BEGROOTINGSTEKORT
119 MILLIOEN.
VAN
24
Nieuwe heffingen tot een
bedrag
van
miuioen.
De teruggang der Rijksmiddelen.
76$te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 18 September 1935 Derde Blad No. 23155
Belasting op pleizierreizen naar het buitenland.
Vertraging periodieke verhooging
voor ambtenaren.
Wij
ijziging der werkloosheids-
subsidieering.
L'
In de zoojuist verschenen Mlllioenen-
nota geeft minister Oud een beschouwing
over de groote tekorten, die op deze be-
«rootlng gedekt moeten worden. De Minis
ter herinnert er allereerst aan. dat in de
Memorie van Toelichting op het groote
bezuinlgingsontwerp het tekort voor 1936
geraamd werd op een bedrag van 75 mil-
lioen. En in haar Memorie van Antwoord
aan de Tweede Kamer over dat wetsont
werp kon de Regeering mededeelen. dat
het tekort voor 1936 aanzienlijk hooger zou
blijken te zun. Zooals uit de thans inge
diende begrooting blijkt, is die conclusie
just geweest, want het aanvankelijke te
kort op de begrooting voor 1936 bedroeg
niet minder dan f. 119 millioen.
De nota gaat dan vervolgens na den
loop der budgetalre cijfers vanaf de indie
ning der begrootng voor het jaar 1935. ten
einde een inzicht te krijgen in den door
het daarna Ingediende bezuinlgingsontwerp
wel eenigszins gecompliceerd geworden
ontwikkelingsgang der budgetaire cijfers.
Dit Inzicht is zeer noodig omdat het den
grondslag moet leveren voor de beoordee
ling van de bijzondere moeilijkheden, die
het gevolg zijn van de zoo snel veranderde
omstandigheden. Veranderingen waaraan
de Regeering haar maatregelen moet
aanpassen, op gevaar af inconsequent te
schijnen.
Het tekort op de begrooting voor 1935
was aanvankelijk geraamd op f. 92.992.000;
vervolgens werden daarin verwerkt de ver
hooging van de heffing op motorrijtuigen
ad f. 7.5 millioen, alsmede enkele vermin
deringen van uitgaafposten van onderge
schikten aard. zoodat het tekort werd vast
gesteld op f. 84.861.385.
Van het plan tot dekking van dit tekort
zijn eenlge maatregelen in het jaar 1935
effectief geworden tot een totaal bedrag
van .f 54.983.000, zoodat het tekort blijft
f. 29.878.385.
Dit tekort moest voorts nog worden ver
minderd met een buiten het dekkingsplan
1935 tot stand gekomen besparing, terzake
van overbrenging, voor één jaar. van ad
ministratiekosten sociale verzekeringen
naar het ouderdomsfonds A. f. 749 300,
waarna het tekort wordt f. 29 1 29.085.
Dit tekort zou moeten worden opgevan
gen door de navolgende maatregelen, die
geleidelijk effectief zouden worden:
doorwerken van een aantal besparingen
op de uitgaven voor het onderwijs, rond
f. 10.000.000:
vermindering van het Spoorwegtekort
f. 10.000.000;
invoering van het capitulantenstelsel en
enkele andere besparingen op de defensie
uitgaven f. 5.00.000.
Het aanvankelijk geraamde tekort bleek
echter in den loop van het jaar 1935
hooger gesteld te moeten worden door de
volgende ongustige factoren:
Lagere raming van de middelen
f. 30.000.000;
Steun aan de Scheepvaart f. 8.000.000;
Meerdere kosten werkverschaffing
f. 2.550.000;
Hooger tekort Spoorwegbedrijf over het
jaar 1934 dan bij het opstellen van de
begrooting van 1935 was te voorzien
f. 2.000.000.
Hierdoor werd het totaal tekort 1935
f. 71.679.085.
Aanmerkelijk nieuw tekort.
Het is dit tekort, afgerond op f. 75 mil
lioen, dat in het bezuinlgingsontwerp aan
vankelijk ook voor 1936 werd aangenomen
onder voorbehoud.
Dit voorbehoud nam In de Memorie van
Antwoord op het voorloopige verslag van
de Tweede Kamer over het bezuinlgings
ontwerp reeds een meer vaste gedaante
aan.
Thans staat vast, dat ook na aanneming
van het bezuinlgingsontwerp een aanzien
lijk nieuw tekort moet worden gedekt.
