Prinses Juliana te Utrecht - Strijd tegen de smokkelaars DE ONBUIGZAMEN 76ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Prinses Juliana in Utrecht. FEUILLETON. DE VROEGERE KEIZER V VN ABESSYNIE Sig Jassou wordt door den negus in H&rrar gevangen gehouden. Menelik's dochter Zaiditu, die met behulp van den tegenwoordigenr keizer den troon beklom, liet hem 12 jaar geleden gevangen zetten. DE „KERKPLEIN" OP HET STRAND TE EG MOND AAN ZEE. Gaat het schip ver trekken. Dezen indruk kregen de tallooze kijklustigen, die getuige waren van het inladen van kolen. De Prinses na een bezoek aan 't laboratorium -voor vergelijkende physiologie. DE STRIJD TEGEN DE SMOKKELAARS AAN DE BELGISCHE GRENS. Op de groot© jerkeerswegen zijn stukken ijzeren rails in den weg geplaatst, waardoor het voor smokkel auto's onmogelijk is te passeeren. DE AMERIKAANSCHE MISS ALICE GIB SON die van plan is een parachutesprong van ongeveer 10.000 meter hoogte te maken. Haar speciale uitrusting. VAL VAN EEN JOCKEY TIJDENS EEN RACE TE LAUREL (Amerika). De val op den filmband yastgelegd. naar het Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. H. J. H. 14) Miss Benia sloeg een snellen blik op «aar broer, voordat ze haar aandacht aan naar haakwerk wijdde, dat ze meegeno men had. Want Oliver mocht dan al blind Seweest zijn, zij had maar al te goed in de taten gehad, dat er wat was tusschen «mis en Margaret Maryen de twee Kliefden hadden hare volkomen en har- lelijke sympathie. Ze vreesde er nu voor, 'et ze te hooren zou krijgen, dat hun om- Kng de oorzaak was van de oneenigheid nunner vaders. ..--Waarover dan wel?" vroeg ze. „Jullie 21in toch altijd zulke goede vrienden ge feest, Oliver?" „Dat maakt de zaak des te erger!" "tornde Oliver. „Maar ik zal je het geval m t kort vertellen, meid! Je bent voor 'n «ouw heel verstandig en denkelijk zul je net ook wel inzien. Het is zoo gegaan Voor den derden maal dien dag zette nij zijn geval uiteen, heftig en veront- ÏJWUgd. Zijn zuster luisterde aandach- I i;S toe en voordat hij klaar was, had zij 2® *1 voorgenomen haar tong zoo te ge- Si dat ze haar eigenlijke meening 'aoorgen hield. Ze was innerlijk heel blij, k*. Ryvedale Abbey in handen van ryKrdyke gekomen was. Ze wist immers goed, wat voor haarzelf het beste was. Ze had heelemaal geen zin om de weelde van het modern ingerichte huis te verwisselen voor de kou en vochtigheid en tocht van dat oude gebouw in de vallei. Maar dat was ze niet van plan te zeggen! „Wel, wel, ik zou nooit hebben kunnen denken, dat Joseph Bickerdyke zoo laag zou zijn geweest om tegenover een ouden vriend zoo'n gemeene streek uit te halen zei ze, toen het verhaal uit was. „Wat 'n gemeene, listige manier van doen is me dat! En dan, terwijl hij wist, dat jij er je zinnen zoo op gezet hadneen, voor zóó'n gedrag is niets te zeggen en ik zou geen enkele verontschuldiging voor hem weten. Maar.zeg Oliverhij zal er z'n handen vol mee hebben, wat?" „Hoe bedoel je dat?" vroeg Oliver. „Met dat oude huis!" antwoordde Benia. „Dat zal wat kosten om het in orde te brengen! Je bent er in den laatsten tijd niet in geweest, wel?" „In jaren niet", antwoordde Oliver. „Maar wat zou dat?" „Toen Louis verleden jaar zomer dien vriend van hem hier had, ben ik er met hen eens een kijkje wezen nemen", ver volgde Benia. „De huisbewaarder heeft ons toen alles laten zien. Niet alleen het huis, maar natuurlijk ook den tuin en het park. Het was meer dan schandalig ver waarloosd! Als Iemand, die aan zooge- naam modern comfort gewend is, daar moet gaan wonen.. nou, dan mag hij ailes wel vernieuwen en voorzien. de heele boel moet opgeknapt worden. Niets is meer voor den tegenwoordigen tijd ge schikt en binnenin mag je wel beginnen met alles op te schilderen, eer het iets gaat lijken. De tuinen zijn totaal een wil dernis geworden.ze lijken niet meer op wat ze in vaders tijd waren! Alle paden staan vol gras en onkruidhet zal hem een aardigen duit kosten, eer hij er fat soenlijk een voet in kan zetten!" Maar Oliver gromde alleen wat voor zich heen. Hij voelde er niets voor zich in de stemming te laten brengen van den vos, die de druiven te zuur vond. „Dat beteekent allemaal niets, beste meid", zei hij. „Dat is met een beetje geld te verhelpen. Aan oude buitenplaatsen moet altijd geld ten koste gelegd worden. En