De oorlog in Abessynië - Studentenjool in Londen DE ONBUIGZAMEN -it - fl* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. m a 1 ;s - - j DE NIEUWE DONAL-BRUG BELGRADO—PANT8CHEWO die den naam „Koning DE JAARLIJKSCHE GOOI- EN SMIJTPARTIJ DER LONDENSCHE STUDENTEN. Met appelen, roet en meel ba- Peter II-brug" iheeft gekregen, is officieel geopend. De brug is 1500 meter laaig. kogelen de studenten, die voor deze gelegenheid oude costuums of overalls De eerste trein gaat over de brug. aangetrokken hebben, elkaar. DE WATERVOORZIENING DER TROEPEN levert den Italianen grootè moeilijkheden op. Het tappen van drinkwater uit de tanks. Een soldaat bewaakt de tanks. DE VOORBEREIDINGEN VAN HET VERTREK VAN IR. STEPHAN ADJ. DIRECTEUR VAN DE FOKKER-FA- DEN AANVAL OP MAK ALLE. BRIEKEN TE AMSTERDAM NAAR TURKIJE waar hij adviseur van de Italiaansche artilleristen laden luchtvaart' wordt. Tijdens de lunch door Fokker aangeboden in Carltonhotel. een 12 c.M. stuk veldgeschut. Links ir. Stephan, naast hem Fokker. Mar het Engelsch van J. S. FLE7TCHER door mr. H. J. H. -Haar eigen schuld!" bromde Oliver, •"at deed ze hem het leven onmogelijk maken met haar venijnige tong?" "hjamaar de menschen geven he schuld. Ze zeggen, dat het zoover JW hem gekomen is, omdat jij dat stuk van hem hebt gekocht. Het ls maar beste, dat je er op voorbereid bent, ™ver er worden harde dingen over Kgezegd". Oliver begon te lachen en zijn zuster "bbh, zoo vreemd als die lach klonk. -Denk je soms, dat ik er wat om geef, mi de menschen zeggen?" snauwde hij. Mniet! Ik heb dat land eerlijk van fp* gekocht en goed betaald, meer dan er ooit op een veiling voor gekregen J® hebben of van wien dan ook! Hl) wist ïï-jwd wat hij deed en hij deed het ■uwiliig. wat heb ik dan verder te ma- «n met hem of met die oude heks van moeder? Laten de menschen schande «ten over degenefi, die het verdienen!" maar Je weet zelf toch ook wel, hoe ^menschen zijn?" bemerkte Benia be- rr'm „Ik bereid je er alleen maar op J™ Ze praten er op de heele heide en in Halfirth ook. En. er is Dat Je de Hoylands uit hun wo- gezet hebt!" j";®braaid, wie heeft ze er uit gezet?... oeb hem drie maanden tijd gegeven-.. ze hadden zes maanden kunnen krijgen, als ze dat gewild hadden. Wat bedoel je daar eigenlijk mee?" „Abe Hoyland heeft overal rondver teld, dat ze weg moesten. Hij heeft tegen iedereen verteld wat er tusschen jullie voorgevallen was. En hij zei, dat hij niet wilde afwachten, tot hij er uit gezet werddat hij wel gaan zou. En hij be gon verleden week te verhuizenalles ten minste weg te sleepenen toen het zoover kwam, is zijn oude vader gestor ven". Oliver uitte een kreet van woede. Hij begreep maai' al te goed dat dit tegen hem zou worden uitgespeeld. Dat het vijand schap zou verwekken. „Gestorven? Hoe bedoel je dattoen het zoover kwam?" „Net wat ik zei. Abe moest het den ouden man eindelijk zeggen, dat ze weg moestenen de oude man bleef in den tuin zitten toekijken, hoe ze al de meu bels wegdroegen en toen het er op aan kwam, dat ze hem en de oude vrouw mee zouden nementoen zat hij daar dood in zijn stoel". Oliver begon heen en weer te loopen door de kamer. Dat hinderde hem. Om den dood van een dronken man bekom merde hij zich niet, maar het deed hem pijn, toen hij van dat plotselinge sterven van den ouden Hoyland hoorde. Hij liet zijn sigaar uitgaan en bemerkte het niet eens. „Het huisje staat nu leeg", merkte Benia op. Oliver zei er niets op, bleef heen en weer loopen en bromde nu en dan iets in zichzelf. „Och, och", zei hij eindelijk. „Was dat toch maar niet gebeurd! Dat zou me wat waard zijn geweest! Maar het is toch mijn schuld niet, Benia! Ik heb nog zoo tegen Abe Hoyland gezegd dat hij drie of vier maanden den tijd had.ik zou er niets op tegen gehad hebben, als hij nog wat langer gevraagd had. En ik heb hem heel fatsoenlijk behandeld. Ik heb hem een van mijn nieuwe huizen, vrij van huur aangeboden, zoolang zijn ouders leefden en daarna voor hemzelf tegen vijf pond per jaar. Ajs dat geen behoorlijke behan deling was, dan weet ik het niet meer!" „Maar ze hadden daar hun heele leven gewoond", bemerkte Benia weer. „De oude Hoyland