Nieuwe sociale voorzieningen in voorbereiding. Dampo LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Woensdag 19 Februari 1936 FINANCIEEL OVERZICHT. tweede kamer. BINNENLAND. eerste kamer. Minister Slingenberg over de werkloosheid. Thijs IJs bestrijdt de Reuzen van Pakkijs INSTELLING VAN EEN DEFENSIE-FONDS. De Regeering heeft (natuurlijk) haar Defensie-fonds van de Kamer gekregen. Met 60 tegen 29 stemmen is het wets ontwerp tot Instelling van dat Fonds aan genomen. Verrassingen deden zich. na het debat, bij deze stemming niet voor. Ten gunste van het Fonds verklaarden zich katholieken, antl-revolutionnairen. chrls- telijk-hlstorlschen, liberalen, staatkundig gereformeerden, benevens de eenlingen ds Lingbeek (herv.-geref.) en Duys isoc Er tegen stemden soc.-democraten (behalve mr. Duys), vrijz.-democraten. communis ten en de eenlingen Sneevliet irev.i en Van Houten i christen-democraat i Na dit principieele besluit tot instelling van het Fonds is de eerste begrooting er van goed gekeurd met 62 tegen 27 stemmen. Men ziet uit deze cijfers, dat voor de begroo ting zich 2 leden méér verklaarden dan voor het Fonds. Dit waren de vrijz.demo- craten Joekes en Schilthuis (dezelfde.die destijds voor de Defensie-begrooting stem den): deze twee heeren hadden wèl be zwaar tegen het systeem van het ontwerp (door middel van een Fonds) maar niet tegen de militaire maatregelen zelve, en daarom verklaarden zij zich niet tegen de eerste begrooting. Zonder twijfel zal ook de Eerste Kamer zich met de ontwerpen vereenigen. DE FINANCIEELE TOESTAND VAN ROTTERDAM. De Kamer heeft zich vervolgens bezig gehouden met de precaire financieele po sitie der gemeente Rotterdam. Het was de communist Schalker. die er over interpelleerde, en de bekende ge beurtenissen uit den laatsten tijd naar voren bracht. Inzonderheid critiseerde hij (omdat dit de kern is van het conflict) liet feit, dat de Regeering heeft geweigerd verder aan Rotterdam kasgeld te verstrek ken, hoewel zij dit tegenover het vorige gemeentebestuur nooit deed. Waarom ge beurt dat? vroeg hij. Meent de Regeering dat het gemeentebestuur de zaken grove lijk verwaarloosd (art. 144 Gem.weti? En hij trachtte aan te toonen, dat de positie van Rotterdam gTootendeels een gevolg is van de regeerings-maatregelen zelve, en dat Rotterdam nu, door de houding der Regeering, een roep van on-credletwaar- dlgheid krijgt. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de zaak in hoofdzaak overlatend aan zijn ambtgenoot van Financiën, heeft er den nadruk op gelegd, dat het hier niet gaat om de normale relatie tusschen de Re geering en een gemeente, maar dat er hier een gemeente in het spel is, die niet meer kan voldoen aan haar financieele verplichtingen, en op de geldmarkt geen geld meer kan opnemen Daarom staat art, 144 der Grondwet hier buiten; het lieeft niets met de zaak te maken. De ver strekking van kasgeld aan een gemeente gaat buiten dat artikel om: het „grovelijk verwaarloozen" van het bestuur der ge meente door den Raad kan lelden tot de indiening van een wetsontwerp iregee- rings-commissarisZoover is het met Rot terdam nog niet en de Minister sprak de hoop uit. dat het zoover nooit zal komen en dat het gemeentebestuur van Rotter dam een krachtig beleid en initiatief zal toonen, om de moeilijkheden te overwin nen. Kan het niet anders, dan zal de Re geering niet aarzelen een desbetreffend ontwerp krachtens art. 144 in te dienen, maar het gemeentebestuur heeft dit zelf in de hand. Bij de vraag der kasgeld-uit gifte aan gemeenten is geen