De Italiaansch-Abessynische oorlog - Minister Deckers in Goes GEVAARLIJK SPEL 768le Jaargang LE1DSCH DAGBLAD Tweede Blad DE OORLOG LinksVrouwen en kinderen vluchten uit Harrar, in verband met eventueele luchtaanvallen der Italianen. Rechts Munitie, op ezels FEUILLETON. DE RONDE VAN VALKENBURG. Profs en onafhankelijken onderweg. Het nemen van een bocht. geladen, wordt naar het front gebracht. Deze foto's zijn per vliegtuig naar IN AFRIKA: Londen overgebracht. DE VOETBALWEDSTRIJD D.W.S.—BLAUW WIT in het Amsterdamsche stadionwelke in gelijk "spel (11) eindigde. De keeper van D.W.S. in actie. DE GllOOTE COLLECTE VAN HET ÏÏAAGSCH CRISIS- WEDSTRIJD OVER 5 K.M. HARD- BEZOEK VAN MINISTER DECKERS aan de fruittentoonstelling te Goes. De minister bekijkt eens COMITÉ. Een Javaansche danser als LOOPEN te Rotterdam. De winnaar schotel gekookt fruit, speldjes-verkooper. P. Wachtendink aan de finish. Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 81) Op haar kamers vond ze een briefje van den baron, waarin hij haar vroeg hem dadelijk te telefoneeren. Ze deed het en een uur later was hij bij haar. Hij onder vroeg haar nauwkeurig en zij antwoordde schijnbaar openhartig. „Ik kan Londen elk oogenblik moeten verlaten. Ik kom morgen vroeg terug en ik wil zien hoe je de rapporten behandelt als ze binnen komen. Heb je nog iets van Hallam kunnen krijgen?" „Daar had ik geen gelegenheid voor. Er werd geen verlof gegeven om aan wal te gaan, maar ik denk wel dat hij zal schrij ven zoodra hij kan". De baron ging laat weg, maar Valda had geen lust om naar bed te gaan. Ze herinnerde zich alles wat Guy gezegd had en toen ze Stella's naam had genoemd, had ze de uitdrukking van zijn oogen gezien. „Hij heeft haar nog lief", zei ze be droefd in zichzelf. Voor de eerste maal begon zij te twij felen aan haar macht om hem te winnen. Hij was zoo standvastig, zoo trouw, maar spoedig troostte zij zich met de gedachte, dat zij nu gauw getrouwd zouden zijn en dat ze dan een betere kans zou hebben en eindelijk zou slagen. „Ik zal maken, dat ik hem waard wordt", zei ze hartstochtelijk. HOOFDSTUK XLVHI. Den volgenden morgen kwam Sylvester bij Valda en ze kreeg het druk. Onder zijn toezicht deed ze het werk voor den baron en voerde zijn bevelen nauwkeurig uit. Oostenrijk-Hongarije had de noodlottige nota aan Servië gezonden, maar nog steeds geloofde niemand dat er een oorlog zou uitbreken, waaraan bijna geheel Europa zou deelnemen. Toen kwam de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije en Valda wist, dat het maanden zou duren voor ze Guy terug zou zien. „Kunt u me zeggen waar hij nu is?" vroeg ze aan Sylvester. Zij ontmoetten elkaar met toestemming van den ouden heer Hallam in Ryder- straat. „Ik kan u niets zeggen. Ik weet het zelf niet", antwoordde de agent. „Duitschland heeft Rusland den oorlog verklaard", ein digde hij ernstig. „Dus dat beteekent „Oorlog", antwoordde hij beslist. „Ik hoor dat de baron weer in Londen is". „Ik heb hem nog niet ontmoet", riep zij verschrikt. „Ik denk niet dat hij langer dan een paar uur zal blijven. Dit land is te ge vaarlijk voor hem. Ik moet nu gaan, maar ik moet u later op den dag nog eens spre ken. Hij nam de voorzorg alleen weg te gaan en zij bleef nog eenige minuten. Voor ze vertrok kwam mijnheer Hallam in de kamer. „Ik moet eens ernstig met u praten. Van morgen kreeg ik een brief van mevrouw Cameron „Die draak", zei ze minachtend. „Ik mag die dame zelf ook niet, maar zij is dol op haar dochtes. Het schijnt, dat juffrouw Cameron lang niet goed is". „Ze kwijnt zeker weg. Ik heb niets geen medelijden met haar. Stella heeft