BEGROOTINGSTEKORT 119 MILLIOEN. VAN 24 Nieuwe heffingen tot een bedrag van miuioen. De teruggang der Rijksmiddelen. 76$te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 18 September 1935 Derde Blad No. 23155 Belasting op pleizierreizen naar het buitenland. Vertraging periodieke verhooging voor ambtenaren. Wij ijziging der werkloosheids- subsidieering. L' In de zoojuist verschenen Mlllioenen- nota geeft minister Oud een beschouwing over de groote tekorten, die op deze be- «rootlng gedekt moeten worden. De Minis ter herinnert er allereerst aan. dat in de Memorie van Toelichting op het groote bezuinlgingsontwerp het tekort voor 1936 geraamd werd op een bedrag van 75 mil- lioen. En in haar Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer over dat wetsont werp kon de Regeering mededeelen. dat het tekort voor 1936 aanzienlijk hooger zou blijken te zun. Zooals uit de thans inge diende begrooting blijkt, is die conclusie just geweest, want het aanvankelijke te kort op de begrooting voor 1936 bedroeg niet minder dan f. 119 millioen. De nota gaat dan vervolgens na den loop der budgetalre cijfers vanaf de indie ning der begrootng voor het jaar 1935. ten einde een inzicht te krijgen in den door het daarna Ingediende bezuinlgingsontwerp wel eenigszins gecompliceerd geworden ontwikkelingsgang der budgetaire cijfers. Dit Inzicht is zeer noodig omdat het den grondslag moet leveren voor de beoordee ling van de bijzondere moeilijkheden, die het gevolg zijn van de zoo snel veranderde omstandigheden. Veranderingen waaraan de Regeering haar maatregelen moet aanpassen, op gevaar af inconsequent te schijnen. Het tekort op de begrooting voor 1935 was aanvankelijk geraamd op f. 92.992.000; vervolgens werden daarin verwerkt de ver hooging van de heffing op motorrijtuigen ad f. 7.5 millioen, alsmede enkele vermin deringen van uitgaafposten van onderge schikten aard. zoodat het tekort werd vast gesteld op f. 84.861.385. Van het plan tot dekking van dit tekort zijn eenlge maatregelen in het jaar 1935 effectief geworden tot een totaal bedrag van .f 54.983.000, zoodat het tekort blijft f. 29.878.385. Dit tekort moest voorts nog worden ver minderd met een buiten het dekkingsplan 1935 tot stand gekomen besparing, terzake van overbrenging, voor één jaar. van ad ministratiekosten sociale verzekeringen naar het ouderdomsfonds A. f. 749 300, waarna het tekort wordt f. 29 1 29.085. Dit tekort zou moeten worden opgevan gen door de navolgende maatregelen, die geleidelijk effectief zouden worden: doorwerken van een aantal besparingen op de uitgaven voor het onderwijs, rond f. 10.000.000: vermindering van het Spoorwegtekort f. 10.000.000; invoering van het capitulantenstelsel en enkele andere besparingen op de defensie uitgaven f. 5.00.000. Het aanvankelijk geraamde tekort bleek echter in den loop van het jaar 1935 hooger gesteld te moeten worden door de volgende ongustige factoren: Lagere raming van de middelen f. 30.000.000; Steun aan de Scheepvaart f. 8.000.000; Meerdere kosten werkverschaffing f. 2.550.000; Hooger tekort Spoorwegbedrijf over het jaar 1934 dan bij het opstellen van de begrooting van 1935 was te voorzien f. 2.000.000. Hierdoor werd het totaal tekort 1935 f. 71.679.085. Aanmerkelijk nieuw tekort. Het is dit tekort, afgerond op f. 75 mil lioen, dat in het bezuinlgingsontwerp aan vankelijk ook voor 1936 werd aangenomen onder voorbehoud. Dit voorbehoud nam In de Memorie van Antwoord op het voorloopige verslag van de Tweede Kamer over het bezuinlgings ontwerp reeds een meer vaste gedaante aan. Thans staat vast, dat ook na aanneming van het bezuinlgingsontwerp een aanzien lijk nieuw tekort moet worden gedekt. Dit nieuwe tekort is als volgt ontstaan en levert, gevoegd bij de bovengenoemde f. 71.679.085 het totaal tekort op de begroo ting voor 1936. I. Lagere raming der (belasting) middelen f. 7.810.000 Lagere raming der overige middelen f. 3.231.649 Verlaging van den wijnaccijns Verlaging van de loodsgelden Verlaging van den accijns op bier en gedistilleerd f. 7 f. 0.7 millioen 1. 