staatsrech telijk belang in het geding, maar het be lang der schatkist. Hierbij moet het risico voor het Rijk zooveel mogelijk worden ontweken; practisch wordt alleen in zeer bijzondere gevallen kasgeld verleend, en dan nog alleen wanneer" het gemeentebe stuur ernstig toont, het budget te willen saneeren. De Regeering heeft niet de overtuiging, dat dit laatste in Rotterdam het geval is. De oorspronkelijke begroo ting voor 1936 toonde een tekort van ruim 17 millioen; zelfs tot een salaris-verlaging van 't personeel, waarvan door 't Rijk het voorbeeld werd gegeven, wilde men niet overgaan. Zoo noemde de Minister meer voorbeelden om zijn betoog te illustreeren dat men in Rotterdam onvoldoende heeft medegewerkt tot saneering van het ge meentelijk budget. En wat er gedaan werd geschiedde nog onder pressie der Regee ring. Maar het blééf onvoldoende, en des wege werd verdere kasgeld-voorziening ge weigerd. De Regeering aldus de Minister eischt niet dat Rotterdam het geheele te kort over 1936 zal dekken, maar wel, dat er een rationeele versobering in het ge meente-huishouden zal plaats hebben. De Regeering wil naar vermogen helpen en heeft reeds belangrijke bedragen boven de gewone aan Rotterdam verstrekt. Verdere hulp zal pas gegeven kunnen worden na krachtige en consequente bezuinigings maatregelen. De Minister van Financiën heeft dit be toog nader toegelicht, aan de hand van allerlei cijfers. Ook hij heeft het karakter van kasgeld voorziening geschetst. De Regeering treedt in zulke gevallen als bankier op voor de gemeenten. Eind 1931 was er een zeer sterke kasgeld-behoefte in vele gemeen ten; de Regeering gaf toen 80 millioen uit. waarvan nog 24 millioen te goed staat. Rotterdam is zoo veel mogelijk door de Regeering geholpen, maar natuurlijk moeten er aan zulke voorzieningen voor waarden worden verbonden, vooral wan neer een gemeente er zoo slecht voorstaat als Rotterdam. Wil de gemeente de voor waarden niet aanvaarden, dan moet de Regeering verder kasgeld weigeren. Reeds thans staat Rotterdam bij het Rijk voor bijna 45 millioen gulden in het krijt. Ook aan het tegenwoordige bestuur is kas geld verstrekt; de Minister wees dan ook met nadruk het verwijt af, als zou het gaan tegen het socialistisch college van Rotterdam. De zaak was deze. dat het college een volkomen, passieve houding aannam tegenover de wenschen der Re geering; zelfs na deze passieve houding is r.og 2- millioen kasgeld verstrekt, maar eindelijk moest de hulp worden stopgezet. Geeft echter aldus de Minister - Rot terdam blijk de verantwoordelijkheid ern- stig te beseffen, dan zal de Regeering weer tot hulp bereid zijn. Tot dusver is (afgezien van de salaris-korting) nog slechts een kleine 9 ton op het heele bud get bezuinigd. In weerwil van alles heeft de Regeering Rotterdam doorloopend in PREMIE VOOR SLOOP VAN SCHEPEN. Bedrag van f. 20.000 beschikbaar gesteld. Einde 1935 kon worden medegedeeld, dat de Regeering overwoog het sloopen van de opgelegde zee- en/of kustvisschers- vaartulgen te bevorderen door het geven van slooppremies. Thans kon worden medegedeeld, dat dit plan Inderdaad zal worden uitgevoerd. Een bedrag van f. 20.000, zal uit het Landbouw-Crisisfonds ter beschikking worden gesteld, teneinde in gevallen, waarin de eigenaar van een opgelegd vaartuig en de slooper niet tot overeenstemming kunnen komen, door een eventueele tegemoetkoming aan den ree der behulpzaam te zijn in de overbrugging van het verschil tusschen den vraagprijs van den eigenaar en den biedprijs van den slooper Aanvragen daartoe die