haar kans gehad. Het is haar eigen schuld". „In zekeren zin ja. Nu ik u beter heb leeren kennen tracht ik steeds te gelooven dat er nog hoop is Guy te behoeden voor een ongelukkig leven ik heb met sir George Granston gesproken. Ik verwacht hem over een paar minuten. Ik verzoek u geduldig te luisteren naar wat hij zal zeggen". „Ik zal luisteren", zei ze vermoeid. Kort daarop kwam sir George en mijn heer Hallam liet hen alleen. „Nu ga ik eens heel oprecht met u pra ten. U weet dat ik erg op Guy gesteld ben" „Ik ook", viel ze hem bedaard in de rede. „Ik wil dat aannemen. En daarom vraag iku om een bewijs te geven van die ge negenheid. Geef den Jongen zijn vrijheid terug en Iaat hij met het meisje trouwen, dat hij lief heeft". „Ik zal Guy nooit opgeven. Ik heb voor hem gevochten en hij is van mij". „Ja, hij zal zijn woord houden, dat staat vast. U kunt met hem trouwen als u dat wilt, maar u zult er uw heele leven be rouw van hebben". „Dat is mijn zaak". „Het geeft niets of we er omheen pra ten. Ik ben een rijk man, een heel rijk man. U is dol op juweelen en zulk soort dingen. Als u met Guy trouwt, zult u die niet krijgen dat is alles. Ik zweer, dat ik hem alleen vijfhonderd pond per jaar zal geven zoolang als hij uw man is. Nu weet u het". „Ik houd niet van armoede", zei ze met een glimlach. „Dat dacht ik wel. Aan den anderen kant, als u er in toestemt om hem vrij te laten, zal ik een aardig inkomen op u vast zetten" zei hij triomfantelijk. „Het spijt me dat u zoo oud bent. Ik kan uw witte haar niet beleedigen, maar ouderdom heeft u een merkwaardig ge brek aan oordeel gegeven. Denkt u dat ik Guy wil hebben om uw geld?" „Ik heb mijn aanbod gedaan". „Waarom mag ik u niet zeggen wat ik van u denk?" zei ze. „Ik heb gelogen, ik heb een meineed gedaan, alles voor Guy, en u denkt dat u me met geld kunt af- koopen? Ik heb hem lief met hart en ziel. Ik aanbid hem letterlijk. Zonder hem zou het leven niet meer de moeite waard voor me zijn en toch vraagt u me dood kalm om hem op te geven. Nog erger, u biedt er me betaling voor aan". „Ik heb mijn voorstel gedaan", herhaal de hij, niet op zijn gemak. „Zoolang als ik leef zal ik Guy nooit los laten. Heeft u nog iets te zeggen". „Neen". „Ik kan niet boos op u zijn, want ik ge loof dat u dit doet voor Guy's bestwil. Goedendag". „Goeden dag", zei hij machinaal. Ze was zeer bleek en beefde. Sir George snelde toe om haar te helpen, maar zo wenkte hem weg. „Ik heb uw hulp niet noodig". De bediende riep een taxi aan en ze reed naar haar kamers terug, maar ze kookte nog van verontwaardiging toen ze haar zitkamer binnen kwam, maar wat ze daar zag kalmeerde haar opeens. Baron Bran den zat aan haar schrijftafel. De inhoud er van lag over den grond verspreid en zijn gezicht was rood van woede. Zonder een woord sprong hij op, deed de deur op slot en stak de sleutel in zijn zak. „Wel?" vroeg ze doodbedaard. Deze vraag was overbodig. Haar instinct zei haar, dat hij haar handelwijze ontdekt had en ze las moordzucht in zijn oogen. „Jij duivelin, ik geloof dat ik je zal ver moorden", begon hij. „Wat is er gebeurd?" „Ik weet alles. Heeft Hallam in verbin ding met de Britsche admiraliteit ge werkt? Waren die geheime oorlogsplan nen echt of „Ik zal u geen enkele vraag beantwoor den". „Dan weet je wat er het gevolg van is" riep hij driftig. „Ik ben niet laf. Ik ben niet bang voor den dood". „Jij heks. Je zult spreken". „Als u een middel kunt vinden om mfj toi spreken te dwingen, dan is u knapper dan ik dacht". „Ik geef u vijf minuten". „Dat is vijf minuten te veel". iWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5