Na den dood van Koning George Vvan Engeland- Uitbreiding van Schiphol TESSA 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DIRECT NA HET BEKEND WOUDEN VAN HET VERSCHEIDEN VAN RIL MASTENBROEK, DE KRANIGE HOLLAND- DE POOLSCHE MINISTER VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN DEN ENGELSCHEN KONING kwamen de Engelsche bladen met extra SCHE ZWEMSTER bij aankomst te Rotterdam, na BECK (links) in druk gesprek met Laval, in de wandelgangen van haar verblijf in Kopenhagen, waar zij mooie prestaties het Volkenbondspaleis te Genève, tijdens de 90e zitting van edities uit, welke bij het publiek gretig aftrek vonden. leverde. Rechts Rie Mastenbroek, lilnks mevr. Braun. den VolkeUbondsraad. OFFICIEREN VAN DE KONINKLIJKE LIJFGARDE bij het BALDWIN op weg naar St. James Palace om de zit- aflossen van de wadlit voor St. James Palace. Zij dragen in verband *ng van den geheimen Raad bij te wonen. De Raad kwam bijeen om het overlijden van den Koning te met den dood van Koning George een rouwband om den arm constateeren, alsmede de troonsbestijging door den tevens is het vaandel met crêpe omfloerst. nieuwen Koning. MET MAN EN MACHT WORDT ER OP SCHIPHOL GEWERKT aan de uitvoering der uitbreidingsplannen. De afbraak van het restaurant is reeds een feit geworden. SIR JOHN SIMON KOMT BIJ ST. JAMES PALACE AAN. Ook hij woonde de zitting van den geheimen Raad bij. SCHEPEN IN DE AMSTERDAM- SCHE HAVENS vlagden half stok in verband met den dood van Koning George. door RICHARD STARR. Vertaald door A. RIEWERD. 32) Dat vreesde ik al. Ik wist bijna zeker, dat zij zooiets zou zijn. Zij maakte haar excuus, omdat ik haar blijkbaar onver wacht aantrof. Zij zei, dat zij haar muts niet op had". „Zij draagt gewoonlijk een nopjesmuts een blauwe", gichelde Tessa. „Dan had het erger kunnen zijn. Zij ver telde mij, dat zij vroeger heel mooi is ge weest, wat een waarschuwing inhoudt voor ons allen, om niet naar het uiterlijk te oordeelen. Natuurlijk wil ik mij niet tot rechter over die soort dingen opwerpen, maar zij doet mij denken aan Mr. Ep stein's Rima". „Ik ken Mr. Epstein niet", zei Tessa wat stijf. „En wie is Rima? Is dat een meisje?" „Dat zeggen ze. Ze is verzekerd, weet u". „Ik ook", antwoorde Tessa. „Maar bij mij is het geld weggooien. Ik ben bijna nooit ziek. Sinds ik verzekerd ben, ben ik maar ééns bij den dokter geweest. En dat al leen, omdat ik iets binnen in mijn keel zag en bang werd. Maar hij zei, dat het mijn huig was, en dat het heelemaal in orde was, dat die daar zat." „Zoo bedoel ik het niet", zei Jimmy. „Rima is in Hyde Park. Zij is een meisje van steen Ik zal u eens meenemen, om haar te zien". Tessa had een gevoel, alsof zij stikte, en alsof datgeen, wat zij eens in haar keel had ontdekt, onrustbarende afmetingen had aangenomen, en haar jong leven bedreig de. Rima! Zij bedacht, dat zij dien naam moest onthouden. Een meisje. Jimmy stemde kalm toe, dat Rima een meisje was, en hij scheen haar heel goed te kennen. Dat was dus weer een van zijn meisjes. Je hadt haarzelf, Lallie Mulvaney en die Rima. Ongetwijfeld was Rima een van die meisjes, die hij 's morgens vroeg had op gepikt, toen zij op haar bus wachtte, net zooals hij haar had opgepikt. Waarschijn lijk werkte Rima ook voor haar brood. Treurig vroeg zij zich af hoeveel er nog meer zouden zijn. Luella Turner, zijn eigtn zuster, had haar tegen dien man gewaar schuwd; er -was dus geen verontschuldi ging voor, als zij hem toestond, haar voor den gek te houden, zooals hij Rima voor den gek had gehouden, dat steenen meisje. Joost mocht weten, wat dat beteekende. Zonder twijfel was Mr. Epstein haar vader. „Als ik Rima Epstein ooit ontmoet", dacht ze bij zichzelf, „zal ik haar waar schuwen. Het is niet meer dan eerlijk, dat een meisje een ander meisje raad geeft, als zij dat k'an. Wij werkende meisjes moe ten elkaar bijstaan". Natuurlijk was alles tusschen haar en Jimmy Turner uit. Dat is te zeggen, er was natuurlijk nooit iets geweest. En er zou ook nooit iets zijn. Daar zou ze wel voor zorgen. En toch had Jimmy Turner een eigenaardigen invloed op haar. Het was vernederend, omdat zij het niet kon ver klaren of begrijpen. Nu zij tegenover hem stond en over het familie-album van de familie Potts streek, omdat zij bevreesd was, Jimmy's oogen te ontmoeten, voelde zij zich onzeker van zichzelf. Zij beefde niet, maar was er toch niet ver van af. En zij wist heel zeker, dat de dokter