reeds thans bij het Departement van Landbouw en Visscherij kunnen worden ingediend, zullen worden behandeld door een speciaal daartoe ingestelde commissie, welke den Minister van Landbouw en Visscherij zal adviseeren, of en tot welk bedrag een tegemoetkoming zal moeten worden ver strekt. Belanghebbenden zullen goed doen zich van de financieele mogelijkheden, die hier geboden worden, geen overdreven voor stelling te vormen. Immers het betreft hier schepen, die vrijwel waardeloos zijn. dat zij geen uitvoercertlficaat kunnen verkrijgen. De eigenaars dezer schepen zullen daarom goed doen ook van hun kant zooveel mogelijk verkoop te bevorderen. RECLAME. 8996 V erkoudheid van Neus, Hoofd, Keel en Borst 1)005 30 cent „WAT MIJNHARDT MAAKT IS GOED" staat gesteld, de werkloosheids-uitkeerin- gen te betalen. Als het gemeentebestuur van Rotterdam riep de Minister uit niet den durf heeft om door te tasten, kan de Regee ring niet meer helpen. Niet de Regeering moet Rotterdam besturen, maar de ge meente-leiding zelf De Regeering beseft de groote moeilijkheden van Rotterdam ten volle, maar er moet medewerking zijn bij het gemeente-bestuur. Het spreekt van zelf. dat in het hierop volgend debat het beleid van Rotterdam ook wel is verdedigd. Met name is dit ge schied door den voorzitter der socialisti sche raadsfractie, mr. Donker, die de Re geering verweet dat zij Rotterdam heeft drooggelegd op een oogenblik, dat het overleg met het gemeentebestuur pas be gon en het college nog geen bezuinigings maatregelen had kunnen nemen. Rotter dam behoort tot de zwaarst-getroffen ste den in ons land. staat voor ontzaglijke lasten en is altijd zuinig geweest, meende de heer Donker. Daarom had de Regee ring deze stad niet in den steek mogen laten. Een betoog, dat door den heer Drees ondersteund, doch door den heer Schou ten bestreden werd. Intusschen eenig concreet resultaat leverde het debat niet op. De een of andere uitspraak werd niet voorgesteld. De discussie eindigde met de herhaalde uitspraak van Minister Oud. dat de Re geering Rotterdam wil helpen, zoodra de financieele politiek van het gemeentebe stuur niet meer tegen die van het Rijk in gaat. Een redelijk en alleszins begrijpelijk standpunt. m BEGROOTING VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN. Minister de Graeff zat achter de regee- ringstafel, haast schreven we: op het zon daars-bankje. Want in deze discussie kwam. reeds bij de eerste sprekers, een trek tot uiting welke wij kunnen aanduiden met de woor den: bezorgdheid over de richting en den geest onzer buitenlandsche politiek. Waarin bestond die bezorgdheid? Zij is niet bij allen dezelfde Een deel ervan kunnen we aldus omschrijven, dat men Minister de Graeff wat te actief vindt, dat hij en in hem onze buitenlandsche staatkunde zich wat te veel op den voorgrond stelt. De heer Briët noemde als voorbeeld 's Ministers houding ten aanzien van het bekende, doch mislukte plan Laval-Hoare (waartegen onze Minister op kwam) en de heer Pollema was van oor deel. dat wij ons al te zeer aan den Vol kenbond vastklampen. Eerstgenoemde was zelfs van oordeel, dat door onze buiten landsche politiek en de uitingen van den Minister den indruk zou kunnen ontstaan, dat wij in de toekomst bij een eventueel conflict onze neutraliteits-politiek zouden prijsgeven. Dezelfde afgevaardigde wees op de noodzakelijkheid van militaire ver sterking van ons land, want waar Bel gië meer versterkt is zou het wel eens kunnen gebeuren dat in de toekomst eventueel een vreemd leger bij voorkeur door Nederland zou