EEN ONDEUGEND STRAND-EZELTJE deur was vastgebonden en liep naar bui ten. Even bleef hij staan. Welken kant zou hij uitgaan? Niet naar het dorp na tuurlijk, want dan zou hij gauw herkend worden en naar zijn baas teruggebracht. Dan maar de duinen in Zachtjes liep Tom het huis voorbij en klom een duinpad op. Heerlijk opgewon den voelde hij zich. nu hij eenmaal het groote avontuur begonnen was! En mor gen, op den tijd, dat hij anders weer ge dwee langs het stand moest loopen, zou hij nu lekker op zijn rug door het duin zand rollen of in de schaduw liggen. Nu zou hij eens alles doen, waar hij zin in had!.. De avond viel en het werd donker en kil in de duinen. „Fijn", dacht Tom, „an ders zat -ik nu opgesloten in dien be nauwden stal; dit is toch een heel ander leven, hoor!" Maar toen het nacht werd, kreeg hij 't wel een beetje koud. Hij had nu al een paar uur in de duinen rondgedwaald en veel nieuws was er niet te zien. .Weet je wat", dacht hij, „ik zal maar gaan slapen; morgen, als de zon opkomt, wordt 't wel weer lekker warm". Hij ging in 't zand liggen en deed zijn oogen dicht, maar slapen kon hij toch niet zoo gauw, als hij gedacht had. Steeds lag hij over alles na te denken en hij vroeg zich af, of de baas zijn vlucht al bemerkt zou hebben en wat hij er wel van zou zeggen „Als ik alleen mijn dek maar hier had", dacht Tom, met een rilling, ,,'s Nachts valt het buiten toch niet mee Eindelijk viel hij in slaap, maar erg rus tig sliep hij niet, want steeds zag hij in zijn droom den baas op zich afkomen met een grooten stok en dan schrok hij weer wakker. 's Morgens werd hij gewekt door een gloeiende zon. Tom rekte zich eens goed uit. O, wat deden zijn botten hem pijn! Tom was een grappige, kleine ezel met heel lange ooren en een korten staart, dien hij meestal vroolijk rondzwaaide. Al jaren lang had hij 's zomers met zijn baas langs het strand geloopen, tot groot ple zier van de spelende kinderen, want wie zou het nu niet leuk vinden, op Toms rug langs de zee te rijden! Was het mooi. warm weer, dan waren er meestal ook veel kinderen aan het strand en had Tom het druk; dan moes ten ze om beurten op zijn rug langs liet strand rijden; eerst een eind heen en dan weer hetzelfde eind terug. Het was zelfs wel eens voorgekomen, dat er zóó veel kinderen aan het strand waren, dat Tom het haast niet bij kon kon houden. Net had hij een van hen teruggebracht, I of er stond weer een ander op hem "te wachten. Tom wist, dat zijn baas op zulke dagen erg in zijn schik was en hem des avonds een extra hapje voer gaf, maar hij begreep nooit waarom. Als het zoo druk was, moest de baas Immers óók veel har der werken dan anders, want hij liep al tijd naast zijn ezeltje en hield dan zijn arm om het kindje, dat op Toms rug zat, zoodat het er niet af kon vallen. Maar de baas aèlf begreep best, waar om hij het graag druk had! Voor ieder ritje kreeg hij immers betaald! En hoe meer geldstukjes hij ontving, hoe vroolij- ker hij was. Maar op den duur ging het Tom vervelen, altijd maar weer hetzelfde eind heen en terug te moeten loopen en op zekeren dag, toen het weer erg warm was geweest en het ezeltje heel wat ritjes achter den rug had, kreeg hij een idee. „Waarom zou ik eigenlijk nog langer Iets doen, waar ik geen zin in heb?" dacht hij. „Laat mijn baas maar een an deren ezel nemen, ik loop lekker weg!" Een paar dagen later, toen hij zijn voer ophad en wist, dat de baas niet in de buurt was, lichtte hij met zijn kop het touw op, waarmee de klink van de stal Hij was heelemaal stijf geworden van de kille nachtlucht en kreunend stond hij op. Pfff! Wat was het een heete dag! Tom merkte, dat hij een ontzettenden dorst had, zijn tong was dik en droog als leer. Verlangend keek hij om zich heen, maar nee hoor, nergens water. Waar zou dat in de duinen ook vandaan moeten ko men? In de verte zag hij de zee en gauw wilde hij er naar toe hoUenmaar op eens herinnerde hij zich, dat hij nóg eens ge probeerd had, zeewater te drinken, maar dat hij toen hard was weggeloopen, na dat hij ervan geproefd had. Tom zuchtte, zóóveel wateren hij had er niets aan Met helmwee dacht hij aan den vollen waterbak in den stal, waar hij altijd koel, frisch water kon vinden „Ik zal maar een schaduwrijk plekje op doeken", troostte hij zichzelf, „dan voel ik mijn dorst misschien niet zoo erg". Maar weer werd Tom teleurgesteld. Waar zou in de duinen schaduw vandaan komen? Boomen stonden er niet; er was niets dan heet, droog zand en overal scheen de zon even fel. De arme Tom werd wanhopig. Nu merkte hij ook, dat zijn maag begon te knorrenMaar eten was hier al evenmin te vinden.... Treurig liet hij zich ln het zand vallen. „Achteraf gezien was het bij mijn baas toch zoo slecht nog niet", dacht hij, „ik zou nu wat graag langs het strand heen en weer loopen, als ik maar wat water had en een beetje voer!" Eigenlijk schaamde hij zich voor zijn ondoordachte daad. Wat zou de baas wel zeggen, als hij eens terugkwam? Misschien zou hij hem wel wegjagen! O, Tom moest er niet aan denken Heel langzaam, stap voor stap, ging hij met gebogen kop weer den kant van het dorp uit. Wat was het ver! Hij sleepte zich voort door het heete, mulle zand. Ge lukkig, eindelijk zag hij zijn stal en..., daar stond zijn baas ook! Tom liep op een drafje naar hem toe. „Als ik een pak slaag krijg", dacht hij, „vooruit dan maar, des te eerder kan ik dan wat eten en drinken!" Maar Tom kreeg geen slaag. De baas was den vorigen avond erg boos geweest, toen hij ontdekt had, dat de ezel was weggeloopen, maar nu was hij veel te blij, Tom weer terug te hebben. „Zoo, ben je daar weer", zei hij alleen. „Je hebt me flink aan 't schrikken ge maakt! Ga maar gauw naar den stal en doe zooiets geen tweeden keer!" Dankbaar en opgelucht sloop Tom den stal binnen en begon gulzig van zijn wa ter te drinken. Daarna kreeg de bak met eten een beurt en er bleef niet veel over. Nu ontdekte Tom pas, hoe goed hij het eigenlijk had en hoe veilig het was bij menschen, die voor hem zorgden. Eigenlijk was het dan ook niet meer dan billijk, dat hij voor hen langs het strand liep Tevreden strekte Tom zich uit ln het stroo en nam zich vast voor, nooit meer weg te loopen. RIE BEYER. (Nadruk verboden). ci

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 15