Dit nieuwe tekort is als volgt ontstaan
en levert, gevoegd bij de bovengenoemde
f. 71.679.085 het totaal tekort op de begroo
ting voor 1936.
I. Lagere raming der
(belasting) middelen f. 7.810.000
Lagere raming der
overige middelen
f. 3.231.649
Verlaging van den
wijnaccijns
Verlaging van de
loodsgelden
Verlaging van den accijns
op bier en gedistilleerd f. 7
f. 0.7 millioen
1. 2.5 millioen
millioen
f. 10.200.000
Het te dekken tekort stijgt hierdoor
uiteindelijk tot rond f. 119 millioen.
Maatregelen tot dekking.
Thans wordt overgegaan tot een opsom
ming van de maatregelen, die de regeering
voorstelt tot dekking van het tekort van
rond f. 119 millioen
1. Het wetsontwerp tot verlaging der
openbare uitgaven.
De verschillende maatregelen, opgeno
men in of afgekondigd bij de toelichting
op bovenvermeld ontwerp zouden opleve
ren een bedrag van f. 97.000.000.
Dit bedrag moet ten gevolge van gedu
rende het overleg met de Tweede Kamer
aangebrachte wijzigingen, waarvan de
voornaamste is het vervangen van de in
stelling van het instituut der kweekelingen
met akte bij het lager onderwijs door
andere besparingsmaatregelen, aanvan
kelijk worden verminderd met f 13,000 000.
Blijft alzoo f. 84.000.000.
In de plaats van de instelling van het
bovenvermelde kweekelingen Instituut zal
worden gesteld een algemeene herziening
der salarisregeling voor jeugdige ambte
naren, onderwijzers en werklieden in
overheidsdienst, waardoor een besparing
zal worden verkregen van f. 8 500.000. Het
bedrag stijgt daardoor tot f. 92.500.000.
Hiervan is reeds in de begrooting ver
werkt wegens alle maatregelen, die zon
der voorafgaande wetswijziging konden
worden genomen (met uitzondering van
de algemeene salarisverlaging en de bo
vengenoemde wijziging der jeugdsalaris
sen I f15.600.000.
Blijft dus beschikbaar voor dekking van
het begrootingstekort f. 76.900.000.
2. Na aanneming van het bezuinlgings
ontwerp zullen voorts twee uitgaven kun
nen worden geschrapt en een derde uit
gave verminderd die voor 1936 weer op
de begrooting moesten worden uitgetrok
ken, omdat de wettelijke maatregelen,
waardoor zij in 1935 van de begrooting
zijn afgevoerd, maar voor één jaar gel
den. Het zijn de annuïteiten voor het in-
validiteitsfonds ad f. 10 223.000. en de ad
ministratiekosten der sociale verzekering
ad f. 749.300. die naar het ouderdoms
fonds A zouden worden overgebracht, als
mede de vermindering ad f. 3 millioen
van de bijdrage aan het algemeen bur
gerlijk pensioenfonds. In totaal vermin
dert het tekort daardoor met f. 13.972.300.
3. In alle salaris- en loonschalen met
éénjarige opklimming zal deze worden
gewijzigd in een tweejarige met verdub
beling van het bedrag der periodieke ver
hooging. Hieruit wordt een besparing ge
raamd van 1 millioen.
4. Met betrekking tot de wachtgelders
acht de regeering het noodzakelijk, dat
het deel, dat niet herplaatsbaar is, zooveel
mogelijk wordt overgebracht naar het
pensioenfonds en wel deels door een
strenge keuring (invaliditeitspensioen),
deels door de toekenning van een ver
vroegd en daardoor uiteraard verlaagd
ouderdomspensioen. Deze wachtgelders
en de onderwijzers, die den leeftijd van
60 jaar hebben bereikt, zouden dus op
nader te bepalen voorwaarden kunnen
worden gepensioneerd. Het aantal wacht
gelders zou daardoor met ongeveer een
Kwart verminderen. De besparing zou 9
ton bedragen.
Wcrkloosheidssubsidie.
5. De wet, waarbij het werkloosheids-
subsidiefonds werd Ingesteld, bepaalt, dat
als inkomsten van het fonds om. zullen
gelden: een uitkeerlng uit 'sRijks schat
kist tot een nader bij de vaststelling der
Rijksbegrooting te bepalen bedrag. Voor
1935 ls deze uitkeering vastgesteld op 46
millioen. Toch moest als gevolg van de
toenemende werkloosheid de begrooting
van het fonds voor 1935 worden ingediend
met 4,6 millioen tekort.