2.5 millioen millioen f. 10.200.000 Het te dekken tekort stijgt hierdoor uiteindelijk tot rond f. 119 millioen. Maatregelen tot dekking. Thans wordt overgegaan tot een opsom ming van de maatregelen, die de regeering voorstelt tot dekking van het tekort van rond f. 119 millioen 1. Het wetsontwerp tot verlaging der openbare uitgaven. De verschillende maatregelen, opgeno men in of afgekondigd bij de toelichting op bovenvermeld ontwerp zouden opleve ren een bedrag van f. 97.000.000. Dit bedrag moet ten gevolge van gedu rende het overleg met de Tweede Kamer aangebrachte wijzigingen, waarvan de voornaamste is het vervangen van de in stelling van het instituut der kweekelingen met akte bij het lager onderwijs door andere besparingsmaatregelen, aanvan kelijk worden verminderd met f 13,000 000. Blijft alzoo f. 84.000.000. In de plaats van de instelling van het bovenvermelde kweekelingen Instituut zal worden gesteld een algemeene herziening der salarisregeling voor jeugdige ambte naren, onderwijzers en werklieden in overheidsdienst, waardoor een besparing zal worden verkregen van f. 8 500.000. Het bedrag stijgt daardoor tot f. 92.500.000. Hiervan is reeds in de begrooting ver werkt wegens alle maatregelen, die zon der voorafgaande wetswijziging konden worden genomen (met uitzondering van de algemeene salarisverlaging en de bo vengenoemde wijziging der jeugdsalaris sen I f15.600.000. Blijft dus beschikbaar voor dekking van het begrootingstekort f. 76.900.000. 2. Na aanneming van het bezuinlgings ontwerp zullen voorts twee uitgaven kun nen worden geschrapt en een derde uit gave verminderd die voor 1936 weer op de begrooting moesten worden uitgetrok ken, omdat de wettelijke maatregelen, waardoor zij in 1935 van de begrooting zijn afgevoerd, maar voor één jaar gel den. Het zijn de annuïteiten voor het in- validiteitsfonds ad f. 10 223.000. en de ad ministratiekosten der sociale verzekering ad f. 749.300. die naar het ouderdoms fonds A zouden worden overgebracht, als mede de vermindering ad f. 3 millioen van de bijdrage aan het algemeen bur gerlijk pensioenfonds. In totaal vermin dert het tekort daardoor met f. 13.972.300. 3. In alle salaris- en loonschalen met éénjarige opklimming zal deze worden gewijzigd in een tweejarige met verdub beling van het bedrag der periodieke ver hooging. Hieruit wordt een besparing ge raamd van 1 millioen. 4. Met betrekking tot de wachtgelders acht de regeering het noodzakelijk, dat het deel, dat niet herplaatsbaar is, zooveel mogelijk wordt overgebracht naar het pensioenfonds en wel deels door een strenge keuring (invaliditeitspensioen), deels door de toekenning van een ver vroegd en daardoor uiteraard verlaagd ouderdomspensioen. Deze wachtgelders en de onderwijzers, die den leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, zouden dus op nader te bepalen voorwaarden kunnen worden gepensioneerd. Het aantal wacht gelders zou daardoor met ongeveer een Kwart verminderen. De besparing zou 9 ton bedragen. Wcrkloosheidssubsidie. 