schalker. die er
over interpelleerde, en de bekende ge
beurtenissen uit den laatsten tijd naar
voren bracht. Inzonderheid critiseerde hij
(omdat dit de kern is van het conflict)
liet feit, dat de Regeering heeft geweigerd
verder aan Rotterdam kasgeld te verstrek
ken, hoewel zij dit tegenover het vorige
gemeentebestuur nooit deed. Waarom ge
beurt dat? vroeg hij. Meent de Regeering
dat het gemeentebestuur de zaken grove
lijk verwaarloosd (art. 144 Gem.weti? En
hij trachtte aan te toonen, dat de positie
van Rotterdam gTootendeels een gevolg is
van de regeerings-maatregelen zelve, en
dat Rotterdam nu, door de houding der
Regeering, een roep van on-credletwaar-
dlgheid krijgt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de zaak in hoofdzaak overlatend aan zijn
ambtgenoot van Financiën, heeft er den
nadruk op gelegd, dat het hier niet gaat
om de normale relatie tusschen de Re
geering en een gemeente, maar dat er
hier een gemeente in het spel is, die niet
meer kan voldoen aan haar financieele
verplichtingen, en op de geldmarkt geen
geld meer kan opnemen Daarom staat
art, 144 der Grondwet hier buiten; het
lieeft niets met de zaak te maken. De ver
strekking van kasgeld aan een gemeente
gaat buiten dat artikel om: het „grovelijk
verwaarloozen" van het bestuur der ge
meente door den Raad kan lelden tot de
indiening van een wetsontwerp iregee-
rings-commissarisZoover is het met Rot
terdam nog niet en de Minister sprak de
hoop uit. dat het zoover nooit zal komen
en dat het gemeentebestuur van Rotter
dam een krachtig beleid en initiatief zal
toonen, om de moeilijkheden te overwin
nen. Kan het niet anders, dan zal de Re
geering niet aarzelen een desbetreffend
ontwerp krachtens art. 144 in te dienen,
maar het gemeentebestuur heeft dit zelf
in de hand. Bij de vraag der kasgeld-uit
gifte aan gemeenten is geen staatsrech
telijk belang in het geding, maar het be
lang der schatkist. Hierbij moet het risico
voor het Rijk zooveel mogelijk worden
ontweken; practisch wordt alleen in zeer
bijzondere gevallen kasgeld verleend, en
dan nog alleen wanneer" het gemeentebe
stuur ernstig toont, het budget te willen
saneeren. De Regeering heeft niet de
overtuiging, dat dit laatste in Rotterdam
het geval is. De oorspronkelijke begroo
ting voor 1936 toonde een tekort van ruim
17 millioen; zelfs tot een salaris-verlaging
van 't personeel, waarvan door 't Rijk het
voorbeeld werd gegeven, wilde men niet
overgaan. Zoo noemde de Minister meer
voorbeelden om zijn betoog te illustreeren
dat men in Rotterdam onvoldoende heeft
medegewerkt tot saneering van het ge
meentelijk budget. En wat er gedaan werd
geschiedde nog onder pressie der Regee
ring. Maar het blééf onvoldoende, en des
wege werd verdere kasgeld-voorziening ge
weigerd.
De Regeering aldus de Minister
eischt niet dat Rotterdam het geheele te
kort over 1936 zal dekken, maar wel, dat
er een rationeele versobering in het ge
meente-huishouden zal plaats hebben. De
Regeering wil naar vermogen helpen en
heeft reeds belangrijke bedragen boven de
gewone aan Rotterdam verstrekt. Verdere
hulp zal pas gegeven kunnen worden na
krachtige en consequente bezuinigings
maatregelen.
De Minister van Financiën heeft dit be
toog nader toegelicht, aan de hand van
allerlei cijfers.
