Prins Bertil van Zweden in Amsterdam - Wintersport TESSA 76sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. KIJKJE OP DE BOBBAAN BIJ DE OLYMPISCHE WINTERSPELEN TIJDENS DE DE ONDER POOLSCIIE VLAG VARENDE LOGGER „G.D. 132" welk© eenige maanden geleden WEDSTRIJDEN. bij Katwijk strandde, werd vlot gebracht en naar Scheveningen gesleept. De belangstelling aap, het Een der bobs in een bocht. havenhoofd bij het binnenkomen van het schip. IJSZEILEN OP DE GOUWZEE. D* eerste liefhebbers voor deze oud- Hollandsche wintersport. mzEL PRINS BERTIL VAN ZWEDEN (IN GRIJS COSTUUM) MET ZIJN AD JUDANT OP DE OCHTENDWANDELING. - Z.K.H. vertoeft momenteel in Amsterdam. IJSPRET IN DE RESIDENTIE. De bosohvijvers werden gisteren voor de s chaatsenrijders opengesteld. Hoe groot de belangstelling was op een der vijvers. 'l;*22k:L MARKEN GEÏSOLEERD. Gistermorgen kon de boot door het ijs het eiland niet be reiken. De reizigers worden per roeiboot aan boord gebracht. door RICHARD STARR. Vertaald door A. RIEWERD. 51) Dat was de groote verandering. Pet had er tevoren nooit echt gelukkig uitgezien. Zij had altijd half gemelijk, uitdagend ge keken, zelfs als zij lachte en schertste. Het deed je denken, dat zij altijd op haar hoede was. waarschijnlijk, omdat zij had ondervonden, dat de wereld haar altijd te slim af was, als zij haar waakzaamheid verminderde. Nu zag zij er gelukkig uit en bleef kalm. En de andere meisjes, Belinda Mulrooney en de overigen, konden haar nu en dan in het ootje nemen, zonder dat zij Iets terug deed. Tessa lette niet erg op dit alles, omdat zij te veel door haar eigen zaken in beslag werd genomen, en die al meer dan vol doende vond. Zij had zelfs het gebeurde in het atelier, en Pett's vreemd en onge hoord gedrag, nadat zij door Arthur Cor- less was gekust, vergeten. Het leek haar niet veel bijzonders, en daar, hierna, Corless de twee meisjes niet gevraagd had samen te komen, maar hen verscheidene keeren apart had laten ko men, was de zaak door Tessa vergeten. Pet deelde mede, dat zij driemaal in één week in het atelier was geweest, maar be halve, dat Tessa haar feliciteerde, dat zij zooveel geld verdiende, dacht zij er niet verder over na. Op een avond echter, toen zij alleen den winkel verliet, de straat was overge stoken en naar haar bus ging, kwam een man naar haar toe. Het was een kleine man, en in het eerst herkende zij hem niet. Hij nam zijn hoed af en zei: „Goeden avond." En Tessa, die dacht, dat zij te doen had met een of anderen jongen man, die een te groot idéé van zijn eigen aan trekkelijkheden had, hief haar goed ge vormde kleine kin in de lucht en wierp hem een blik toe, dien zij speciaal voor zulke gelegenheden bewaarde. Wat zij noemde de manier van een werkend meisje, zich van een man te ontdoen. Zij wist precies, hoe zij moest omspringen met zulke kinderen, die zich niet wisten te ge dragen. „Pardon," zei ze. met een ijzige kou van omstreeks veertig graden Fahrenheit. „Hebt u het tegen mij?" „Ja. alstublieft," zei de jonge man vriendelijk. „U bent miss Fisher, nietwaar? Ik dacht, dat u het mij niet kwalijk zoudt nemen, ais ik een woordje met u sprak. Mijn naam is Anstruther." „O. u bent Pet Pell's half e, Pet Pell's geliefde." „Geweest," zei de jongeman treurig, met een gedwongen glimlachje. „Vindt u goed, dat ik een eindje met u meeloop?" „Zeker," zei Tessa. „Kom maar mee. Ik loop naar Aldgate, en pak daar mijn bus. Het zal mij goed doen. U kunt met mij meeloopen, zoo ver u wilt dat wil zeg gen, ik hoop, dat Pet er mij geen blauw oog om zal bezorgen." „Dat is heel vriendelijk van u. Neen, ik weet zeker, dat Pet er niet om zal geven." Plotseling voelde Tessa, dat zij dezen half volwassen jongen graag mocht. Zij had vroeger zeer verachtelijk over hem gedacht. Zelfs zóó, dat het meer dan eens in haar was opgekomen hem eens apart te nemen en hem vriendelijk, maar be slist, te vragen of hij zich wel goed genoeg vond voor een aardig, mooi meisje als Pét Peil. Zij