CORRESPONDENTIE. DE BLIJDE THUISKOMST VAtj OOM STRUIS VAN SNATER, Er is heel flink en goed gewerkt, de prijsraadsels waren dus zeker naar ge noegen. Vooral de grooteren hebben goed meegedaan, er waren veel meer goede op lossingen van de grooteren dan van de kleineren. Maar och, er waren weer ver scheidene kinderen, die niet hun leeftijd er bü hadden geschreven. En dat vraag ik jullie nu toch altijd weer opnieuw om toch vooral niet te vergeten er Je leeftijd bij te zetten, dat is toch een kleine moeite niet weer? Kijken jullie dan niet, wat ik allemaal boven de prijsraadsels schrijf? De 4 kinderen, die gelukkig zijn geweest bij het loten, alle vier wel gefeliciteerd er mee. Zullen alle vier mij schrijven of het de eerste maal is, dat zij gelukkig waren bij het loten, en als zij het boek hebben gehaald, mij vertellen hoe of het heet? Alle nieuwelingen zijn weer welkom! Wie voortaan ook wil meedoen, al zijn er geen prijzen, leer ik wel nader kennen. Alle jarigen wel gefeliciteerd! Alle zieken van harte beterschap! De volgende week hoop ik weer aparte antwoorden te geven, nu is dit maar een brief aan allen te zamen. Hartelijk gegroet door Den Haag, Van Beuningenstraat 42. OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT •T VORIGE NUMMER. Ostende is een badplaats in België. (Nadruk verboden). dezen, een dame met een jankend hondje op haar arm. En de politie-agent vroeg met barsche stem: „Of die deugnieten, daar op het balcon, dat gegooi met die harde, bruine dingen, eens oogenblikkelijk wilden laten!" En de vrouw met de pan melk keef: „Ze hebben mijn melk bedorven!" En de heer toonde zijn bril, waarvan één glas was gebroken, en zei boos: „Zóó iets moet zwaar gestraft wordenEn de dame wreef het kopje van haar jan kend hondje en klaagde: „Foei, hoe stout! 'tZijn echte dierenkwellers!" „Maar hier heeft niemand met die kastanjes gegooid," begon nu het dienst meisje. „De kinderen zijn nog op hun ka mers. En die liggen aan den achterkant. Neen, op 'tvoorbalcon komen ze 's win ters bijna nooit.hè, hoe kan dat nu!" riep ze, toen er juist weer een kastanje neerplofte. „En wie deed dit dan?" vroeg de agent. 't Meisje, dat verschrikt naar boven keek, bemerkte juist, hoe twee witte pootjes een bruin ding tusschen de spijlen van het hekwerk, al spelende, voortrolden. „Plof" viel toen weer de kastanje, en juist op haar neus! „O, 't zijn katten!" riep ze. „Vreemde katten op ons balcon!" Daar werd boven een deur geopend, en nu hoorden allen een kinderstem roepen: „O, Kees, de poesjes van hiernaast zijn aan het spelen met de kastanjes! O, er ligt er nog maar één. Toen begrepen zij, die straks zoo boos naar boven keken, dat geen kinderen, doch alléén een paai* spelende katjes, de schul digen waren. Daarom ging dan ook de politie-agent lachende heen; en de vrouw vischte de kastanjes uit de melkpan; en de heer liep hoofdschuddend verder; en de dame zei tot het jankende hondje; „Wat een stoute poesjes zijn dat, hè Toetie Doch toen ook vader en moeder even later alles over de kastanjes hadden ge hoord, kreeg Kees een flink standje, om dat hij Ina had wijsgemaakt, dat .mar rons glacé's" zoo gemakkelijk te maken waren. En Ina beloofde toen niet meer zoo dom te zullen zijn om maar alles, wat Kees haar vertelde, dadelijk te gelooven. 