DE KASTANJES
LEIDSCH DAGBLAD
Donderdag 14 November 1935
No. 46
1EUCI
was verhuisd naar een stad
nburg. Ze voelde er zich nog
vooral op school, waar veel
it haar klas vaak Limburgsch
tarvan zij, het in Utrecht ge-
geen woord begreep. Vriendin-
i ze óók nog niet zoo gemak-
volgende week werd ze acht
dan mocht ze eenige meisjes
het echt nog niet, moeder," was
Ina's antwoord, toen moeder
..Weet je al. wie je wilt vra-
k zonder kinder-visite wel een
;je voor je worden, Ineke," zei
wat je zult krijgen!" riep
elf jaar was. „O, en van tante
Kees, nog niets verklappen,"
de moeder.
tante Cor logeert toch in
zei Ina. „Ja, als ze hier was,
dien dag wel komen. Maar
al ze je tóch wel iets zenden,
ernam Kees.
dicht, jongen," sprak vader,
eep nog niet, wat tante Cor
frankrijk zou kunnen zenden,
geschenk dan ook pas op den
n haar verjaardag. Toen stond
ooveel. dat ze had gewenscht,
zilverkleurige en met rose lint
loos. waarop zij, die nog geen
eerde, twee voor haar heel
Dorden zag. „O, wat pen mooie,
s!" riep ze toen vroolijk uit.
beteekenen die woorden? Wat
doos voor moois zitten?"
op de doos ..marrons glacé's" 1)
ie reeds had geleerd, dat „mar-
ne kastanjes waren, en dat
v/as, en ook dat „glacé" be-
eekende. En omdat hij nog
.marrons glacé's" had gehoord.
vertaalde hij het op zij n manier en riep:
„Het zijn bevroren kastanjes!"
Ina keek wat sip. Kastanjes, en nog
bevroren ook! Neen, daar hield ze niet
van. „Neem jij die doos maar, Kees," sprak
ze ..Neen, meiske," zei moeder lachende.
„Kijk liever eens wat voor fijns er in die
doos zit.
Zoo deed toen Ina, en nauwelijks zag
ze het lekkers, of ze riep: „Neen, Kees. 't
zijn geen bevroren kastanjes! Kijk toch
eens. hoe fijn!"
„Laat me dan er eens een proeven?"
vroeg de jongen.
„Neen, nu nog niet." zei Ina. „Maar als
ik er van eet. krijg jij ook wat. En vader
en moeder ook.
Ina mocht toen zelf de doos in haar
eigen kastje op haar kamertje bewaren,
en ze nam zich vast voor. niet van het
lekkers te snoepen, vóórdat het Zondag
was. Dan was ook vader er bij, en dronken
ze zoo gezellig thee. Ja, nog drie nachtjes
moest ze slapen, en dan was het Zondag!
Zoo dacht Ina op den avond van haar
achtsten verjaardag, en zoo dacht ze ook
nog op Zaterdag, toen ze. uit de school
komende, opgewekt uitriep: „Morgen be
ginnen we aan het lekkers uit tante Cor's
doos, moeder!"
Toen Ina, na de koffie, in haar kastje
naar een boek zocht, moest ze toch óók
eens haar lekkers bekijken. Voorzichtig
opende zij de doos, en zoo starende naar
de fijne, geglaceerde vruchten, kwam er
een groot verlangen, eens één te proeven,
in haar op. „Neen, 'k bewaar alles tot
morgen," mompelde ze. vlug het deksel
gTij pende. Doch vóórdat zij de doos kon
sluiten, werd de deur vrij woest geopend
en stormde Kees het kamertje binnen.
..O. zus, dat tref ik!" riep hij lachende
uit. „Zeker fijn, hè?"
,,'k Weet toch heelemaal nog niet, hoe
ze smaken." zei Ina. „Als we morgen thee
drinken, beginnen we er aan...."
„Bah, wat flauw, om niet van iets te
durven eten, dat je ook zoo gemakkelijk
zelf kunt maken. Want, zie je, het zijn
maar heel gewone kastanjes, die eerst
worden gekookt, en daarna moeten ze
bevriezen. En zijn ze dan bevroren, dan
gieten ze er suikerwater over, en daarna
moeten ze nog eens bevriezen. We kunnen
er dus best een paar van eten. Kom, laten
we er een paar proeven!"
„Maar ik begin er toch morgen aan,"
beloofde Ina.
„Als je er nu aan begint, koop ik straks
bij het oude vrouwtje op de markt een
zak vol gekookte kastanjes, zus." sprak
Kees. „En die krijg jij dan. 't Zal van
nacht wel flink vriezen, zegt vader. Nou,
en als we dan die gekookte kastanjes op
het vóórbalcon neerleggen, dan zijn ze
morgen juist goed om in suikerwater te
worden gelegd."
Ina, die beslist geloofde, wat Kees haar
vertelde, liet hem een der vruchten proe
ven; ze nam er zelf ook een, en toen
aten ze er ieder nog een. Daarna sloot
Ina de doos. „Wanneer haal je die ge
kookte kastanjes?" vroeg ze. „Je moet ze
niet halen, als 't donker is, hoor! Want
dan mag 'k niet op het balcon komen
„Vóór het donker wordt, heb jij de
kastanjes," beloofde Kees.
En hij hield zijn belofte. Want nog wel
een half uur vóórdat het geheel donker
was, kwam hij met een grauwpapieren
zak, waarin de kastanjes waren, weer Ina's
kamertje binnen.
,,'t Zijn er tien, en ze zijn nog erg warm,"
vertelde hij. „En als we ze nu dadelijk op
het balcon brengen, dan bevriezen ze nog
véél vlugger. Kom maar gauw mee!"
„O, 't sneeuwt!" riep Ina, zoodra Kees
de deur naar het balcon had geopend.
„Dat treft juist fijn," zei Kees: „dan
bevriezen ze ook vlugger."
Heel dicht tegen het hekwerk, dat juist
d&ar zooveel openingen had. legde hij de
kastanjes neer en zei: „En als je nu mor
gen op het balcon komt, zul je eens wat
zien, zus. Kom, laten we nu nog maar
één kastanje uit de doos snoepen, hé? Je
vindt er toch morgen tien terug." Hij sloot
toen zacht de balcondeur, en daarna liep
hij met Ina weer naar het kamertje, waar
ze beiden opnieuw van het lekkers smul
den.
Doch 't. duurde niet lang of Ina kreeg
berouw. Dien middag aan tafel was ze
dan ook zóó stil, dat vader haar vroeg:
„Wat is er, Ineke? Ben je moe?"
Ina schudde zwijgend haar hoofdje.
Neen, ze durfde niet eens te spreken. Ze
vertelde altijd alles heel eerlijk aan .vader
en moeder. En dat zij en Kees van haar
eigen lekkers hadden gesnoept, zou ze óók
niet graag verzwijgen. Doch Kees had ge
zegd, nog niet over de kastanjes te spre
ken, dan zou de verrassing nog véél groo-
ter zijn.
Groot was dan ook de verrassing; het
allereerste voor eenige menschen, die den
volgenden morgen voorbijkwamen. En nog
grooter was de verrassing van het dienst
meisje, toen er op dien Zondagmorgen,-
\rij driftig aan de straatdeur werd gebcM.
„En dat op Zondag," zuchtte zij. „Zek^-r
een telegram". Doch nauwelijks opende
zij de deur, of ze zag tot haar schrik een
politie-agent. En achter den agent stond
een vrouw met een pan vol melk, waarin
drie kastanjes dreven; en naast den agent
stond een boos kijkende heer, en naaat