5. De wet, waarbij het werkloosheids- subsidiefonds werd Ingesteld, bepaalt, dat als inkomsten van het fonds om. zullen gelden: een uitkeerlng uit 'sRijks schat kist tot een nader bij de vaststelling der Rijksbegrooting te bepalen bedrag. Voor 1935 ls deze uitkeering vastgesteld op 46 millioen. Toch moest als gevolg van de toenemende werkloosheid de begrooting van het fonds voor 1935 worden ingediend met 4,6 millioen tekort. Er moest dus worden gezocht naar mid delen om dit tekort op te vangen. De regeering meent, dat het een billijke op lossing is, als begonnen wordt met dit tekort voor de helft voor rekening van het Rijk te nemen. Wil de rekening van het fonds met dezo verhoogde bijdrage sluiten, dan zullen de aan de gemeenten te verleenen bijdragen in totaal 7 millioen minder moeten bedragen, dan het bedrag, dat zij bij toepassing, ook over 1936, der voor 1935 vastgeselde subsidieschaal zou den bcloopen. Dit zou kunnen worden be reikt door de krachtens die schaal aan de f. 11.042.649 j reiKï. aoor oe Kracmens aie scnaai aan ae 1 --i gemeenten toekomende bijdragen voor - aue gemeenten evenredig te verlagen. De begrooting moeten worden gebracht omdat de getroffen wettelijke maatregelen slechts voor 1935 van kracht zijn. Totaal f. 13.972.300. III Hoogere uitgaven in 1936 tot rond f. 24 millioen, waartegenover staat een ver mindering ten gevolge van in de begroo ting verwerkte bezuinigingen ad rond f. 12 millioen, zoodat per saldo de verhooging bedraagt f. 12 millioen. Door al deze factoren ls het tekort ad fond f. 71.600.000 vermeerderd met rond f. 37.000.000 en dus aangegroeid tot rond f. 109.000.000. Met dit tekort is het einde van de budgetaire moeilijkheden voor het komen de jaar nog niet bereikt. Het moet nog met de volgende posten worden verhoogd: regeering acht deze methode niet aanbe velenswaardig. De regeering zint daarom op middelen om het totaal der werkloosheidsuitgaven te verminderen. Deze laatste verminde ring zal dan, zoolang zij het bedrag van f. 7 millioen niet overschrijdt, uitsluitend ten goede moeten komen aan de gezamen lijke gemeentelijke budgetten. Ten einde dit doel te bereiken, stelt de regeering zich voor een wüziging te bren gen in het systeem der subsidieering. De minister van financiën stelt zich voor, in overleg met zijn ambtgenooten van sociale zaken en van binnenland- sche zaken voor 1936 een regeling te be vorderen, die zal berusten op zoodanige grondslagen, dat de gemeenten zelve er mede een financieel belang zij zul len hebben, dat iedere niet onvermijde lijke stijging dezer uitgaven zal wor den tegengegaan. Daarnaast heeft de minister van sociale zaken reeds maatregelen genomen om de controle van rijkswege op de werkloos heidsuitgaven te verscherpen, terwijl deze bewindsman voorts nog andere middelen overweegt, om zonder het peil der uitkee- ringen aan te tasten tot verlaging van het totaal der werkloosheidsuitgaven te ge raken. Aangezien het Rijk niet in staat ls om zonder het treffen van bijzondere maatregelen een bedrag van f. 53 millioen in het Werkloosheidsfonds te storten, is eenige versterking der middelen door ver hoogde belastingheffing niet te ontgaan. De Minister van Financiën is echter van oordeel, dat het minder gewenscht moet worden geacht deze verhoogde heffing te doen sgehceidenn7soL, te doen geschieden ten bate der alge meene middelen. Daardoor zou haar zeer exceptioneel ka rakter niet voldoende uitkomen. Verre geeft hij er de voorkeur aan deze midde len toe te voegen aan het werkloosneids- subsidlefonds. Dit beteekent tevens, dat waar de wet tot Instelling van dit fonds voorloopig niet langer van kracht ls, dan tot 1 Januari 1937 deze middelen alleen worden gevraagd voor het jaar 1936. Bij de Indiening der begrooting voor 1937 zal de zaak dan opnieuw onder het oog moe ten worden gezien. Verhoogde belastingen. De bijzondere heffingen ten bate van het fonds, waarvan de minister van financiën de totstandkoming zou willen bevorderen, zijn de navolgende: a. Een heffing van 20 opcenten op de omzetbelasting. Deze maatregel zal een bate opleveren van ongeveer f 