Er moest dus worden gezocht naar mid
delen om dit tekort op te vangen. De
regeering meent, dat het een billijke op
lossing is, als begonnen wordt met dit
tekort voor de helft voor rekening van
het Rijk te nemen. Wil de rekening van
het fonds met dezo verhoogde bijdrage
sluiten, dan zullen de aan de gemeenten
te verleenen bijdragen in totaal 7 millioen
minder moeten bedragen, dan het bedrag,
dat zij bij toepassing, ook over 1936, der
voor 1935 vastgeselde subsidieschaal zou
den bcloopen. Dit zou kunnen worden be
reikt door de krachtens die schaal aan de
f. 11.042.649
j reiKï. aoor oe Kracmens aie scnaai aan ae
1 --i gemeenten toekomende bijdragen voor
- aue gemeenten evenredig te verlagen. De
begrooting moeten worden gebracht omdat
de getroffen wettelijke maatregelen slechts
voor 1935 van kracht zijn. Totaal
f. 13.972.300.
III Hoogere uitgaven in 1936 tot rond
f. 24 millioen, waartegenover staat een ver
mindering ten gevolge van in de begroo
ting verwerkte bezuinigingen ad rond f. 12
millioen, zoodat per saldo de verhooging
bedraagt f. 12 millioen.
Door al deze factoren ls het tekort ad
fond f. 71.600.000 vermeerderd met rond
f. 37.000.000 en dus aangegroeid tot rond
f. 109.000.000.
Met dit tekort is het einde van de
budgetaire moeilijkheden voor het komen
de jaar nog niet bereikt. Het moet nog
met de volgende posten worden verhoogd:
regeering acht deze methode niet aanbe
velenswaardig.
De regeering zint daarom op middelen
om het totaal der werkloosheidsuitgaven
te verminderen. Deze laatste verminde
ring zal dan, zoolang zij het bedrag van
f. 7 millioen niet overschrijdt, uitsluitend
ten goede moeten komen aan de gezamen
lijke gemeentelijke budgetten.
Ten einde dit doel te bereiken, stelt de
regeering zich voor een wüziging te bren
gen in het systeem der subsidieering.
De minister van financiën stelt zich
voor, in overleg met zijn ambtgenooten
van sociale zaken en van binnenland-
sche zaken voor 1936 een regeling te be
vorderen, die zal berusten op zoodanige
grondslagen, dat de gemeenten zelve
er mede een financieel belang zij zul
len hebben, dat iedere niet onvermijde
lijke stijging dezer uitgaven zal wor
den tegengegaan.
Daarnaast heeft de minister van sociale
zaken reeds maatregelen genomen om de
controle van rijkswege op de werkloos
heidsuitgaven te verscherpen, terwijl deze
bewindsman voorts nog andere middelen
overweegt, om zonder het peil der uitkee-
ringen aan te tasten tot verlaging van het
totaal der werkloosheidsuitgaven te ge
raken.
Aangezien het Rijk niet in staat ls
om zonder het treffen van bijzondere
maatregelen een bedrag van f. 53 millioen
in het Werkloosheidsfonds te storten, is
eenige versterking der middelen door ver
hoogde belastingheffing niet te ontgaan.
De Minister van Financiën is echter van
oordeel, dat het minder gewenscht moet
worden geacht deze verhoogde heffing
te doen sgehceidenn7soL,
te doen geschieden ten bate der alge
meene middelen.
Daardoor zou haar zeer exceptioneel ka
rakter niet voldoende uitkomen. Verre
geeft hij er de voorkeur aan deze midde
len toe te voegen aan het werkloosneids-
subsidlefonds. Dit beteekent tevens, dat
waar de wet tot Instelling van dit fonds
voorloopig niet langer van kracht ls, dan
tot 1 Januari 1937 deze middelen alleen
worden gevraagd voor het jaar 1936. Bij
de Indiening der begrooting voor 1937 zal
de zaak dan opnieuw onder het oog moe
ten worden gezien.
Verhoogde belastingen.
De bijzondere heffingen ten bate van
het fonds, waarvan de minister van
financiën de totstandkoming zou willen
bevorderen, zijn de navolgende:
a. Een heffing van 20 opcenten op de
omzetbelasting.