was feitelijk met zichzelf te rade gegaan, of zij dit niet, terwille van Pet, moest doen. Nu had zij er de gelegenheid toe en nu merkte zij, dat zij er in het geheel niet naar verlangde, zooiets te doen. Deze jon gen had een aardig gezicht, hoewel hij in geen enkel opzicht knap was. Maar zijn oogen waren vriendelijk en zijn mond be trouwbaar. „Is Anstruther uw voor- of uw achter naam?" vroeg Tessa. „Mijn achternaam. Mijn voornaam is Percy." .Lieve help!" gichelde Tessa. „Percy Anstruther. Het is een heele naam, vindt u niet?" Hij lachte gul met haar mee. „Ja, ik heb het nogal getroffen. Maar in werkelijkheid is hij niet zoo erg. Ik weet niets van de vroegere Anstruthers. Maar de Percy's uit de geschiedenis waren goede zwaard- en strijdbijl-lieden, weet u. Hebt u „De ballade van Chevy Chase" wel eens gelezen?" „Neen." antwoordde Tessa. „Mischien zult u het den een of ande ren dag nog eens lezen. Het gaat over de Percy's. Maar ongelukkig lijk ik niet op hen." „Wel, dat Chivy Chase ding komt er niets op aan. Waarom wilde u mij spre ken. mr. Anstruther? Kan ik iets voor u doen?" „Als u wilt. U weet, dat ik Pet Peil lief heb?" Hoewel hij glimlachte, was er toch een haast onmerkbare trilling in zijn stem. Tessa had vreeselijk met hem te doen, en was boos op zichzelf om al hetgeen zij hem had gezegd, zonder hem te kennen. „Ja, dat heeft-, zij mij verteld. En ik vind, dat u erg gelukkig is, mr. Anstru ther. Pet Peil is een bovenst beste. Ik ken geen enkel ander meisje, waar ik beter over denk dan over Pet. En ik vind haar eenvoudig een schat „U bent erg vriendelijk," zei Anstruther. „Ik wou u vertellen, dat onze verloving verbroken is." „Verbroken!" zei Tessa zoo ontsteld, dat zij midden op straat stokstijf bleef staan, en een man, die vlak achter hen liep, tegen haar opliep. Toen alles was uitgelegd en veront schuldigingen gemaakt en aangenomen waren, vervolgde Anstruther: „Niet precies verbroken, omdat het eigenlijk nooit aan was. Misschien ver beeldde ik het mij maar, maar ik veroor loofde mij den indruk, dat er een ver standhouding tusschen ons was, en dat wij binnenkort verloofd zouden zijn." „En nu ziet u dat het niet zoo is?" „Ik zie nu in, dat Pet niet op die ma nier om mij geeft." „Wel. ik moet zeggen! Vertelde zij u dat?" „Ja. Een paar avonden geleden vroeg ik haar, of zij met mij wou trouwen, en toen gaf zij mij den bons." „Wel, ik moet zeggen!" klaagde Tessa weer. „Bedoelt u, dat Pet u heelemaal af gewezen heeft, u geen kans gegeven heeft terug te komen?" „Neen, het i§ botweg een weigering," zei Anstruther. Hij probeerde te glimlachen, maar slaagde daar niet bijzonder in. Tessa keek hem nadenkend aan. Zij en Pet Peil hadden het de laatste weken niet over den „half-was" gehad en zij vroeg zich af, wat er gebeurd was, dat Pet Peil zoo plotseling en algeheel van plan was veranderd. Den laatsten keer, dat zij er over hadden gesproken, was het Pet's vaste voornemen geweest met Anstruther te trouwen. Zij herinnerde zich Arthur Corless en Pet's vreemd gedrag in het atelier en ook later. Zij voelde zich ongelukkig door Percy Anstruther's tragischen glimlach. „Uw ongeluk, mr. Anstruther, is, dat u te langzaam bent." „Ja, ik denk, dat dat het is." „U hebt niet genoeg grijp-toe vermo gen. Wat dit de eerste keer, dat u haar ten huwelijk vroeg?" „Ja." „Is zij de laatste weken koeler tegen u geworden?" „Ja. Sedert zij bij den Vliegenden Troep kwam." „En daarom kwam u met uw huwelijks- voorstel aan?" „Ja. Ik dacht, dat ik haar zou verliezen. En" hij glimlachte weer „ik hèb haar verloren." „Wel, ik moet zeggen!" klaagde Tessa weer. „Het treft mij, hoe sommigen van jullie mannen zijn. U wou Pet Peil al maanden geleden trouwen, en inplaats van haar te vragen, toen zij er ooren naar scheen te hebben, wachtte u, tot u haar zag verkoelen, en vuurde toen af. En toen was u zeker nog verbaasd ook, toen zij zei, dat zij al een vrijer had." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5