Ook hij heeft het karakter van kasgeld
voorziening geschetst. De Regeering treedt
in zulke gevallen als bankier op voor de
gemeenten. Eind 1931 was er een zeer
sterke kasgeld-behoefte in vele gemeen
ten; de Regeering gaf toen 80 millioen
uit. waarvan nog 24 millioen te goed
staat. Rotterdam is zoo veel mogelijk door
de Regeering geholpen, maar natuurlijk
moeten er aan zulke voorzieningen voor
waarden worden verbonden, vooral wan
neer een gemeente er zoo slecht voorstaat
als Rotterdam. Wil de gemeente de voor
waarden niet aanvaarden, dan moet de
Regeering verder kasgeld weigeren. Reeds
thans staat Rotterdam bij het Rijk voor
bijna 45 millioen gulden in het krijt. Ook
aan het tegenwoordige bestuur is kas
geld verstrekt; de Minister wees dan ook
met nadruk het verwijt af, als zou het
gaan tegen het socialistisch college van
Rotterdam. De zaak was deze. dat het
college een volkomen, passieve houding
aannam tegenover de wenschen der Re
geering; zelfs na deze passieve houding is
r.og 2- millioen kasgeld verstrekt, maar
eindelijk moest de hulp worden stopgezet.
Geeft echter aldus de Minister - Rot
terdam blijk de verantwoordelijkheid ern-
stig te beseffen, dan zal de Regeering
weer tot hulp bereid zijn. Tot dusver is
(afgezien van de salaris-korting) nog
slechts een kleine 9 ton op het heele bud
get bezuinigd. In weerwil van alles heeft
de Regeering Rotterdam doorloopend in
PREMIE VOOR SLOOP VAN SCHEPEN.
Bedrag van f. 20.000 beschikbaar gesteld.
Einde 1935 kon worden medegedeeld,
dat de Regeering overwoog het sloopen
van de opgelegde zee- en/of kustvisschers-
vaartulgen te bevorderen door het geven
van slooppremies. Thans kon worden
medegedeeld, dat dit plan Inderdaad zal
worden uitgevoerd. Een bedrag van
f. 20.000, zal uit het Landbouw-Crisisfonds
ter beschikking worden gesteld, teneinde
in gevallen, waarin de eigenaar van een
opgelegd vaartuig en de slooper niet tot
overeenstemming kunnen komen, door een
eventueele tegemoetkoming aan den ree
der behulpzaam te zijn in de overbrugging
van het verschil tusschen den vraagprijs
van den eigenaar en den biedprijs van
den slooper Aanvragen daartoe die reeds
thans bij het Departement van Landbouw
en Visscherij kunnen worden ingediend,
zullen worden behandeld door een speciaal
daartoe ingestelde commissie, welke den
Minister van Landbouw en Visscherij zal
adviseeren, of en tot welk bedrag een
tegemoetkoming zal moeten worden ver
strekt.
Belanghebbenden zullen goed doen zich
van de financieele mogelijkheden, die hier
geboden worden, geen overdreven voor
stelling te vormen. Immers het betreft
hier schepen, die vrijwel waardeloos zijn.
dat zij geen uitvoercertlficaat kunnen
verkrijgen. De eigenaars dezer schepen
zullen daarom goed doen ook van hun kant
zooveel mogelijk verkoop te bevorderen.
RECLAME.
8996
V erkoudheid
van Neus, Hoofd,
Keel en Borst 1)005 30 cent
„WAT MIJNHARDT MAAKT IS GOED"
staat gesteld, de werkloosheids-uitkeerin-
gen te betalen.
Als het gemeentebestuur van Rotterdam
riep de Minister uit niet den durf
heeft om door te tasten, kan de Regee
ring niet meer helpen. Niet de Regeering
moet Rotterdam besturen, maar de ge
meente-leiding zelf De Regeering beseft
de groote moeilijkheden van Rotterdam
ten volle, maar er moet medewerking zijn
bij het gemeente-bestuur.