Deze maatregel zal een bate opleveren
van ongeveer f 12.000.000.
b. Een heffing van 20 opcenten op de
rechten van sucessie, van overgang en
van schenking. De opbrengst wordt ge
raamd op f. 6 800.000.
c. Een heffing van 20 opcenten op de
evenredige zegelrechten zal opbrengen
f. 1.600.000.
d. Een heffing van 20 opcenten op de
rechten en boeten van registratie, met
uitzondering van het recht, wegens het
geplaatste kapitaal van naamlooze
vennootschappen enz. zal opbrengen
f. 2.000.000.
e. Een heffing van 20 opcenten op de
dividend- en tantièmebelasting zal op
brengen f. 1.800.000
f. Ten slotte zal de regeering met een
voorstel tot heffing eener belasting op
buitenlandsche pleizierreizen komen. De
vermoedelijke opbrengst ls voor de
eerste maal zeer moeilijk te ramen.
Voorzichtigheidshalve worde zij niet
hooger gesteld dan f. 2 millioen. De totale
opbrengst dezer nieuwe heffingen beloopt
f. 26.200.000. Komen deze heffingen tot
stand, dan zal de bijdrage aan het fonds
ten laste van de algemeene mid
delen kunnen worden verminderd met
f. 26.200.000
Totaal f. 118.972.300.
Na de volledige doorvoering van alle
bovenstaande maatregelen waarbij te
allen overvloede -de aandacht erop wordt
gevestigd, dat een niet onbelangrijk be
drag van de aangegeven besparingen
eerst geleidelijk effectief zal worden
zal, indien niet opnieuw ongunstige fac
toren intreden, het begrootingsevenwicht
dan ongeveer zijn bereikt.
DE HOOFDSTUKKEN.
Nog niet alle begrootingshoofdstukken
zijn afgekomen. Met name zijn de begroo
tingen van de financieel belangrijke econo
mische en van het sociale ministerie nog
niet afgekomen. Evenmin Onderwijs en
Defensie
Wij laten over de verschillende hoofd
stukken hier nog eenige bijzonderheden
volgen:
Huis der Koningin. Evenals in vorige
jaren wordt ook voor 1936 f. 50.000 aange
vraagd voor de voortzetting der restau
ratie van het Koninklijk Paleis te Am
sterdam.
Hooge colleges. Voor 1936 wordt ge
raamd 'Gewone dienst) f. 1.881.569 Voor
1935 is toegestaan 'Gewone dienst)
f. 1.896 193 zoodat minder wordt aange
vraagd f. 14 624.
Buitenlandsche Zaken. Aan de Me
morie van Toelichting is ontleend:
Bij de wet van 16 Februari 1935 werd
het lilde Hoofdstuk der Rijksbegrooting
voor het dienstjaar 1935 (Buitenlandsche
Zaken» vastgesteld on f. 3.608.000. terwijl
voor 1936 geraamd wordt f. 3.429.219. alzoo
minder geraamd voor 1936 dan oorspron
kelijk toegestaan voor 1935 f. 178.781.
Nationale Schuld. - Aan de Memorie
van Toelichting tot het begrootings-hoofd-
stuk voor 1936 der Nationale Schuld wordt
ontleend, dat voor 1936 wordt aangevraagd
voor den gewonen dienst f. 153 825.211.
waarvan door den kapitaaldienst f 6.780.000
en voor den gewonen dienst f. 147.045.211.
Voor 1935 is daartoe onderscheidenlijk
toegestaan f. 147.492.887 f. 780.000 en
f. 146.712 387. Derhalve wordt voor den ge
wonen dienst van 1936 meer aangevraagd
f. 332.324.
De uitgaven, wegens gevestigde schuld
ten laste van den gewonen dienst komen
de. ziin f. 8.066.676 lager geraamd dan het
voor 1935 toegestane bedrag, n.l. f 1.789.212
minder voor rente en f. 6.277.464 minder
voor schulddelging
Is de vermindering van het rentebedrag
een gevolg van voortgezette schuldamorti
satie de verlaging van het voor delging
geraamde bedrag is het resultaat van
enkele factoren waarvan de voornaamste
zijn: het beëindigen van de amortisatie
krachtens de wet van 9 Juni 1898. ander
zijds de verhooging, welke onderscheidene
aflossingsbedragen hebben ondergaan met
de sommen der vrijgevallen rente terwUi
voorts de plaatsgevonden herberekeninf
van de aandeelen van andere begrotings
hoofdstukken in de lasten der Staatsschuld
eenigen invloed heeft gehad zoowel op
rente- als aflossingsbedragen.