was er geboren. En nie mand beter dan jij, Oliver, weet, hoe som mige menschen zich aan oude plaatsen kunnen hechten!" „Och ja, ik weet wel, wat je bedoelt, lieve meid. Maar ik had toch recht om met mijn eigendom te doen, wat ik wilde en ik had nu eenmaal mijn plannen voor de toekomst met dat huisje. Niemand, die de zaak onbevooroordeeld bekijkt, zal me kunnen laken over mijn handelwijze te genover Matthew Scarpe en Hoyland. Het spijt me heel erg, dat het zoo geloopen is, maar het kan mij niet verweten worden!" Benia aarzelde een oogenblikje, alsof ze het met zichzelf niet eens was, of ze er nog verder op door zou gaan. Maar ein delijk zei ze toch een beetje weifelend: „Toch is er nog iets, dat je weten moet, Oliver. Je hebt je twee vijanden ge maakt, waarop ik niet gesteld zou zijn. Men vertelt, dat die vrouw verschrikke lijke verwenschingen heeft uitgesproken, toen ze het lijk van haar zoon vond er kwamen toevallig menschen voorbij en die hebben het gehoord. Ze zwoer, dat ze zich op jou zou wreken.en dat heeft Abe Hoyland ook gedaan. En hij heeft een kwaadaardig karakteren naar mijn meening is Miriam Scarpe een vrouw, die zelfs niet voor een moord zou terug deinzen". De gedachte aan gevaar werkte als een prikkel op Oliver. Hij gooide zijn sigaar half opgerookt weg en stak een ver- sche op. „Onzin en kletspraat!" zei hij, zijn lucifer aanstrijkend. „Denk je, dat ik iets maal om wat een gekke vrouw en een woedende kerel vertellen? Ik niet! Laat ze me maar bedreigen, zooveel ze maar willen. Als ik er zelf een woord van hoor, dan zal ik eens zien, of de politie er niet wat aan doen kan. Bahdaar kan ik geen rekening mee houdenIk heb trouwens iets met je te bepraten, wat van meer belang is dan mijn eigen veilig heid. Kijk eens.... ik had je vanavond hierover willen spreken. dan kun je er over nadenken tot morgenavond toe. Het gaat over dien jongen van Lionel Arthur, zie je?" Benia schrok even op en keek hem met de uiterste verwondering aan. „Enwat wil je daarmee zeggen?" vroeg ze. „Ik ben van plan hem hier in huis te nemen", zei Oliver. „Ja, voorgoed. Ik wil hem een eerste klas gouvernante geven om hem op te voeden, tot hij groot is en dan gaat hij naar Eton of zoo.en later naar Oxford of Cambridge. Begrijp je me?" „Je wilt dus een groote meneer van hem maken?" vroeg Benia zachtjes. „Ik wil liefst nog wat meer van hem maken", antwoordde Oliver. „Maardit is voorloopig genoeg. Wat zeg je er op?" Benia dacht eenigen tijd na en zei ein delijk, hoofdschuddend: „Er is één ding, dat je schijnt te ver getenin elk geval, je hebt er nog niet over gesproken „Wat dan?" vroeg Oliver. „Zijji moeder!" antwoordde Benia. „IJf heb die twee samen gezien, bedenk dat wel. Ze zal nooit van haar jongen willen scheiden". „Dat heb ik me ook nooit voorgesteld", zei Oliver. „Zij moet meekomenhet huis is groot genoeg om er nog een jonge vrouw met een kind bij te huisvesten. Ik zal haar vragen hier te komen wonen. .Jijzelf?" vroeg Benia verwonderd. „Wil je haar dat zelf gaan vragenjij?" „Waarom niet?Maar jij moet mee gaan. MorgenmiddagGoeie genade, je zult toch niet willen beweren, dat ze het zou weigeren?" En weer schudde Benia het hoofd. HOOFDSTUK XIV. De erfenis van zijn gestorven zoon. Van den dag af. dat hij zulk een hoog- loopende ruzie met Bickerdyke gehad had, hadden zijn vrienden Oliver nog niet in de club terug gezien. Hij had dan ook gezegd, dat hij er niet meer kwam, zoolang Bic kerdyke er nog lid van was. En daarop had een der leden droogweg opgemerkt, dat hij zichzelf dan levenslang verbande, omdat Bickerdyke niets had gedaan, waardoor hij als lid verdiende geschrapt te worden. Waarop Oliver geantwoord had, dat het eender was, omdat hij het even goed buiten de club kon stellen, als de club buiten hem. Van toen af ging hij dagelijks zijn lunch in de Griffin gebruiken, waar een kamer voor hem gereserveerd bleef en waarheen hij nu en dan een gast mee bracht, die hij op straat toevallig ontmoet had. Die uitnoodigingen werden zeer op prijs ge steld, omdat Oliver een royale gastheer was, die niet op een flesch champagne keek. .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5