Het spreekt van zelf. dat in het hierop
volgend debat het beleid van Rotterdam
ook wel is verdedigd. Met name is dit ge
schied door den voorzitter der socialisti
sche raadsfractie, mr. Donker, die de Re
geering verweet dat zij Rotterdam heeft
drooggelegd op een oogenblik, dat het
overleg met het gemeentebestuur pas be
gon en het college nog geen bezuinigings
maatregelen had kunnen nemen. Rotter
dam behoort tot de zwaarst-getroffen ste
den in ons land. staat voor ontzaglijke
lasten en is altijd zuinig geweest, meende
de heer Donker. Daarom had de Regee
ring deze stad niet in den steek mogen
laten.
Een betoog, dat door den heer Drees
ondersteund, doch door den heer Schou
ten bestreden werd.
Intusschen
eenig concreet resultaat leverde het
debat niet op. De een of andere uitspraak
werd niet voorgesteld.
De discussie eindigde met de herhaalde
uitspraak van Minister Oud. dat de Re
geering Rotterdam wil helpen, zoodra de
financieele politiek van het gemeentebe
stuur niet meer tegen die van het Rijk in
gaat. Een redelijk en alleszins begrijpelijk
standpunt.
m
BEGROOTING VAN
BUITENLANDSCHE ZAKEN.
Minister de Graeff zat achter de regee-
ringstafel, haast schreven we: op het zon
daars-bankje.
Want in deze discussie kwam. reeds bij
de eerste sprekers, een trek tot uiting
welke wij kunnen aanduiden met de woor
den: bezorgdheid over de richting en den
geest onzer buitenlandsche politiek.
Waarin bestond die bezorgdheid? Zij is
niet bij allen dezelfde Een deel ervan
kunnen we aldus omschrijven, dat men
Minister de Graeff wat te actief vindt,
dat hij en in hem onze buitenlandsche
staatkunde zich wat te veel op den
voorgrond stelt. De heer Briët noemde als
voorbeeld 's Ministers houding ten aanzien
van het bekende, doch mislukte plan
Laval-Hoare (waartegen onze Minister op
kwam) en de heer Pollema was van oor
deel. dat wij ons al te zeer aan den Vol
kenbond vastklampen. Eerstgenoemde was
zelfs van oordeel, dat door onze buiten
landsche politiek en de uitingen van den
Minister den indruk zou kunnen ontstaan,
dat wij in de toekomst bij een eventueel
conflict onze neutraliteits-politiek zouden
prijsgeven. Dezelfde afgevaardigde wees
op de noodzakelijkheid van militaire ver
sterking van ons land, want waar Bel
gië meer versterkt is zou het wel eens
kunnen gebeuren dat in de toekomst
eventueel een vreemd leger bij voorkeur
door Nederland zou trekken.
De heer Polak heeft, tot op zekere hoog
te. den Minister in bescherming genomen.
Tot op zekere hoogte. Want ook hy had
toch wel een zekere aanmerking, name
lijk op de bekende uitlatingen van den
Minister inzake de grondstoffen-politiek.
En overigens heeft deze afgevaardigde
zeer terecht gewezen op het groote belang
van den Volkenbond met name voor
kleine landen.
Voor het eerst heeft de heer Van Ves-
sem de nationaal-socialist, gesproken. Hij
had' ook al heel wat aanmerkingen op
onze buitenlandsche politiek; dwaalde
terug naar den tijd van het Belgische
Verdrag' critiseerde het feit dat wij deel
nemen aan de sancties tegen Italië; is van
oordeel dat wij te veel naar Engeland
kijken en betoogde in den breede, dat er
<n ons land een anti-Duitsche stemming
bestaat welke in ?en pro-Duit.sche moet
worden omgezet. Onze gezant in Berlijr.
moet worden leruggeroepen, want die is
ook anti-Duitsch. zoo was de strekking
van des heeren Van Vessems betoog.