1) Geconfijte, groote, tamme kastanjes, (een heerlijke, doch zeer dure lekkernij). TANTE JOH. (Nadruk verboden). Verhaal op rijm. O! Er was voor tante Struis Nieuws uit Afrika gekomen: „Vrouw, met Kerstmis ben ik thuis!" Heeft zij uit een brief vernomen! ,,'k Deed hier in Zuid-Afrika Heel voordeelig vele zaken", Schreef oom Struis, „de thuisreis ga Ik nu fijn per stoomboot maken!" 3. Neefje Pieter Pelikaan Mocht van tante 't briefje lezen, (Hij had zóó z'n best gedaan, Altijd tante's hulp te wezen!) Toen de groote dag verscheen, Trok neef Piet met tante Snater Tijdig naar de haven heen! Op den wal en op het water Hoord' en zag hij veel vertier: Claxons en sirenes loeiden, Sjouwers riepen: „hei!" en „hier!" Bootjes puften, mannen roeiden! 6. In de verte, bij een stip, Scheen een sliertje rook te zweven Tante riep: „Het schip, het schip! Pieter, Pieter, kijk eens even! 7. Ja, dat is de brave boot, (Wou ze maar wat vlugger stoomen!) Waar mijn lieve echtgenoot Eindelijk mee thuis zal komen!" 8. ,,'t Is gin pretje, met die kou Op die kaei zoo lang te wachten!" Zei een dikke boerenvrouw, „'k Staen hier al van kwart veur achten 9. Piet vond echter 't wachten fijn! 't Schip kwam langzaam nader schuiven. Zou daarginds Oom Snater zijn? Tante ging alvast aan 't wulven! 10. 't Weerzien roerde tante zóó, Dat zij lacht' en huilde beide! „Welkom Oom", zei Pieter bloó. Wou toen heengaan, heel bescheiden. 11. „Wou jij weggaan, beste vent?" Riep oom Snater, „nee, ik geef je Geen permissie! Piet. je bent Altijd een hulpvaardig neefje; (Nadruk verboden). Nu ga jij met ons naar huis! 'k Heb voor jou wat in mijn Pieter juichte: „Graag, Oom S Pieter dacht; „ik ben een bo 13. Daar er veel bagage was. Ging hij dapper aan het sjoi Greep een heele groote tasch Oom kon op zijn kracht vert 14. Thuis had tante alles klaar: Bloemen stonden in het huis Moeder Veer (een nicht van h Paste er op baby Struis je. 15. Oom (dat was hij zoo gewoon! Prees vol vreugde „hierdie hi Praatte van zijn kleinen zoon „Hierdie baie kleine Struisie" 16. Nou, Piet vond het wat een mo Afrikaansch te hooren spreki Toen zei oom op eens: „let op! De presentjes!" Hoe ze keken 17. Tante kreeg een zijden lap. Met borduursel, fel en fleurig „Hè, wat zijn ze ginder knap", Zei Moe Veer, „dat werk is ke 18. „O, wat een jaloersch gezicht!' Nam oom Struis zijn nicht in „Hier, jij paste op ons wicht, Daarvoor krijg je als cadeau! 19. Oók zoo'n kleedje, even fraai!' Toen greep oom een lang pak „Kijk, een echte assegaai! Pieter, hang die bij je bedje!' 20. Pieter deed een beetje raar: Heeft een poosje stil gezwege Staarde, staarde, staarde maar! 'n Echte assegaai gekregen 21. In zijn kamer, bij z'n bed, Zou dat wonder mogen prijke Alle vriendjes, wat een pret, Mochten straks zijn schat beki 22. En ze konden, vrij van school, 't Leuke werptuig ook gebruik) Boschjesmannen! Wat een jool! Dat ging prachtig, in de struik! 23. Oom zei plagend: „Is 't niet i Deed ik een verkeerde keuze?" En pas tóen zei Piet vol gloed: „Oom, och Oom! Ik vind hem JO DAf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 16