12.000.000. b. Een heffing van 20 opcenten op de rechten van sucessie, van overgang en van schenking. De opbrengst wordt ge raamd op f. 6 800.000. c. Een heffing van 20 opcenten op de evenredige zegelrechten zal opbrengen f. 1.600.000. d. Een heffing van 20 opcenten op de rechten en boeten van registratie, met uitzondering van het recht, wegens het geplaatste kapitaal van naamlooze vennootschappen enz. zal opbrengen f. 2.000.000. e. Een heffing van 20 opcenten op de dividend- en tantièmebelasting zal op brengen f. 1.800.000 f. Ten slotte zal de regeering met een voorstel tot heffing eener belasting op buitenlandsche pleizierreizen komen. De vermoedelijke opbrengst ls voor de eerste maal zeer moeilijk te ramen. Voorzichtigheidshalve worde zij niet hooger gesteld dan f. 2 millioen. De totale opbrengst dezer nieuwe heffingen beloopt f. 26.200.000. Komen deze heffingen tot stand, dan zal de bijdrage aan het fonds ten laste van de algemeene mid delen kunnen worden verminderd met f. 26.200.000 Totaal f. 118.972.300. Na de volledige doorvoering van alle bovenstaande maatregelen waarbij te allen overvloede -de aandacht erop wordt gevestigd, dat een niet onbelangrijk be drag van de aangegeven besparingen eerst geleidelijk effectief zal worden zal, indien niet opnieuw ongunstige fac toren intreden, het begrootingsevenwicht dan ongeveer zijn bereikt. DE HOOFDSTUKKEN. Nog niet alle begrootingshoofdstukken zijn afgekomen. Met name zijn de begroo tingen van de financieel belangrijke econo mische en van het sociale ministerie nog niet afgekomen. Evenmin Onderwijs en Defensie Wij laten over de verschillende hoofd stukken hier nog eenige bijzonderheden volgen: Huis der Koningin. Evenals in vorige jaren wordt ook voor 1936 f. 50.000 aange vraagd voor de voortzetting der restau ratie van het Koninklijk Paleis te Am sterdam. Hooge colleges. Voor 1936 wordt ge raamd 'Gewone dienst) f. 1.881.569 Voor 1935 is toegestaan 'Gewone dienst) f. 1.896 193 zoodat minder wordt aange vraagd f. 14 624. Buitenlandsche Zaken. Aan de Me morie van Toelichting is ontleend: Bij de wet van 16 Februari 1935 werd het lilde Hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1935 (Buitenlandsche Zaken» vastgesteld on f. 3.608.000. terwijl voor 1936 geraamd wordt f. 3.429.219. alzoo minder geraamd voor 1936 dan oorspron kelijk toegestaan voor 1935 f. 178.781. Nationale Schuld. - Aan de Memorie van Toelichting tot het begrootings-hoofd- stuk voor 1936 der Nationale Schuld wordt ontleend, dat voor 1936 wordt aangevraagd voor den gewonen dienst f. 153 825.211. waarvan door den kapitaaldienst f 6.780.000 en voor den gewonen dienst f. 147.045.211. Voor 1935 is daartoe onderscheidenlijk toegestaan f. 147.492.887 f. 780.000 en f. 146.712 387. Derhalve wordt voor den ge wonen dienst van 1936 meer aangevraagd f. 332.324. De uitgaven, wegens gevestigde schuld ten laste van den gewonen dienst komen de. ziin f. 8.066.676 lager geraamd dan het voor 1935 toegestane bedrag, n.l. f 1.789.212 minder voor rente en f. 6.277.464 minder voor schulddelging Is de vermindering van het rentebedrag een gevolg van voortgezette schuldamorti satie de verlaging van het voor delging geraamde bedrag is het resultaat van enkele factoren waarvan de voornaamste zijn: het beëindigen van de amortisatie krachtens de wet van 9 Juni 1898. ander zijds de verhooging, welke onderscheidene aflossingsbedragen hebben ondergaan met de sommen der vrijgevallen rente terwUi voorts de plaatsgevonden herberekeninf van de aandeelen van andere begrotings hoofdstukken in de lasten der Staatsschuld eenigen invloed heeft gehad zoowel op rente- als aflossingsbedragen. Er is voorts f. 6.000 000 overgebracht van den gewonen dienst naar den