trekken. De heer Polak heeft, tot op zekere hoog te. den Minister in bescherming genomen. Tot op zekere hoogte. Want ook hy had toch wel een zekere aanmerking, name lijk op de bekende uitlatingen van den Minister inzake de grondstoffen-politiek. En overigens heeft deze afgevaardigde zeer terecht gewezen op het groote belang van den Volkenbond met name voor kleine landen. Voor het eerst heeft de heer Van Ves- sem de nationaal-socialist, gesproken. Hij had' ook al heel wat aanmerkingen op onze buitenlandsche politiek; dwaalde terug naar den tijd van het Belgische Verdrag' critiseerde het feit dat wij deel nemen aan de sancties tegen Italië; is van oordeel dat wij te veel naar Engeland kijken en betoogde in den breede, dat er <n ons land een anti-Duitsche stemming bestaat welke in ?en pro-Duit.sche moet worden omgezet. Onze gezant in Berlijr. moet worden leruggeroepen, want die is ook anti-Duitsch. zoo was de strekking van des heeren Van Vessems betoog. Heden voortzetting. HAGENAAR. DE BEDRIJFSRADEN MACHTELOOS? Oprichting bemoeilijkt. Het Tweede Kamerlid, de heer Hermans, heeft tot den minister van sociale zaken de volgende vragen gericht: 1. Heeft de minister er kennis van ge nomen, dat de directies van de particu liere mijnen niet alleen geweigerd hebben medewerking te verleenen aan een onder zoek naar de vraag, of het mogelijk en gewenscht is, dat voor de mijnindustrie een bedrljfsraad worde ingesteld, doch eveneens weigerden schriftelijk of monde ling haar standpunt toe te lichten? 2. Is het den minister bekend, dat de commissie, bedoeld in art. 8 der bedrijfs- radenwet, in die houding van de directies der particuliere mijnen aanleiding vindt, den minister van sociale zaken mede te deelen, dat, naar haar meening, voor- loopig geen bedrijfsraad voor de mijnin dustrie moet worden Ingesteld? 3. Heeft de minister tevens kennis ge nomen van het feit, dat het Verbond van Sigarenfabrikanten te Amsterdam zich uit den bedrijfsraad voor de sigarenindustrie heeft teruggetrokken en leden van de Ne- derlandsche R.-K. Vereeniging van Siga renfabrikanten te Eindhoven, nog wèl bij dien Raad aangesloten, zich hebben ver- eenigd met een door een aantal sigaren fabrikanten aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden adres, waarin het standpunt van den bedrijfsraad voor de sigarenindustrie ter zake van de voor gestelde wettelijke maatregelen betref fende de mechanisatie in deze industrie wordt bestreden? 4. Is de minister bovendien op de hoogte van de moeilijkheden, welke zich voordoen in de grafische bedrijven ten aanzien van de handhaving der sociale bepalingen in het voor die bedrijven afgesloten collec tieve arbeidscontract, terwijl de bedrijfs raad voor het boekdrukkers- en raster- diepdrukbedrijf machteloos staat, om deze bepalingen te doen naleven? 5. Acht de minister, nu uit deze feiten blijkt: dat een minderheid van werkgevers in een bepaald bedrijf de totstandkoming van een bedrijfsraad kan verhinderen; dat de uitvoering der bedrljfsradenwet, ais ordening bedoeld, tot wanorde leidt, en dat niet bereikt kan worden, wat in de Memorie van Toelichting op genoemde wet als verwachting werd uitgesproken, n.!