Heden voortzetting.
HAGENAAR.
DE BEDRIJFSRADEN MACHTELOOS?
Oprichting bemoeilijkt.
Het Tweede Kamerlid, de heer Hermans,
heeft tot den minister van sociale zaken
de volgende vragen gericht:
1. Heeft de minister er kennis van ge
nomen, dat de directies van de particu
liere mijnen niet alleen geweigerd hebben
medewerking te verleenen aan een onder
zoek naar de vraag, of het mogelijk en
gewenscht is, dat voor de mijnindustrie
een bedrljfsraad worde ingesteld, doch
eveneens weigerden schriftelijk of monde
ling haar standpunt toe te lichten?
2. Is het den minister bekend, dat de
commissie, bedoeld in art. 8 der bedrijfs-
radenwet, in die houding van de directies
der particuliere mijnen aanleiding vindt,
den minister van sociale zaken mede te
deelen, dat, naar haar meening, voor-
loopig geen bedrijfsraad voor de mijnin
dustrie moet worden Ingesteld?
3. Heeft de minister tevens kennis ge
nomen van het feit, dat het Verbond van
Sigarenfabrikanten te Amsterdam zich uit
den bedrijfsraad voor de sigarenindustrie
heeft teruggetrokken en leden van de Ne-
derlandsche R.-K. Vereeniging van Siga
renfabrikanten te Eindhoven, nog wèl bij
dien Raad aangesloten, zich hebben ver-
eenigd met een door een aantal sigaren
fabrikanten aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gezonden adres, waarin
het standpunt van den bedrijfsraad voor
de sigarenindustrie ter zake van de voor
gestelde wettelijke maatregelen betref
fende de mechanisatie in deze industrie
wordt bestreden?
4. Is de minister bovendien op de hoogte
van de moeilijkheden, welke zich voordoen
in de grafische bedrijven ten aanzien van
de handhaving der sociale bepalingen in
het voor die bedrijven afgesloten collec
tieve arbeidscontract, terwijl de bedrijfs
raad voor het boekdrukkers- en raster-
diepdrukbedrijf machteloos staat, om deze
bepalingen te doen naleven?
5. Acht de minister, nu uit deze feiten
blijkt:
dat een minderheid van werkgevers in
een bepaald bedrijf de totstandkoming
van een bedrijfsraad kan verhinderen;
dat de uitvoering der bedrljfsradenwet,
ais ordening bedoeld, tot wanorde leidt, en
dat niet bereikt kan worden, wat in de
Memorie van Toelichting op genoemde wet
als verwachting werd uitgesproken, n.!„
dat „de gunstige resultaten, die in de
sociale ontwikkeling van hef economische
leven worden bereikt", zouden worden
„geconsolideerd".
het niet noodzakelijk, dat aan de be-
drljfsraden een meer beteekenende taak
wordt opgedragen en zoodanige bevoegd
heden worden gegeven, dat zoowel werk
gevers als werknemers het in hun belang
achten in deze colleges naar goede samen
werking te streven?
H. PANDER+
Gisteren is in den ouderdom van 64 jaar
te Den Haag overleden de heer Harmen
Pander, oud-firmant van de firma H.
Pander en Zoon, de bekende meubelfabri
kanten.
De heer Pander heeft een groot aandeel
gehad in de ontwikkeling van het bedrijf
en heeft lange jaren aan het hoofd van
zijn firma, welke hij tot zoo grooten bloei
wist te brengen, gestaan. In 1919 trok hij
zich om gezondheidsredenen uit de zaken
terug. De begrafenis van 't stoffelijk over
schot zal plaats hebben Vrijdag a.s. om
half 12 op Oud Eik en Duinen.
AANBESTEDING.
Door de Directie der Nederl. Spoorwe
gen werd te Utrecht in het openbaar aan
besteed het maken van een viaduct van
gewapend beton over den spoorweg Haar
lemZandvoort nabij kin. 2.878 nabij
Overveen. Raming f. 188.000.