kapitaals- dienst om daar te worden gesteld tegen over een deel der door de Staatsbedrijven gedane uitkeeringen wegens aflossing van verstrekt kapitaal, zoo lang 's Rijks finan- cieele positie dit gewenscht doet zijn. De kasvoorzieningen zullen in 1936. naar verwacht wordt f 8.400.000 meer ver- eischen. dan voor 1935 is toegestaan, ge volg van een hoogere raming van de rente van schatkistpapier door stijging van den rentevoet veroorzaakt. Koloniën. Het XlIIde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1935 (Koloniën) is vastgesteld op f. 17.061.519, Voor 1936 wordt geraamd f. 17.090.909. Voor 1936 wordt dus meer geraamd dart oorspronkelijk voor 1935 is toegestaan f. 29.390. Burgerlijk Pensioenfonds. De begroo ting van de ontvangsten en uitgaven van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds voor het dienstjaar 1936 bedraagt f. 219.227.962, Staatsmijnen. De lasten en baten der exploitatie zijn voor 1936 geraamd op f. 82.780.750 Uitgetrokken zijn om. f. 1.350.000 voor afschrijving op het Stikstofbindingsbedrijf, f. 150.000 voor afschrijving op het Gas- distributiebedrijf en f. 4.200.000 voor af schrijving op het mijnbedrijf, de cokes ovens centrales, enz. In verband met de onzekere vooruit zichten is voor 1936 geen uitkeering aan het Rijk als dividend op het aandeelen- kaoitaal geraamd. De kapitaalsuitgaven en -ontvangsten zi.in geraamd op f. 11.400 000. In verband met de mogelijkheid van verdere deelneming van gemeenten in de N.V. Limburgsche Maatschappij voor Gas distributie (Limagas). en voor eventueele verdere kleinere deelnamen in onderne mingen waarvan de werkzaamheden met die van het Staatsmijnbedrijf verband houden, wordt f. 100.000 geraamd. Het Zuiderzeefonds. Blijkens mededee lineen in de begrooting van het Zuider zeefonds is de regeering nog steeds van meening. dat zoo spoedig mogelijke voort zetting van de inpoldering van den N.-O.- polder gewenscht is. Aan de voorbereiding van een plan. dat zal moeten voldoen aan den eisch. dat de kosten van aanleg een bedrag van onge veer f 2500 per HA. niet zullen over schrijden. wordt met kracht gewerkt. De minister van Waterstaat stelt zich voor om spoedig aan de Tweede Kamer een uitvoerige nota met financieringsplan te doen toekomen waarin het aeheele plan in groote lijnen wordt uiteengezet en waaruit zal blijken of inderdaad aan den genoemden eisch redelijkerwijze wordt vol daan opdat de Volksvertegenwoordiging alle financieele gevolgen welke aan de uitvoering van dat plan zullen zijn ver bonden. zal kunnen overzien alvorens met de uitvoering daarvan wordt aangevangen. Daarnevens wordt reeds het ontwerp Vermeerderde druk moet zooveel mogelijk verdeeld en zoo mogelijk voelbaar zijn. min EEN BLIK IN DE TOEKOMST De millioenennota gaat vergezeld van de navolgende beschouwingen, die worden vastgeknoopt aan de voorstellen tot dek king van het geraamde tekort. Kon in April nog eenige belastingverla ging in uitzicht worden gesteld, in Juli bleek deze mogelijkheid al aan de kim der nieuwe begrooting te verdwijnen en thans is zij niet alleen geheel verdwenen, maar heeft zij moeten plaats maken voor het tegendeel: belastingverhooging. Weliswaar komt deze ten deele in de plaats van lasten, die worden verlaagd, omdat de economische of financieele be langen zulks vorderen, maar voor een grooter deel is dit niet het geval. De onvermijdelijkheid dezer ontwikke ling wordt duidelijk als men op grond van het reeds ln deze Nota medegedeelde, zich voor oogen houdt door welke factoren het in het voorjaar 1935 geuite vermoe den omtrent het in 1936 te verwachten tekort, te niet is gedaan. Deze factoren zijn van tweeërlei aard. Ie. De opbrengst der middelen zal tot ruim f. 10 millioen door