LEIDSCH DAGBLAD AROM PIM SINTERKLAAS NIET WOU ZIEN. Donderdag 21 November 1935 No. 47 1HKB jen den vijfden December. De den allerlei prachtige uitstal- Is Pirn uit school kwam, moest weer kijken naar al 't moois kers. Pim was klein voor zijn och was hij met September al gegaan. Maar schrijven kon ik nog niet. Daarom had Sis, zus. die al in de derde klas en beiden de verlanglijst ge- ie voor Sinterklaas bestemd ;t zeker, dat ze die naar Spanje Üs hoor, de goede bisschop was eis, misschien al aangekomen, hij stellig, meende Pim. Want oor ze naar bed gingen, had geschreven papiertje onder een gelegd. Dat kon zoo mooi, voorkamer geen kachel stond, ing bevond zich onder de ra- ti volgenden morgen was de verdwenen, nen", zei Sis. vroeg Pim. |t natuurlijk!" was er al, wellicht zijn vrij- jter ook. En toch.Pim vond leizierig. dat die zwarte man als alle deuren en ramen op binnen kon komen, om af te je zei en te begluren, wat je ïnden middag na schooltijd voor de piano zitten. Sis Sinterklaasboek met de mooie, naast de versjes. Voor dat moeder een versje ging spelen, beke ken de kinderen vol aandacht de prenten; de blijde intocht van den goeden bisschop en zijn knecht, omstuwd dooi' honderden kinderen, voor wie Piet met gulle hand allerlei lekkers strooide. Sint en zijin gezel over de daken, het bezoek van den ver eerden heilige in de huiskamer en nog veel meer. Sis zong uit volle borst, Pim zong ook mee. de versjes, die hij kende tenminste, want ze waren op school ook heel wat Sinterklaasliedjes aan 't leeren. Maar soms zei Moeder: „Pim, ik hoor jou niet". Dan vergat de jongen te zingen, omdat •hij zooveel te denken had. Op eens zei hij „Moes, hoor eens, Sinterklaas mag wèl cadeautjes brengen, maar hij mag niet binnen komen". „Juist wèl", riep Sis verontwaardigd. „Nee, hoor", hield Pim vol, „nee (hoor moes". „Verleden jaar is Sint toch ook niet hier geweest", zei moeder. „Jawel, 's nachts", wist Pim zich te her inneren. „Niet waar", verzekerde het zusje, ,,'s avonds had Piet een mand met ca deautjes voor onze huisdeur gezet; is 't niet zoo, moes?" „Ja, zoo was het!" „O", zei Pim gerustgesteld. Maar toen ze 's avonds naar bed gingen liet hij toch Sis voorgaan. Zoo naderde eindelijk de gewichtige dag. Dat was in de stad, waar Pum woonde, altijd een groote gebeurtenis, want dan reed Sint Nicolaas in zijn prachtigste klee- ren door de stad, niet te paard, maai' in een rijtuig of een auto. Hij ging naar alle ziekenhuizen om de kinderen te begroeten en cadeautjes voor ze achter te laten. Druk heeft de oude man 't zoo'n dag. Daar om heeft hij er dan een knecht bij. En j© kunt best begrijpen, dat heel, heel veel menschen er op uitgaan om Sint Nicolaas te zien en hem toe te juichen. Sis en Pim gingen ook, met móeder en opa. want vader moest helaas naar zijn kantoor. Het was erg druk op straat. Sis gaf moeder een arm en Pim hield stevig grootvaders hand vast. Eindelijk kwamen ze op een plein, waar de bisschop zou voorbijgaan. De menschen stonden te wachten, wel drie rijen dik. op den rand van de stoep. Je snapt wel. dat Pim niets zien kon achter al die ruggen en beenen. „Straks zal ik je opbeuren", beloofde grootvader. „Hoeft niet", zei Pim met een beslist hoofdschudden. „Wat zeg je me nou?" zei grootvader lachend. „Denk je soms. dat je al zóó groot bent. dat je over de menschen heen kan kijken?" Pim gaf geen antwoord. Nu, er was nog tijd genoeg om Pim op te beuren, wanneer het voertuig met Sint Nicolaas langzaam naderde. Sis was op (het muurtje geklom men, dat langs den tuin van één der hui zen liep Moeder stond er naast. „Kom ook hier staan, Pim", riep de zus, „hier kan je zoo goed zien". Er kwam beweging onder de menigte, in de verte riepen de menschen en kinde ren „Hoera". Grootvader tilde Pim op, om hem naast Sis boven op het muurtje te zetten. Maai de jongen spartelde geweldig tegen en riep: „Ik wil Sinterklaas niet zien". „Graag of niet", zei Opa en zette het vrachtje weer neer. En wat deed Pim Die kroop onder grootvaders jas. Wat een mallerd, hè? De auto was voorbij, de menscfhen verspreidden zich. Sis stak moeder een hand toe en sprong van het muurtje. Ze was vol van hetgeen ze gezien had. Pim wandelde door aan grootvaders hand; hij was onder diens jas uitgekropen en blij, dat alles voorbij was. „Envroeg opa na een poosje, „waarom wou je nu Sinterklaas niet zien?" „Ik zal 't aan uw oor vertellen", zei hij:. Opa bukte zich voorover en Pim fluis terde zenuwachtig: „Ik heb gejokt tegen Moeder". Grootvader knikte begrijpen en fluis terde terug: „Dan moet je dat straks maai me tee p aan moes vertellen en beloven, dat je het nooit meer zult doen". Dat deed Pim, toen ze thuis kwamen. Hij vond 't wel niet makkelijk, maar was toch blij, toen 't achter den rug was. Moeder vond 't wel verdrietig, maar ver trouwde, dat hij voortaan altijd de waar heid zou spreken. En vreemd, 's avonds durfde Pim nu wel 't eerste naar boven gaan. En het volgend jaar wil hij Sinter klaas beslist zien. J. H. BRINKGREVE—ENTROP. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 15