ongelijk had gehad. Er was beslist iets niet in orde met haar keel. Die was opgezet, en zij probeerde telkens tevergeefs te slikken. En zij had het idiote gevoel, dat zij moest huilen. De hemel alleen wist, waar om zij moest huilen, maar het was zoo. En zjj kon Jimmy Turner niet aankijken. Zij was erg zenuwachtig. Nooit te voren had zij dat bij eenigen man ondervonden. Toen Mr. Banks haar het hof maakte en baar, bij brood en kaas, een aanzoek deed, bracht dat haar in het minst niet in ver warring. Van het begin af voelde zij zich meester van den toestand. Bij Jimmy voelde zij zich nergens meester van. Zelfs niet van haar huig, die zich heel vreemd gedroeg. Zij begreep, dat zij iets moest zeggen, want Jimmy had al een minuut bijna, die wel een eeuw leek, gezwegen. En zij voelde, dat hij haar strak aankeek. Of schoon Jimmy een fluweelen tong had, en het, naar zij intuïtief wist, gevaarlijk was naar hem te luisteren, vreesde zij zijn zwijgen nog meer dan zijn spreken. Dus zei ze: „Ik wil niet hebben, dat u me meeneemt naar Rima". „Zooals u wilt", zei Jimmy Turner. „Ik geloof, dat u er wijs aan doet. Ik wed, dat er heel wat menschen zijn, die een lang, nuttig leven hebben geleid, zonder Rima ooit te hebben gezien. Ongetwijfeld is zij een volmaakt mooi meisje, en een heele- bcel menschen vinden haar prachtig. Wat mij betreft „Ik wou, dat u niet meer over Rima sprak. Ik verlang niets van haar te hooren. „Dat laak ik niet in u. Rima is natuur rijk niet ieders smaak. Waar zou u over willen praten?" „Stel, dat u me eens vertelde, waarom u hier bent gekomen, mr. Turnover". „Dat is onvriendelijk", zei Jimmy diep neerslachtig. „Wat is onvriendelijk?" „Mij zoo te noemen. Ik lijk niet op een gebakje". „O, sorry, ik bedoel Mr. Turner". „Waarom niet Jimmy. Al mijn vrienden noemen mij Jimmy." „Dat is geen reden, waarom ik het zou doen". „Bedoelt u, dat u niet tot mijn vrienden behoort?" „Ik ik weet het niet. Ik bedoel ach, natuurlijk ben ik uw vriendin. Als mijn vriendschap iets voor u beteekent". „Heel veel. Ik wil ze dolgraag hebben". „Dan krijgt u ze. U bent vriendelijk voor mij geweest". „Niet zoo vriendelijk als u voor mij. Als ik dus uw vriend' ben, moet u mij Jimmy noemen. Dat is een van mijn regels. Ik kan geen enkele afwijking daarvan toe staan. Tenslotte moet men eenige levens regels hebben. Dit is een van de mijne dat u mij Jimmy moet noemen". „Weesniet zoo dwaas, Mr. Turner. Ik noem u geen Jimmy." „Dan vertel ik niet, waarvoor ik hier ben gekomen". „Heel goed, dan moet u gaan, zonder het mij verteld te hebben". „Gaan doe ik ook niet". „Doe niet zoo belachelijk, Mr. Turner. Ziet u niet in, dat u e-e-idioot doet?" „Dan blijf ik hier voorgoed. Ik zal Mrs. Elisabeth Potts roepen en haar den toe stand uitleggen, en dan weet ik zeker, dat ze mij gelijk zal geven. Of u noemt mij Jimmy, of ik blijf voorgoed in den huize Potts. Ik heb gezegd." „O, toe!" Zij keerde zich onrustig weer af, omdat zij hem niet durfde aankijken. Zij voelde, dat zij beefde en dat haar knieën knikten. Het liefst zou zij zijn gaan zitten, maar zij wilde niet, omdat dat een vernederende bekentenis van haar zwak heid zou zijn geweest. En zij wist zeker, dat zij binnen een minuut in huilen zou uitbarsten, als er niets gebeurde. Hoe kwam het, dat hij zoo op haar gevoel werkte?" „Ik w-w-wil niet". Haar stem sloeg over ir. een soort snik. „Ik wil niet. U kunt hier net zoo lang blijven, als u wilt. En u kunt net zoo idioot doen als u wilt en Mrs. Potts vertellen, wat u wilt. Als u denkt, dat u mij alles kunt laten zeggen, wat u wilt, moet u er maar gauw anders over gaan denken, want het zal niet ge-b-b-beuren". Maar nu beging zij de fout, zich om te draaien en hem aan te zien. Haar oogen werden door zijn blik gevangen gehouden en zij kon ze niet afwenden, ook al had zij het geprobeerd. Maar zij probeerde het niet. Hij keek haar met een beminnelijk glimlachje aan. Den glimlach van een jon gen en tegelijk van een man. Teeder en nederig en spottend tegelijk en heelemaal niet week. Als hij zóó tegen Lallie Mulva ney en tegen Rima Epstein glimlachte, was het geen wonder, dat zy hem naliepen en den armen kerel geen oogenblik met rust lieten. Zij glimlachte cok. door een mist van op komende tranen. Haar lippen waren wat van elkaar en een er van de boven lip scheen niet geheel zeker van zich zelf. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1936 | | pagina 5