vrijwillige verla gingmet nog ruim f. 25 millioen terug- loopen, nadat de raming der middelen in het voorjaar reeds met f. 30 millioen was verlaagd. Deze teruggang is in totaal f 55 millioen. Het behoeft geen betoog, dat een der gelijk terugkropen der middelen niet aan stonds in gelijke mate door uitgavenver- mindering kan worden opgevangen, t<- minder nu tegelijkertijd verhooging van uitgaven noodzakelijk is. Deze laatste, ad rond f. 24 millioen, zou chter geen bijzon dere zorgen hebben gebaard, indien het terugloopen der middelen niet plaats had gevonden. Integendeel, indien de regee ring zich niet genoopt had gezien de ra ming der inkomsten in den loop van dit jaar met f. 45 millioen te verlagen, dan zou niet alleen de uitgavenverhooging mo gelijk zijn geweest zonder belastingver- hooging. doch er zou ook voldoende ruimte voor belastingverlaging zelfs boven de reeds meermalen genoemde f. 10 millioen zijn geweest, zooals oorspronkelijk in uitzicht was gesteld. 2e. Nieuwe onvermijdelijke uitgaven zullen moeten worden gedaan. De noodlijdende gemeenten vorderen een hooger bedrag aan onderstand, door het bevolkings-accrès en het afvloeien van boventallige onderwijzers vraagt de onderwüsbegrootlng, ondanks de doorwer king van tallooze bezuinigingen, weer en kele millioenen meer; de stijging van den rentevoet legt een zwaarderen last op het budget voor de Nationale Schuld; het Spoorwegtekort beweegt zich door de da- I lende ontvangsten, ondanks steeds voort gezette bezuinigingen op de exploitatie kosten nog steeds in stijgende lijn; de in het afgeloopen jaar nog weer vermeer derde werkloosheid verplicht tot 't geven van een aanmerkelijk hoogere bijdrage aan het Werkloosheidssubsidiefonds, om dat de gemeenten niet in staat zijn de verhooging der uitgaven, die daarvan het gevolg is, alleen te dragen. Omtrent het dwingend karakter dezer uitgaven zal wel geen verschil van meening bestaan. Het behoeft geen betoog, dat ongun stige factoren van een dergelijken omvang den ondergeteekende op korten termijn voor een ernstige beslissing hebben ge plaatst. De begrooting met een aanzienlijk tekort indienen scheen hem onder de huidige omstandigheden in hooge mate onwenschelijk. Op zeer korten termijn op nieuw de uitgaven vrij sterk te vermin deren, was zonder nauwkeurige voorberei ding niet mogelijk. Een dergelijke vermin dering wordt uiteraard telkens moeilijker, hoezeer zij niettemin, zooals uit het voorafgaande blijkt, onvermijdelijk zal blijken te zijn. Reeds werden onder de nieuwe uitgaven, die aanvankelijk in de conceptbegrooting waren opgenomen, zeer belangrijke bedragen geschrapt, waarvan het twijfelachtig is of in het achterwege blijven dier uitgaven op den duur zal kun nen worden berust. Eenige belastingver- hooging was dus onvermijdelijk. De belastingverhoogingen zijn zoo geko zen. dat de vermeerderde druk zeer ver deeld en zoo min mogelijk voelbaar zal zijn Een nieuwe heffing, die pleizierreizen naar het buitenland in zekere mate be last. kan zelfs vanuit ander gezichtspunt dan het fiscale, zeer goed worden verde digd. Wel ontveinst de regeering zich geenszins, dat belastingverhooging aan passing aan een lager levensniveau min of meer bemoeilijkt, doch in een tiid als de huidige heeft elke maatregel tot ver mindering van tekorten zijn speciale be zwaren. Zooals uit het voorafgaande zal zijn ge bleken, bedraagt de voorgestelde belas tingverhooging f. 26 millioen, waartegen over staat een verlaging van andere las ten ad f 10 millioen. zoodat per saldo een bedrag van f 16 millioen door verzwaring van lasten zal moeten worden gevonden, hetgeen in verband met den omvang van het totaal tekort van f. 119 millioen niet buitensporig kan worden genoemd. En de