als het daar alleen op aankomt, dan kan ik een pond besteden tegen Bicker dyke een penny! Ik ben onnoemelijk veel rijker dan hij is.... of ooit worden zal!" „Tja, als je je zinnen er zoo erg op ge zet had, dan is het wel een bittere teleur stelling voor je", zei Benia. „En verschrk- kelijk jammer", dat hij je zoo'n poets heeft kunnen hakken, zooals de zaken nu staan, Oliver. Wantje moet toch ook om de jongelui denkenover Louis en Margaret. Dat komt er ook nog bij!" „Maar die krijgen van mij nooit of nimmer toestemming", zei Oliver beslist, „ik wil me er niet over uitlaten, wat ik gezegd of niet gezegd zou hebben, als dit niet was voorgevallenmaar nu het eenmaal gebeurd is, zal ik nooit toestem men, dat mijn zoon met een van dat tuig trouwen gaat! En dat het een slecht soort is, wel, dat heeft Joe Bickerdyke toch wel zelf bewezen! Op zulk een vereeniging geef ik nooit mijn zegen!" Benia vond het maar verstandig daar niets op te zeggen. Ze kende haar broer en ze had genoeg geleerd, dat hij geen man was om tegen te spreken of mee te redeneeren. Ze bleef maar wat met haar handwerkje zitten prutsen, terwijl Oliver zijn sigaar rookte en over den tuin zat uit te kijken paar de purperen heide en de blauwe heuvels ver weg. Op eens begon hij te lachen, hard en schor. „Ik ben met Louis aan het praten ge weest!" zei hij. „Hij is echt een tak van den ouden boom. Net zoo koppig als ik. Ik heb hem ronduit gezegd, hoe ik er over dacht. En hij deed dat ook. Ik wil niet zeggen, dat ik het niet flink van hem vinden dat ik het hier en daar zelfs met hem eens ben. Maar.als hij met dat meisje trouwt.dan is het uit tus schen ons. Eerst Lionel Arthur.nu Louis John! Allebei d'r eigen weg gegaan! Maar ik heb nu eenmaal mijn eigen prin cipes en daar blijf ik me aan vasthouden, tot het niet meer gaat. Als Louis zijn eigen weg wil gaannou, dan moet hij weten, wat hij doet. Maar dan gaat het niet meer tusschen ons. Geen familie van Bickerdyke in mijn huis!" ..Hij is anders al wat je nog over hebt, Oliver", bemerkte Benia zachtjes. „En vleesch en bloed blijft op slot van zaken toch altijd vleesch en bloed!" Een poosje bleef Oliver stil voor zich uit zitten staren, als in gedachten verzon ken. Eindelijk bewoog hij zich eventjes en keek tersluiks naar zijn zuster. „Neenniet alles, beste meid", zei hij, „Die kleine jongen van Lionel is er ook nog.... die moet nu zoowat vijf of zes jaar zijn!" Voor zoover ze zich herinneren kon, had Benia haar broer nog nooit te voren over zijn kleinzoontje, het kind van zijn gestorven zoon. hooren spreken. Zijzelf wist van dat kind alles af zij bleef in het geheim omgang met hem en zijn moe der houden. Ze wist, dat Oliver hen een toelage van zeven pond in de week liet sturenze wist, da£ ze nergens gebrek aan hadden.... ze wist ook, dat de Jon gen een knap kind was, het evenbeeld van zijn vader op dien leeftijd en dat niets haar zoo gelukkig zou maken, als wanneer ze dien jongen bij zijn groot vader brengen mocht. Maar ze wilde niet alles zeggen, wat ze wist. „Alles goed en wel, Oliver", zei ze, „maar op slot van zaken is een kleinkind je toch niet zoo na als een zoonEen zoon gaat voor!" „Ik heb nooit gezegd, dat hij niet voor ging", antwoordde Oliver. „Wat ik wilde zeggen was, dat Louis niet alles was, wat ik bezat. Die jongen is in elk geval een rechtstreeksche afstammeling van me een echte Carsdale!" „Ja, dat is zoo", gaf Benia toe. Ze vroeg zich af wat hij er mee bedoelde, want ze was overtuigd, dat hij met dat gezegde iets vóór moest hebben. „Je bent beter af, dan Joe Bickerdykedie heeft geen zoon!" Oliver wendde het hoofd om en keek zijn zuster ietwat spottend en toch wel vriendelijk aan. „Ik geloof, dat ik jouw gedachten wel raden kan, oude tante!" zei hij plagend. „Jij denkt, dat nu Joe Bickerdyke mij de loef heeft afgestoken, ik mijn trotschen kop maar moest buigen en weer vrienden worden.ter wille van de jongelui. Kom nou is dat nu niet een beetje je be doeling?" „Ik vind, dat Joseph Bickerdyke zich schandalig gedragen heeft", zei Benia. „Als ik maar een kansje krijg, dan zal ik hem dat wel in zijn gezicht zeggen. Maar ik zie niet in, waarom zich dat nu moet wreken op zijn dochterof op jouw zoon. Wat hebben zij gedaan om dat te verdienen?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5