Er is voorts f. 6.000 000 overgebracht van
den gewonen dienst naar den kapitaals-
dienst om daar te worden gesteld tegen
over een deel der door de Staatsbedrijven
gedane uitkeeringen wegens aflossing van
verstrekt kapitaal, zoo lang 's Rijks finan-
cieele positie dit gewenscht doet zijn.
De kasvoorzieningen zullen in 1936. naar
verwacht wordt f 8.400.000 meer ver-
eischen. dan voor 1935 is toegestaan, ge
volg van een hoogere raming van de rente
van schatkistpapier door stijging van
den rentevoet veroorzaakt.
Koloniën. Het XlIIde hoofdstuk der
Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1935
(Koloniën) is vastgesteld op f. 17.061.519,
Voor 1936 wordt geraamd f. 17.090.909.
Voor 1936 wordt dus meer geraamd dart
oorspronkelijk voor 1935 is toegestaan
f. 29.390.
Burgerlijk Pensioenfonds. De begroo
ting van de ontvangsten en uitgaven van
het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
voor het dienstjaar 1936 bedraagt
f. 219.227.962,
Staatsmijnen. De lasten en baten der
exploitatie zijn voor 1936 geraamd op
f. 82.780.750
Uitgetrokken zijn om. f. 1.350.000 voor
afschrijving op het Stikstofbindingsbedrijf,
f. 150.000 voor afschrijving op het Gas-
distributiebedrijf en f. 4.200.000 voor af
schrijving op het mijnbedrijf, de cokes
ovens centrales, enz.
In verband met de onzekere vooruit
zichten is voor 1936 geen uitkeering aan
het Rijk als dividend op het aandeelen-
kaoitaal geraamd.
De kapitaalsuitgaven en -ontvangsten
zi.in geraamd op f. 11.400 000.
In verband met de mogelijkheid van
verdere deelneming van gemeenten in de
N.V. Limburgsche Maatschappij voor Gas
distributie (Limagas). en voor eventueele
verdere kleinere deelnamen in onderne
mingen waarvan de werkzaamheden met
die van het Staatsmijnbedrijf verband
houden, wordt f. 100.000 geraamd.
Het Zuiderzeefonds. Blijkens mededee
lineen in de begrooting van het Zuider
zeefonds is de regeering nog steeds van
meening. dat zoo spoedig mogelijke voort
zetting van de inpoldering van den N.-O.-
polder gewenscht is.
Aan de voorbereiding van een plan. dat
zal moeten voldoen aan den eisch. dat de
kosten van aanleg een bedrag van onge
veer f 2500 per HA. niet zullen over
schrijden. wordt met kracht gewerkt.
De minister van Waterstaat stelt zich
voor om spoedig aan de Tweede Kamer
een uitvoerige nota met financieringsplan
te doen toekomen waarin het aeheele plan
in groote lijnen wordt uiteengezet en
waaruit zal blijken of inderdaad aan den
genoemden eisch redelijkerwijze wordt vol
daan opdat de Volksvertegenwoordiging
alle financieele gevolgen welke aan de
uitvoering van dat plan zullen zijn ver
bonden. zal kunnen overzien alvorens met
de uitvoering daarvan wordt aangevangen.
Daarnevens wordt reeds het ontwerp
Vermeerderde druk moet zooveel
mogelijk verdeeld en zoo
mogelijk voelbaar zijn.
min
EEN BLIK IN DE TOEKOMST
De millioenennota gaat vergezeld van
de navolgende beschouwingen, die worden
vastgeknoopt aan de voorstellen tot dek
king van het geraamde tekort.
Kon in April nog eenige belastingverla
ging in uitzicht worden gesteld, in Juli
bleek deze mogelijkheid al aan de kim der
nieuwe begrooting te verdwijnen en thans
is zij niet alleen geheel verdwenen, maar
heeft zij moeten plaats maken voor het
tegendeel: belastingverhooging.
Weliswaar komt deze ten deele in de
plaats van lasten, die worden verlaagd,
omdat de economische of financieele be
langen zulks vorderen, maar voor een
grooter deel is dit niet het geval.
De onvermijdelijkheid dezer ontwikke
ling wordt duidelijk als men op grond van
het reeds ln deze Nota medegedeelde, zich
voor oogen houdt door welke factoren
het in het voorjaar 1935 geuite vermoe
den omtrent het in 1936 te verwachten
tekort, te niet is gedaan. Deze factoren
zijn van tweeërlei aard.