toekomst? De regeering is er zich zeer wel van be wust, dat over een eenigszins ruimer tijd vak bezien, met de genoemde voorzienin gen niet kan worden volstaan Immers al dadelijk valt rekening te houden met de onvermijdelijkheid, dat in de naaste toe komst verschillende nieuwe uitgaven dek king zullen komen vragen. Uit dit alles blijkt wel hoe ontzaglijk zwaar de strijd is, dien de regeering heeft te voeren tegen telkens weder optredende nieuwe factoren, die het- begrootingseven wicht verstoren In dezen toestand zal geen afdoende verbetering komen, zoo lang het met onze volkswelvaart zal blij ven gaan in dalende lijn. Dalende inkomsten eenerzijds, stijgende uitgaven ter leniging van allerlei vormen van nood anderzijds, zullen haar noodlot- tigen invloed op de financiën van alle overheidslichamen blijven oefenen. Blijft in het licht der feiten, die op onze verminderende volkswelvaart wijzen, een in overeenstemming brengen onzer over- heidshuishouding met die verminderde welvaart plicht, dit beteekent niet, dat de regeering zich bij die feiten berustend neerlegt. Dit is in het verleden niet ge schied en de regeering zal dit in de toe komst evenmin doen. Zonder ophouden is zij werkzaam om ieder middel te beproe ven, dat geschikt is om ons te doen behouden wat wij hebben of ons iets waardevols te doen verkrijgen, dat wij nog niet bezitten Er is langzamerhand geen terrein van het bedrijfsleven, of er zijn overheidsmaatregelen genomen. Tot dusver waren deze werkzaamheden in hoofdzaak geconcentreerd in het Werkfonds, dat zoowel voor de uitvoering van openbare werken als voor de finan ciering van industrieele projecten credie- ten verschafte. Op het voor dit doel in den loop van het jaar 1934 door de Sta- ten-Generaal bewilligde crediet van 60 millioen gulden is langzamerhand vrijwel beslag gelegd. Wil deze taak verder kun nen worden voortgezet, dan zal verhoo ging van dit crediet niet kunnen uit blijven. Industriefinanciering. Gelijk ook reeds elders werd mede gedeeld, wenscht de Regeering, ten einde het beoogde doel beter te kunnen benade ren. in de thans bestaande organisatie een wijziging te brengen, welke in groote trekken hierop neerkomt, dat voor de financiering van openbare werken het Werkfonds bestemd zal blijven, doch dat voor de verleening van industrieele cre- dieten een nieuw instituut, een Maat schappij voor Industrie-financiering, in het leven zal worden geroepen. Door nauwe samenwerking van dit nieuwe instituut met hetgeen reeds be staat en hetgeen zal worden opgericht ter bevordering eener industrieele explo ratie vertrouwt de Regeering in de toe komst op dit gebied meer te zullen kun nen bereiken dan in het verleden verkre gen kon worden. Ongerept crediet. Dit alles zal intusschen alleen kunnen worden verwezenlijkt, indien het crediet van den Staat ongerept is. Wil immers de Overheid credieten beschikbaar kunnen stellen, dan moet zij in staat zijn zich op haar beurt credieten te verschaffen. Men meent wel eens al te gemakkelijk, dat de moeilijkheden van het heden voor een groot deel kunnen worden ondervangen door met behulp van een „vlotte leening- politiek" credieten van grooter omvang voor allerlei doeleinden beschikbaar te stellen. Zoo'n vlotte leenmgpolltiek zou ons zelfs in tijden, dat de Overheid ge makkelijk leenen kan, spoedig in moei lijkheden brengen wanneer deze credie ten niet uitsluitend op wel overwogen gronden worden verstrekt. Zoolang men crediet heeft is leenen niet moeilijk. Het hinkende paard komt echter achteraan in den vorm van rente en aflossing. Wanneer de betaling daarvan onvoldoen de verzekerd is. kunnen op den duur ernstige moeilijkheden niet uitblijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9