M de Koningin bezoekt een bazar te Beemte - Vertrek Badoglio DE ONBUIGZAMEN 76ite Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE OOSTPOORT I>r DELFT OP FEESTELIJKE WIJZE VERLICHT. Ter gelegenheid var* het 25-jarig jubileum van het Gem. Electrisch Bedrijf wordt op initiatief van de yereepiging „Delfia", een lichtweek gehouden. H.M. DE KONINGIN bracht een bezoek aap een bazar, georganiseerd ten be hoeve van een nieuw kerkgebouw der Ned. Hërv. Gemeente in de buurtschap Beemte, onder de gemeente Apeldoorn. De Koningin bij het verlaten van den bazar. Links de comité-leden die de pakjes dragen, welke door H.M. zijn gekocht op den bazar. OP DE LIJN APELDOORN—ZWOLLE werd op een onbewaaJcten overweg, onder eerstgenoemde gemeente een vrachtauto door een trein gegrepen. Twee personeii werden hierbij gedood. De vernielde auto. DE MINISTERS COLIJN EN OUD hielden voor de A.V.R.O.-microfoon propa- gaAda-redeyoeringen ten bate van ,,de Joodsche invalide". De uitzending der rede voeringen tep huize van den minister-president. MAARSCHALK BADOGLIO die 't commando der Italiaansche troepen in Oost-Afrika overneemt van gene raal de Bono bij zijn vertrek uit Rome ENTHOUSIASTE SUPPORTERS MET HOOGEN HOED BIJ EEN VOETBALWED STRIJD. Leerlingen van de Westminster-school in Londen volgen met intense belangstelling de verrichtingen van hun team «aar het Engelsch van J. fi. FLETCHER door mc. H. J. H. «I •.'n Gast!" bromde Oliver. „Die is te ver- vouwen". Hij bleet wachten, tot het paard op stal '1 gezet en ging dan mee naar binnen, «ar hij, bij het licht der lamp, de gezich- van den voorzitter en den hoofdop- "rater aandachtig bestudeerde. doet maar het beste, me ronduit te iii n.11, wat dat praatje inhoudt!" zei l »Is moet het nu eenmaal weten!" «jS ^ebt u voor geruchten gehoord?" 7v?»e Washington ZjCh tot Louis. im een scheur In den dam was ge- antwoordde deze terstond. „En «richt was afkomstig van een van fflenschenik weet ook van wien, feilen" dat 15611 ik niet van plan te ver" dat waar?" vroeg Oliver. Washington gaf Crabtree een knikje. bÏi", c' dan maar, wat er te vertellen (ut ®el hij. „Veel is het nietmaar aofflt er ook niet op aan!" Ifflils a-omt er dan wel op aan?" vroeg v."1 die de beide mannen aandachtig Wa K .Washington haalde de schouders op en ««nogmaals tegen den opzichter. zei Crabtree, bijna wantrouwend Oliver kijkend. „Het is een vreemd gevallastig te verklaren, mijnheer Carsdale. Hebt u misschien vanmorgen een vrij zwaren slag gehoord?juist toen het licht werd?" Oliver keek hem verschrikt aan. „Jazeker. dat heb ik gehoord!" riep hij uit. „Net of er iets werd opgeblazen. Ik dacht ook niet anders of ze lieten ergens in de steengroeve.daar aan den ande ren kant. iets springen". „Dat dacht ik ook!" zei Crabtree. „Ik heb precies hetzelfde gedacht en ik be greep al niet, waarom ze zoo vroeg aan den gang waren. Maar het was niet in de groeve van Dibbs. het was in werke lijkheid een ontploffing in onzen dam!" „Een. ontploffing?" herhaalde Oli ver langzaam. „Je wilt toch niet zeggen, dat iemand datmetopzet gedaan zou hebben?" De vijf mannen keken elkaar een poosje zwijgend aan. „We weten niet, wat we er van moeten denken", zei de voorzitter. „Het eenige, wat ik weet, is, dat er hier vanmorgen een ontploffing heeft plaats gehad. Hoe kan dat anders dan met opzet gebeurd zijn?" „Jawel.maar waar het op aan Komt, iswat is er precies gebeurd?" mengde zich Louis in het gesprek. „Dat is op het oogenblik het allervoornaamste!" „Juist", mompelde Oliver. „Dat is het voornaamstevoor het oogenblik dan altijd!" „Tien minuten nadat ik het geluid ge hoord heb. is een van onze menschen lanes de nlek gekomen. Hij kwam me da delijk vertelien, dat hij op weg naar zijn werk bijna aan het einde van het reser voir gekomen was, toen hij opeens een felle vlam zag, vlak bij de groote borst wering midden op den dam. Ijl een oog wenk was die verdwenen en even later hoorde hij het gedonder der ontploffing en een groot lawaai van vallende steenen en brokken metselwerk. Hij holde er heen, bekeek alles zoo goed mogelijk en rende toen hierheen om het mij te vertellen. Ik ging er natuurlijk dadelijk met