Ie. De opbrengst der middelen zal tot
ruim f. 10 millioen door vrijwillige verla
gingmet nog ruim f. 25 millioen terug-
loopen, nadat de raming der middelen in
het voorjaar reeds met f. 30 millioen was
verlaagd. Deze teruggang is in totaal f 55
millioen.
Het behoeft geen betoog, dat een der
gelijk terugkropen der middelen niet aan
stonds in gelijke mate door uitgavenver-
mindering kan worden opgevangen, t<-
minder nu tegelijkertijd verhooging van
uitgaven noodzakelijk is. Deze laatste, ad
rond f. 24 millioen, zou chter geen bijzon
dere zorgen hebben gebaard, indien het
terugloopen der middelen niet plaats had
gevonden. Integendeel, indien de regee
ring zich niet genoopt had gezien de ra
ming der inkomsten in den loop van dit
jaar met f. 45 millioen te verlagen, dan
zou niet alleen de uitgavenverhooging mo
gelijk zijn geweest zonder belastingver-
hooging. doch er zou ook voldoende ruimte
voor belastingverlaging zelfs boven de
reeds meermalen genoemde f. 10 millioen
zijn geweest, zooals oorspronkelijk in
uitzicht was gesteld.
2e. Nieuwe onvermijdelijke uitgaven
zullen moeten worden gedaan.
De noodlijdende gemeenten vorderen
een hooger bedrag aan onderstand, door
het bevolkings-accrès en het afvloeien
van boventallige onderwijzers vraagt de
onderwüsbegrootlng, ondanks de doorwer
king van tallooze bezuinigingen, weer en
kele millioenen meer; de stijging van den
rentevoet legt een zwaarderen last op het
budget voor de Nationale Schuld; het
Spoorwegtekort beweegt zich door de da-
I lende ontvangsten, ondanks steeds voort
gezette bezuinigingen op de exploitatie
kosten nog steeds in stijgende lijn; de in
het afgeloopen jaar nog weer vermeer
derde werkloosheid verplicht tot 't geven
van een aanmerkelijk hoogere bijdrage
aan het Werkloosheidssubsidiefonds, om
dat de gemeenten niet in staat zijn de
verhooging der uitgaven, die daarvan het
gevolg is, alleen te dragen. Omtrent het
dwingend karakter dezer uitgaven zal wel
geen verschil van meening bestaan.
Het behoeft geen betoog, dat ongun
stige factoren van een dergelijken omvang
den ondergeteekende op korten termijn
voor een ernstige beslissing hebben ge
plaatst. De begrooting met een aanzienlijk
tekort indienen scheen hem onder de
huidige omstandigheden in hooge mate
onwenschelijk. Op zeer korten termijn op
nieuw de uitgaven vrij sterk te vermin
deren, was zonder nauwkeurige voorberei
ding niet mogelijk. Een dergelijke vermin
dering wordt uiteraard telkens moeilijker,
hoezeer zij niettemin, zooals uit het
voorafgaande blijkt, onvermijdelijk zal
blijken te zijn. Reeds werden onder de
nieuwe uitgaven, die aanvankelijk in de
conceptbegrooting waren opgenomen, zeer
belangrijke bedragen geschrapt, waarvan
het twijfelachtig is of in het achterwege
blijven dier uitgaven op den duur zal kun
nen worden berust. Eenige belastingver-
hooging was dus onvermijdelijk.
De belastingverhoogingen zijn zoo geko
zen. dat de vermeerderde druk zeer ver
deeld en zoo min mogelijk voelbaar zal
zijn Een nieuwe heffing, die pleizierreizen
naar het buitenland in zekere mate be
last. kan zelfs vanuit ander gezichtspunt
dan het fiscale, zeer goed worden verde
digd. Wel ontveinst de regeering zich
geenszins, dat belastingverhooging aan
passing aan een lager levensniveau min
of meer bemoeilijkt, doch in een tiid als
de huidige heeft elke maatregel tot ver
mindering van tekorten zijn speciale be
zwaren.
Zooals uit het voorafgaande zal zijn ge
bleken, bedraagt de voorgestelde belas
tingverhooging f. 26 millioen, waartegen
over staat een verlaging van andere las
ten ad f 10 millioen. zoodat per saldo een
bedrag van f 16 millioen door verzwaring
van lasten zal moeten worden gevonden,
hetgeen in verband met den omvang van
het totaal tekort van f. 119 millioen niet
buitensporig kan worden genoemd.