Ingekomen waren 37 inschrijvingsbil
jetten.
Laagste inschrijver Aanneming Maat
schappij v. h. Strijland te Uithoorn voor
f. 156.660. f. 156,860. f. 158.660, f. 158.860,
Hoogste inschrijver W. Luppes te Haar
lem voor f. 187.200, f. 187.200. f. 190.500,
f. 190.500.
Ie bedrag vrije keuze. 2e bedrag zand
voor het werk te betrekken van de N.S.,
3e verplichte Amsterd. werklieden. 4e zand
van N.S. en Amsterd. werklieden.
Om. schreven in: J. H. v. Berghem te
Noordwijk a. Zee f. 175.000, f. 175.000,
f. 177.000, f. 177.000; G. Gesman en Zoete-
meyer te Alphen a. d. Rijn f. 175.390,
f. 175.890, f. 177.390, f. 177.890.
DE KWESTIE-DE MARCHANT
ET D'ANSEMBOURG.
In de vergadering van de Eerste Kamer
heeft de griffier een brief voorgelezen van
den Minister van Justitie inzake de gege
vens, indertijd verstrekt omtrent het Ne
derlanderschap var, den vader van het
Eerste Kamerlid graaf de Marchant et
d'Ansembourg. Uit dezen brief blijkt, dat
het Koninklijk Besluit, waarbij aan den
vader van het tegenwoordige Kamerlid
toestemming werd gegeven zich in vreem
den krijgsdienst te begeven, bij het on
derzoek in het register niet is gevonden,
omdat alleen gezocht was onder de letter
M. en niet onder de letter A, waaronder
het besluit was geregistreerd. Ten on
rechte is indertijd een blaam geworpen
op het rijksarchief, toen het op, naar
thans blijkt, onvoldoende gegevens, het
desbetreffende stuk niet voor den dag
kon brengen.
DE POSTVLUCHTEN.
Hedenmorgen te 8 uur 2 is de „Kwak"
met 4 passagiers en post van Schiphol
naar Indië vertrokken.
Versch brood bij het ontbijt?
In de Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer betreffende de begrooting
van Sociale Zaken deelt de minister
mede, dat hü geen bezwaar ziet tegen
vervroegde aflevering van versch brood,
indien valt aan te nemen, dat daar geen
overwegende bezwaren tegenover staan,
met name, dat het verbod van nacht
arbeid daardoor niet in het gedrang
komt.
De minister zal omtrent deze aan
gelegenheid een nader onderzoek in het
bedrijf doen instellen en, zoo dit ge
wenscht blijkt, hierover het advies in
winnen van den Hoogen Raad van
Arbeid.
m
De minister geeft uiting aan zijn erken
telijkheid voor de waardeering, die som
mige leden hebben geuit over de wijze,
waarop hij de bestrijding van de werk
loosheid onder de jeugd heeft aangevat.
Verschillende middelen om te komen tot
betere werkverdeeling, in het verslag der
Eerste Kamer aanbevolen, kan de minis
ter niet aanvaarden. Hij wijst er op. dat
men ook in het buitenland daarmede niet
tot resultaat is gekomen. Met name ver
wacht de minister van een arbeidsverbod
voor 00-jarigen en ouderen niet veel effect
ten profljte van de jongeren. Van verkor
ting van den arbeidsduur waarbij men
gemeenlijk denkt aan de 40-urige werk
week zou uiteraard alleen sprake kun
nen zijn, indien zij niet zou leiden tot het
duurder maken van de productie, waar
door de reeds uiterst zware internationale
concurrentie nog moeilijker zou worden.
Besprekingen van den directeur-generaal
over invoering van een verkorte arbeids
week hebben niet tot resultaten geleid,
welke de hoop zouden kunnen wettigen,
dat langs dezen weg iets gedaan kan
worden.