„ dat „de gunstige resultaten, die in de sociale ontwikkeling van hef economische leven worden bereikt", zouden worden „geconsolideerd". het niet noodzakelijk, dat aan de be- drljfsraden een meer beteekenende taak wordt opgedragen en zoodanige bevoegd heden worden gegeven, dat zoowel werk gevers als werknemers het in hun belang achten in deze colleges naar goede samen werking te streven? H. PANDER+ Gisteren is in den ouderdom van 64 jaar te Den Haag overleden de heer Harmen Pander, oud-firmant van de firma H. Pander en Zoon, de bekende meubelfabri kanten. De heer Pander heeft een groot aandeel gehad in de ontwikkeling van het bedrijf en heeft lange jaren aan het hoofd van zijn firma, welke hij tot zoo grooten bloei wist te brengen, gestaan. In 1919 trok hij zich om gezondheidsredenen uit de zaken terug. De begrafenis van 't stoffelijk over schot zal plaats hebben Vrijdag a.s. om half 12 op Oud Eik en Duinen. AANBESTEDING. Door de Directie der Nederl. Spoorwe gen werd te Utrecht in het openbaar aan besteed het maken van een viaduct van gewapend beton over den spoorweg Haar lemZandvoort nabij kin. 2.878 nabij Overveen. Raming f. 188.000. Ingekomen waren 37 inschrijvingsbil jetten. Laagste inschrijver Aanneming Maat schappij v. h. Strijland te Uithoorn voor f. 156.660. f. 156,860. f. 158.660, f. 158.860, Hoogste inschrijver W. Luppes te Haar lem voor f. 187.200, f. 187.200. f. 190.500, f. 190.500. Ie bedrag vrije keuze. 2e bedrag zand voor het werk te betrekken van de N.S., 3e verplichte Amsterd. werklieden. 4e zand van N.S. en Amsterd. werklieden. Om. schreven in: J. H. v. Berghem te Noordwijk a. Zee f. 175.000, f. 175.000, f. 177.000, f. 177.000; G. Gesman en Zoete- meyer te Alphen a. d. Rijn f. 175.390, f. 175.890, f. 177.390, f. 177.890. DE KWESTIE-DE MARCHANT ET D'ANSEMBOURG. In de vergadering van de Eerste Kamer heeft de griffier een brief voorgelezen van den Minister van Justitie inzake de gege vens, indertijd verstrekt omtrent het Ne derlanderschap var, den vader van het Eerste Kamerlid graaf de Marchant et d'Ansembourg. Uit dezen brief blijkt, dat het Koninklijk Besluit, waarbij aan den vader van het tegenwoordige Kamerlid toestemming werd gegeven zich in vreem den krijgsdienst te begeven, bij het on derzoek in het register niet is gevonden, omdat alleen gezocht was onder de letter M. en niet onder de letter A, waaronder het besluit was geregistreerd. Ten on rechte is indertijd een blaam geworpen op het rijksarchief, toen het op, naar thans blijkt, onvoldoende gegevens, het desbetreffende stuk niet voor den dag kon brengen. DE POSTVLUCHTEN. Hedenmorgen te 8 uur 2 is de „Kwak" met 4 passagiers en post van Schiphol naar Indië vertrokken. Versch brood bij het ontbijt? In de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer betreffende de begrooting van Sociale Zaken deelt de minister mede, dat hü geen bezwaar ziet tegen vervroegde aflevering van versch brood, indien valt aan te nemen, dat daar geen overwegende bezwaren tegenover staan, met name, dat het verbod van nacht arbeid daardoor niet in het gedrang komt. De minister zal omtrent deze aan gelegenheid een nader onderzoek in het bedrijf doen instellen en, zoo dit ge wenscht blijkt, hierover het advies in winnen van den Hoogen Raad van Arbeid. m De minister geeft uiting aan zijn erken telijkheid voor de waardeering, die som mige leden hebben geuit over de wijze, waarop hij de bestrijding van de werk loosheid onder de jeugd heeft aangevat. Verschillende middelen om te komen tot betere werkverdeeling, in het verslag der Eerste Kamer aanbevolen, kan de minis ter niet aanvaarden. Hij wijst er op. dat men ook in het buitenland daarmede niet tot resultaat is gekomen. Met name ver wacht de minister van een arbeidsverbod voor 00-jarigen en ouderen niet veel effect ten profljte van de jongeren. Van verkor ting van den arbeidsduur waarbij men gemeenlijk denkt aan de 40-urige werk week