En de toekomst?
De regeering is er zich zeer wel van be
wust, dat over een eenigszins ruimer tijd
vak bezien, met de genoemde voorzienin
gen niet kan worden volstaan Immers al
dadelijk valt rekening te houden met de
onvermijdelijkheid, dat in de naaste toe
komst verschillende nieuwe uitgaven dek
king zullen komen vragen.
Uit dit alles blijkt wel hoe ontzaglijk
zwaar de strijd is, dien de regeering heeft
te voeren tegen telkens weder optredende
nieuwe factoren, die het- begrootingseven
wicht verstoren In dezen toestand zal
geen afdoende verbetering komen, zoo
lang het met onze volkswelvaart zal blij
ven gaan in dalende lijn.
Dalende inkomsten eenerzijds, stijgende
uitgaven ter leniging van allerlei vormen
van nood anderzijds, zullen haar noodlot-
tigen invloed op de financiën van alle
overheidslichamen blijven oefenen.
Blijft in het licht der feiten, die op onze
verminderende volkswelvaart wijzen, een
in overeenstemming brengen onzer over-
heidshuishouding met die verminderde
welvaart plicht, dit beteekent niet, dat de
regeering zich bij die feiten berustend
neerlegt. Dit is in het verleden niet ge
schied en de regeering zal dit in de toe
komst evenmin doen. Zonder ophouden is
zij werkzaam om ieder middel te beproe
ven, dat geschikt is om ons te doen
behouden wat wij hebben of ons iets
waardevols te doen verkrijgen, dat wij nog
niet bezitten Er is langzamerhand geen
terrein van het bedrijfsleven, of er zijn
overheidsmaatregelen genomen.
Tot dusver waren deze werkzaamheden
in hoofdzaak geconcentreerd in het
Werkfonds, dat zoowel voor de uitvoering
van openbare werken als voor de finan
ciering van industrieele projecten credie-
ten verschafte. Op het voor dit doel in
den loop van het jaar 1934 door de Sta-
ten-Generaal bewilligde crediet van 60
millioen gulden is langzamerhand vrijwel
beslag gelegd. Wil deze taak verder kun
nen worden voortgezet, dan zal verhoo
ging van dit crediet niet kunnen uit
blijven.
Industriefinanciering.
Gelijk ook reeds elders werd mede
gedeeld, wenscht de Regeering, ten einde
het beoogde doel beter te kunnen benade
ren. in de thans bestaande organisatie
een wijziging te brengen, welke in groote
trekken hierop neerkomt, dat voor de
financiering van openbare werken het
Werkfonds bestemd zal blijven, doch dat
voor de verleening van industrieele cre-
dieten een nieuw instituut, een Maat
schappij voor Industrie-financiering, in
het leven zal worden geroepen.
Door nauwe samenwerking van dit
nieuwe instituut met hetgeen reeds be
staat en hetgeen zal worden opgericht
ter bevordering eener industrieele explo
ratie vertrouwt de Regeering in de toe
komst op dit gebied meer te zullen kun
nen bereiken dan in het verleden verkre
gen kon worden.
Ongerept crediet.
Dit alles zal intusschen alleen kunnen
worden verwezenlijkt, indien het crediet
van den Staat ongerept is. Wil immers de
Overheid credieten beschikbaar kunnen
stellen, dan moet zij in staat zijn zich op
haar beurt credieten te verschaffen. Men
meent wel eens al te gemakkelijk, dat de
moeilijkheden van het heden voor een
groot deel kunnen worden ondervangen
door met behulp van een „vlotte leening-
politiek" credieten van grooter omvang
voor allerlei doeleinden beschikbaar te
stellen. Zoo'n vlotte leenmgpolltiek zou
ons zelfs in tijden, dat de Overheid ge
makkelijk leenen kan, spoedig in moei
lijkheden brengen wanneer deze credie
ten niet uitsluitend op wel overwogen
gronden worden verstrekt. Zoolang men
crediet heeft is leenen niet moeilijk. Het
hinkende paard komt echter achteraan
in den vorm van rente en aflossing.
Wanneer de betaling daarvan onvoldoen
de verzekerd is. kunnen op den duur
ernstige moeilijkheden niet uitblijven.