Ten aanzien van het voorontwerp van
wet. beoogende in bepaalde gevallen vrou
welijk personeel in fabrieken en kantoren
door mannelijk te doen vervangen, waar
over de minister binnenkort het advies
van den Hoogen Raad van Arbeid meent
te mogen verwachten, verwijst de minister
naar de behandeling door de Staten-
Generaal van het in te dienen wetsont
werp.
Voorloopig ziet de minister weinig aan
leiding voor een verbod van arbeid door
gehuwde vrouwen, wier aantal slechts
ruim 4/5 van het totaal aantal arbeiders
in de industrie bedraagt. Anders staat de
zaak voor jeugdige vrouwen, die in fabrie
ken werken. ZIJ prefereeren de fabriek
boven de hulshouding wel in hoofdzaak
om de meerdere vrijheid en het hoogere
loon. Op de arbeidsmarkt Es volop vraag
naar dienstboden.
Bovendien zullen, wil men later met
Nederlandsch personeel kunnen voldoen
aan de vraag naar huishoudelijke hulp,
waaraan thans door buitenlandsche meis
jes voldaan wordt, de Nederlandsche
meisjes uit de kringen, waaruit het dienst
personeel pleegt voort te komen, zich,
evenals voorheen, op jeugdigen leeftijd in
die richting dienen te bekwamen.
De minister staat sympathiek tegenover
de gedachte van verdere invoering van de
Arbeidswet en hij overweegt dan ook het
treffen van voorzieningen in deze aan
gaande den arbeid in koffiehuizen en ho
tels. De toestand in dit bedrijf maakt
echter, dat vooralsnog slechts eenige be
hoedzame stappen op dit gebied gezet zul
len kunnen worden.
De minister kan, zeker onder de huidige
omstandigheden, geen medewerking ver
leenen aan de totstandkoming van een
wettelijke regeling in zake de verbin
dendverklaring van loonen. Ten aanzien
van de verbindendverklaring van alge-
meene bedrijfsregelingen, betrekking heb
bende op sociale voorzieningen, staat de
minister echter niet bij voorbaat afwij
zend. Een daartoe strekkende regeling is
bij zijn departement in voorbereiding.
Voor een wettelijke verplichting van
organisaties van werkgevers en arbeiders
om binnen een bepaald tijdvak bedrijfs-
raden te vormen, voelt de minister niets.
Aan het departement van Sociale Za
ken is een wetsontwerp in voorbereiding,
dat de strekking heeft om ook de be-
drijfsvereenlgingen te betrekken bij de
uitvoering van de bij de Ongevallenwet
1921 geregelde verzekering. Deze voorbe
reiding bevindt zich reeds in vergevorder
den staat, zoodat naar de minister ver
wacht het wetsontwerp nog in den loop
van de eerste helft van dit jaar aan den
Hoogen Raad van Arbeid ten advieze zal
kunnen worden toegezonden. Reeds wijst
de minister er op, dat inschakeling van
de bedrijfsvereenigingen in de uitvoering
van deze verzekering niet in zich sluit, dat
het systeem, zooals dit bij de uitvoering
der Ziektewet toepassing vindt, ongewij
zigd wordt gevolgd.
Ook de minister is van oordeel, dat van
ongewenschte concurrentie tusschen de
bedrijfsvereenigingen bij de uitvoering der
Ziektewet een ongunstlgen invloed uit
gaat; door uitbreiding van de bevoegdheid
van het college van toezicht op de be
drijfsvereenigingen hoopt de minister dit
euvel te kunnen Inperken.
Een resultaat van het onderzoek, dat de
medische Inspectie van de Volksgezond
heid in samenwerking met artsen Instelt
ter beantwoording van de vraag, of er van
ondervoeding sprake is, heeft den minister
nog niet bereikt.