zou uiteraard alleen sprake kun nen zijn, indien zij niet zou leiden tot het duurder maken van de productie, waar door de reeds uiterst zware internationale concurrentie nog moeilijker zou worden. Besprekingen van den directeur-generaal over invoering van een verkorte arbeids week hebben niet tot resultaten geleid, welke de hoop zouden kunnen wettigen, dat langs dezen weg iets gedaan kan worden. Ten aanzien van het voorontwerp van wet. beoogende in bepaalde gevallen vrou welijk personeel in fabrieken en kantoren door mannelijk te doen vervangen, waar over de minister binnenkort het advies van den Hoogen Raad van Arbeid meent te mogen verwachten, verwijst de minister naar de behandeling door de Staten- Generaal van het in te dienen wetsont werp. Voorloopig ziet de minister weinig aan leiding voor een verbod van arbeid door gehuwde vrouwen, wier aantal slechts ruim 4/5 van het totaal aantal arbeiders in de industrie bedraagt. Anders staat de zaak voor jeugdige vrouwen, die in fabrie ken werken. ZIJ prefereeren de fabriek boven de hulshouding wel in hoofdzaak om de meerdere vrijheid en het hoogere loon. Op de arbeidsmarkt Es volop vraag naar dienstboden. Bovendien zullen, wil men later met Nederlandsch personeel kunnen voldoen aan de vraag naar huishoudelijke hulp, waaraan thans door buitenlandsche meis jes voldaan wordt, de Nederlandsche meisjes uit de kringen, waaruit het dienst personeel pleegt voort te komen, zich, evenals voorheen, op jeugdigen leeftijd in die richting dienen te bekwamen. De minister staat sympathiek tegenover de gedachte van verdere invoering van de Arbeidswet en hij overweegt dan ook het treffen van voorzieningen in deze aan gaande den arbeid in koffiehuizen en ho tels. De toestand in dit bedrijf maakt echter, dat vooralsnog slechts eenige be hoedzame stappen op dit gebied gezet zul len kunnen worden. De minister kan, zeker onder de huidige omstandigheden, geen medewerking ver leenen aan de totstandkoming van een wettelijke regeling in zake de verbin dendverklaring van loonen. Ten aanzien van de verbindendverklaring van alge- meene bedrijfsregelingen, betrekking heb bende op sociale voorzieningen, staat de minister echter niet bij voorbaat afwij zend. Een daartoe strekkende regeling is bij zijn departement in voorbereiding. Voor een wettelijke verplichting van organisaties van werkgevers en arbeiders om binnen een bepaald tijdvak bedrijfs- raden te vormen, voelt de minister niets. Aan het departement van Sociale Za ken is een wetsontwerp in voorbereiding, dat de strekking heeft om ook de be- drijfsvereenlgingen te betrekken bij de uitvoering van de bij de Ongevallenwet 1921 geregelde verzekering. Deze voorbe reiding bevindt zich reeds in vergevorder den staat, zoodat naar de minister ver wacht het wetsontwerp nog in den loop van de eerste helft van dit jaar aan den Hoogen Raad van Arbeid ten advieze zal kunnen worden toegezonden. Reeds wijst de minister er op, dat inschakeling van de bedrijfsvereenigingen in de uitvoering van deze verzekering niet in zich sluit, dat het systeem, zooals dit bij de uitvoering der Ziektewet toepassing vindt, ongewij zigd wordt gevolgd. Ook de minister is van oordeel, dat van ongewenschte concurrentie tusschen de bedrijfsvereenigingen bij de uitvoering der Ziektewet een ongunstlgen invloed uit gaat; door uitbreiding van de bevoegdheid van het college van toezicht op de be drijfsvereenigingen hoopt de minister dit euvel te kunnen Inperken. Een resultaat van het onderzoek, dat de medische Inspectie van de Volksgezond