hem heen. Een gedeelte der borstwering is opgebla zen en er is een scheurmaar niet ergdieper in het inwendige van den dam, aan den kant van het reservoir. Het is geen schade, die niet heel gauw hersteld kan worden en er is eigenlijk weinig aan te zien. Wat ze ook met den aanslag voor hadden, hij is gelukkig mislukt!" „Maar luister eens!" zei Oliver, zijn grooten wijsvinger waarschuwend tegen den opzichter opstekend. „Vertel nu eens allereerst, wat je van plan bent te doen. Kom, zeg op!" Crabtree spitste de lippen en keek Was hington aan. Ook deze schudde het hoofd. „Ja... ziet u... zei hij eindelijk. „Crab tree is het met me eens, dat iemand on getwijfeld een aanslag op den dam be raamd en geprobeerd heeft. De bedoeling was natuurlijk een scheur te veroorzaken, die dan wel vanzelf wijder zou worden. Met al dat gewicht aan water, dat er op het oogenblik in is, na de herfstregens en dan met zuidwesten wind Oliver gromde nijdig. „Die verwenschte ingenieurs hebben me anders verzekerd, dat er niets met den dam gebeuren kon! Dat die niet kon door breken! Nooit!" „Goed. maar daarbij hebben ze na tuurlijk niet gerekend met lui, die een ontploffing zouden veroorzaken!" wierp Washington hem tegen. „Als de ontplof- fihgsladhig stqrk genoeg is.... nou, dan geloof ik, dat je iederen dijk en ieder bouwwerk wel kunt opblazen!" „De bedoeling was alleen een scheur te veroorzaken.de druk van het water moest en zou de rest dan wel doen", her haalde Crabtree. Oliver keerde zich plotseling tot den op zichter, alsof hij op hem persoonlijk woe dend was. „En daarnet heb je beweerd, dat je er geen verklaring op wist!" snauwde hij. „Waar wist je nu geen verklaring voor?" Mij dunkt het is nog al eenvoudig!" „Ik kan me niet verklaren heele- maal niet.wie zoo iets misdadigs in zijn hoofd zou kunnen halen ..om zoo iets te doen", antwoordde Crabtree. „Is het niet krankzinnigenwerk om zulk een wa tervloed. over de stad daar los te wil len laten? Als die dam bezwijkt, mijnheer Carsdale, dan gaat heel Halfirth er aan! Wie kan dat nu hebben willen doen? Wie is daar schurkachtig genoeg voor? Dat kan ik me juist niet indenken! Waarvoor zou iemand zooiets verlangen te doen Waarvoor?" „Juist", herhaalde Washington zachtjes, „waarvoor?" Oliver, die bij de tafel was blijven staan, met één hand er op steunend, keek strak naar zijn uitgespreide vingers en zei niets. Louis zag het en wendde zich tot Washington. „Wat hebt u voor maatregelen geno men?" vroeg hij. „Iets hebt u natuurlijk gedaan". „We hebben al het metselwerk nage keken", antwoordde de voorzitter. „Ten minste voor zoover de muur en de borst wering langs den weg over den dam be treft. En wat dat scheurtje aangaat, heb ik qen telegrajjr aan de ingenieurs ge stuurd, dat ze daar allereerst naar moeten komen kijken. Ze zullen hier morgen voor den middag zijn. Maar werkelijk, da aangebrachte schade is zoo goed als niets. De aanslag is totaal mislukt. Maar daar gaat het niet om. Het gaat om de vraag,. zal de dader zijn poging herhalen? En..., een volgenden keer beter?" „Bah! Wat 'n praat!" bromde Oliver. „Is er hier dan geen politie? Zijn er geen werklui aan het reservoir verbonden?" „Wilt u dan de politie of de werklui iederen voet van den dam soms laten be waken?" vroeg Washington. „Dat zal u de handen vol werk geven. En hoe weet u dat, het niet een van onze eigen werklui is, dia dat onding daar geplaatst heeft? Een helsche machinedat is het echt ge weest!" „Hebt u daar bewijzen van?" vroeg Louis doodnuchter. „Of zijn het maar ver onderstellingen?" Washington keek Crabtree aan, die hem op zijn beurt vragend aanzag. „Wel ja!" zei de directeur. „Laat maar kijken!" De opzichter ging naar een kast toe, haalde een sleutel uit zijn zak en nam van de bovenste plank een oud sigarenkistje, dat hij op tafel plaatste. „Daar zitten een stuk of wat dingen in. die we boven op den dam gevonden heb ben, een heel eind van de plek, waar de schade is aangericht. Die dingen hoorden daar geen van alle thuis. Ik weet ook niet, wat het zijn, maar ik heb ze juist voor de ingenieurs bewaard om ze hun te laten zien". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5