Wat de volkshuisvesting betreft, be
strijdt de minister, dat de regeering zou
beoogen het peil van de arbeiderswonin
gen te drukken beneden 't door haar voor
moraliteit en hygiëne aangenomen mini
mum. Er is hier en daar behoefte aan
eenvoudige woningen met matigen huur
prijs. er wordt gestreefd naar voorziening
in die behoefte met behoud van genoemd
minimum.
De minister ziet geen aanleiding om
met kans op succes de vroeger reeds ge
dane pogingen om stagnatie in de kapi
taalsverstrekking bij het bouwbedrijf te
voorkomen, thans te hervatten. De werk
loosheid ln het bouwbedrijf is mede een
gevolg van de omstandigheid, dat het
bouwbedrijf teveel arbeidskrachten heeft
gekregen in de jaren van woningnood en
overtollige krachten niet konden afvloeien
naar andere bedrijven door den algemee-
nen economlschen teruggang.
Bij de plannen tot inperking van de
werkloosheid onder de jeugd zal nauw
lettend worden toegezien, dat de belan
gen van hen, die werkzaam zijn, zoo min
mogelijk worden geschaad en dat bestaan
de arbeidsvoorwaarden niet ln het gedrang
zullen komen.
In verband met de opmerking, dat ver
dere steunverlaging niet oorbaar wordt
geacht, teekent de minister aan, dat hij
niet voornemens is de algemeene normen
der steunverleening te verlagen.
Daar uit het Voorloopig Verslag moet
worden geconcludeerd, dat een aantal
leden van meening is, dat de minister reeds
besloten zou hebben, de huurtoeslagrege-
llng te wijzigen, deelt hij mede, dat deze
aangelegenheid nog in overweging is. De
minister heeft omtrent verschillende voor
stellen over dit punt van gedachten ge
wisseld met de contact-commissie uit de
vakcentraien en die uit de gemeenten. Een
beslissing is nog niet genomen.
Ten aanzien van de loonen, in de werk
verschaffing uitgekeerd, stelt de minister
voorop, dat de werkloozenzorg de ontwik
keling van de loonen in het vrije bedrijf
niet mag bemoeilijken.
Hij heeft een open oog voor de moeilijk
heden, welke kunnen ontstaan en reeds
zijn ontstaan in die gemeenten, waar de
loonen in het vrije bedrijf op een laag peil
zijn gekomen. Hier kan het juist ge
noemde. op zichzelf gezonde beginsel, soms
niet ten volle worden gehandhaafd. De
minister poogt steeds ten deze den gulden
middenweg te bewandelen.
De uitoefening der artsenijbereidkunst
en het vraagstuk van de opticiens zijn bij
den minister in studie.
De minister hoopt binnenkort een voor
stel tot wettelijke regeling van het Zieken
fondswezen bij de Staten-Geeraal aan
hangig te kunnen maken, hij acht een
wettelijke regeling noodig.
VERSPREIDE BERICHTEN.
De gewone audiëntie van den
minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen zal op Maandag 24 Febr,
e.k., niet plaats hebben.
5. Lang kon Thijs zoo niet verzinnen, want reeds voerde de
soldaat hem bij den koning binnen.
Ineengezakt zat deze op zijn troon, en op zijn hoofd stond scheef
de kroon hij staarde droevig naar den grond, zoodat vriend Thijs
hem heel erg meelijwekkend vond.
„Kan ik U helpen soms. o, Majesteit?" vroeg hij. ,,'k Geloof, dat
U aan zware zorgen lijdt. Ik vond in het betooverd woud dit briefje
van Uw toov'naar Gogopoen en ik wil graag iets voor U doen."
De koning zag nu op en keek hem vol verrassing aan.
„Zoo, zoo", sprak hij, „ben Jij door het betooverd woud gegaan?
Dat heeft nog niemand voor je ondernomen, en ik ben heel erg blij
dat je hier nu bent gekomen."
2-3