heid in samenwerking met artsen Instelt ter beantwoording van de vraag, of er van ondervoeding sprake is, heeft den minister nog niet bereikt. Wat de volkshuisvesting betreft, be strijdt de minister, dat de regeering zou beoogen het peil van de arbeiderswonin gen te drukken beneden 't door haar voor moraliteit en hygiëne aangenomen mini mum. Er is hier en daar behoefte aan eenvoudige woningen met matigen huur prijs. er wordt gestreefd naar voorziening in die behoefte met behoud van genoemd minimum. De minister ziet geen aanleiding om met kans op succes de vroeger reeds ge dane pogingen om stagnatie in de kapi taalsverstrekking bij het bouwbedrijf te voorkomen, thans te hervatten. De werk loosheid ln het bouwbedrijf is mede een gevolg van de omstandigheid, dat het bouwbedrijf teveel arbeidskrachten heeft gekregen in de jaren van woningnood en overtollige krachten niet konden afvloeien naar andere bedrijven door den algemee- nen economlschen teruggang. Bij de plannen tot inperking van de werkloosheid onder de jeugd zal nauw lettend worden toegezien, dat de belan gen van hen, die werkzaam zijn, zoo min mogelijk worden geschaad en dat bestaan de arbeidsvoorwaarden niet ln het gedrang zullen komen. In verband met de opmerking, dat ver dere steunverlaging niet oorbaar wordt geacht, teekent de minister aan, dat hij niet voornemens is de algemeene normen der steunverleening te verlagen. Daar uit het Voorloopig Verslag moet worden geconcludeerd, dat een aantal leden van meening is, dat de minister reeds besloten zou hebben, de huurtoeslagrege- llng te wijzigen, deelt hij mede, dat deze aangelegenheid nog in overweging is. De minister heeft omtrent verschillende voor stellen over dit punt van gedachten ge wisseld met de contact-commissie uit de vakcentraien en die uit de gemeenten. Een beslissing is nog niet genomen. Ten aanzien van de loonen, in de werk verschaffing uitgekeerd, stelt de minister voorop, dat de werkloozenzorg de ontwik keling van de loonen in het vrije bedrijf niet mag bemoeilijken. Hij heeft een open oog voor de moeilijk heden, welke kunnen ontstaan en reeds zijn ontstaan in die gemeenten, waar de loonen in het vrije bedrijf op een laag peil zijn gekomen. Hier kan het juist ge noemde. op zichzelf gezonde beginsel, soms niet ten volle worden gehandhaafd. De minister poogt steeds ten deze den gulden middenweg te bewandelen. De uitoefening der artsenijbereidkunst en het vraagstuk van de opticiens zijn bij den minister in studie. De minister hoopt binnenkort een voor stel tot wettelijke regeling van het Zieken fondswezen bij de Staten-Geeraal aan hangig te kunnen maken, hij acht een wettelijke regeling noodig. VERSPREIDE BERICHTEN. De gewone audiëntie van den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zal op Maandag 24 Febr, e.k., niet plaats hebben. 5. Lang kon Thijs zoo niet verzinnen, want reeds voerde de soldaat hem bij den koning binnen. Ineengezakt zat deze op zijn troon, en op zijn hoofd stond scheef de kroon hij staarde droevig naar den grond, zoodat vriend Thijs hem heel erg meelijwekkend vond. „Kan ik U helpen soms. o, Majesteit?" vroeg hij. ,,'k Geloof, dat U aan zware zorgen lijdt. Ik vond in het betooverd woud dit briefje van Uw toov'naar Gogopoen en ik wil graag iets voor U doen." De koning zag nu op en keek hem vol verrassing aan. „Zoo, zoo", sprak hij, „ben Jij door het betooverd woud gegaan? Dat heeft nog niemand voor je ondernomen, en ik ben heel erg blij dat je hier nu bent gekomen." 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 10