TOEN 'T WARM WAS!
BERICHT AAN MIJN
RAADSELJEUGD.
OPLOSSING REBUS.
IN DE VACANTIE.
Wel lieve kinderen wat deed liet mij ver
driet. dat ik vele weken geen correspon
dentie voor jullie kon eeven. maar heusch
het was mij onmogelijk. Ik was veel te
ziek. ik kon en mocht het niet doen. Het
was mij wel een groote troost, dat het
juist de weken der groote zomervacantie
waren, dan is er zoo weinig liefhebberij
om brieven te schrijven, dat spreekt van
zelf. Dan gaat men op reis of uit logee-
ren of kampeeren dan zijn er zóóvele
pretjes die tijd en gedachten in beslag
nemen; dan neemt de jeugd meest vacan-
tie van brieven schrijven en raadsels in
zenden. Dat heb ik in de 14 jaren, dat ik
Raadseltante ben, gemerkt en ondervon
den. Maar al was het mij een groote
troost, dat het in de zomervacantie viel.
daarom vond ik het wel heel jammer en
naar. dat willen jullie toch zeker wel ge-
looven. want jullie hebt al1 zoo dikwijls
ondervonden dat al lag ik ziek te bed. ik
toch doorging met mijn werk voor de
raadseljeugd. Al liggende in bed heb ik
menig velletje correspondentie geleverd en
ontelbare raadsels nagekeken en alles be
antwoord
Nu had ik zoo vast en zeker gehoopt,
dat ik begin September dus als alle scho
len weer begonnen waren en iedereen
terug en aan het werk. ik ook weer geheel
aan mijn werk voor jullie kon en mocht
gaan, maar het herstel van mijn gezond
heid gaat wel heel erg langzaam. Ik moet
het helaas nog 1 of 2 weken uitstellen,
maar ik vertrouw er op. dat ik nog in de
maand September kan beginnen, dus nog
eventjes geduld hebben Dat willen jullie
wel. is het niet zoo? Wie graag raadsels
oplost vindt ze toch iedere week in de
kinderkrant maar jullie moeten de oplos
singen nog niet inzenden. Nog even wach
ten. je kunt zelf altijd zien of je ze goed
hebt opgelo't
En zoodra ik kan. stuur ik dan de be
loofde prijsraadsels van voor de groote
zomervacantie met de extra prijzen. 16
boeken, die hebben jullie nog te goed. Dat
heb ik heusch niet vergeten, jullie zeker
ook niet? Ik hoop dus dat jullie spoedig
het woord ..prijsraadsels" zult zien staan
en mijn naam weer Iedere week. want
gelooft maar dat het voor mij geen pretje
was. geen vroolijke zomer altijd zoo erg
ziek te bed te liggen en veel pijn te heb
ben. Nu mag ik 's morgens en 's avonds
weer eens opzitten maar mij nog niet te
veel inspannen en als ik nu deze en vol-
kende week al alle raadselbrieven ging
nazien en beantwoorden "dat zou te veel
opeens zijn. Het is dus beter nog eventjes
te wacM°r>
Ik heb gemerkt, dat zeer velen de Raad
seltante niet vergaten want telkens bracht
de post mij een groetje, een briefje om
mij beterschap te wenschen. en o zóóvele
mooie ansichten uit alle oorden van ons
land ja zelfs uit het buitenland. En niet
alleen van kinderen die nu nog tot de
raadseljeugd behooren maar ook van oud-
raadselneven en n'chten.
Hartelijk dank aan allen, die mij brief
of briefkaart zonden ik stelde het zeer
op prijs dat verzeker ik jullie. Ik vond het
heel aardig en hartelijk.
Nu allen heel hartelijk gegroet en ix
hoop spoedig weer oresent te zijn iederen
Donderdag.
Mej. A. KOOPMANS VAN BOEKBREN
Den Haag v. Beuningenstraat 42.
REBUS-OPLOSSING UIT HET VORIGE
NUMMER.
Na regen komt zonneschijn.
(Nadruk verboden).
0
Warm was 't en twee kleine hondjes
Hadden toch zoo'n ergen dorst!
Dat vanmiddag nu ook niemand
Melk of water had gemorst!
Ha! daar stond een ijsco-wagen!
Mop en Moortje fluks er heen!
Jammer, wie er ijsco's kochten,
't Dorstig tweetal kreeg er geen!
D'ijsco-man (hij heette Hektor!)
Vonden zij niets aardig, hoor!
Als ik ijs verkocht, zei Mopje,
Gaf ik alle hondjes, Moor!
Maartoch hadden z'een gelukje:
'n Wiel vloog van den wagen af!
En wat Hektor ook probeerde
Hoeveel moeite hij zich gaf,
Heel alleen kon hij 't niet maken.
Was me dat op eens een pech!
Kunnen jullie vroeg hij eind'li
Mij ook even helpen zeg?
Mop en Moortje, zeer gedienstig,
Hielden 't wagentje nu vast.
't Ging na heel veel krachtsinsp:
nil
Want het was een zware last!
Eind'lijk, eind'lijk kwam het klaar
En uit dankbaarheid zei Hek:
'k Zal je allebei beloonen.
Heb je in een ijsco trek?
Alsjeblieft, meneer zei Moortje
En wat denk je, deed vriend Mop'
Die stond in een ommezientje
Joep! van blijdschap op zijn kop!
En de beide hondjes likten
Langen tijd hun baard nog af,
Of die Hektor hen liet smullen!
Dankbaar klonk hun; Waf, woef,
waf!
(Nadruk verboden).
C. E. DE LILLE HOGERWAA
Dat was een tegenvaller voor Hilda van
der Meij. Al weken lang was ze met haar
vriendin, Rina Versteeg, aan 't plannen
maken geweest, hoe ze zooveel mogelijk
van de vacantie zouden kunnen genieten.
Rina zou dikwijls bij Hilda, en Hilda
dikwijls bij Rina komen. En als 't nu
maar mooi weer zou zijn, dan zouden ze
ook vaak samen uitgaan. Fietsen of loo-
pen al naar het uit zou komen. Hilda
en Rina waren twee echte, trouwe vrien
dinnen. Buiten schooltijd brachten ze de
vrije uren zooveel mogelijk samen door.
Als je de een zag, kon je er zeker van
wezen dat de ander niet ver uit de buurt
was.
,De onafsclieidelijken", werden ze op
school genoemd. Doch daar de beide
meisjes ook tegen haar andere klassege-
nootjes vriendelijk waren, kon men de
dikke vriendschap tusschen die twee best
hebben.
Hilda en Rinbt zouden geen van beiden
in de vacantie uit logeeren gaan.
,,'t Hindert niet", zei Rina vroolijk. ,,'k
Heb Hilda toch". En deze op haar beurt
gaf er ook niet veel om.
,,'k Ga maar dikwijls naar Rina toe",
had ze gezegd.
Maar 't zou heel anders gaan dan de
beide meisjes zich voorgesteld hadden.
't Was nog maar twee dagen vo
vacantie, toen Rina en Hilda druk pr
van school naar huis gingen.
Of Hilda nu door 't drukke prater
goed oplette, weet ik niet, maar zei j'
't, dat ze de bananenschil die vlak t
haar voeten lag, niet zag.
Ze stapte er op, en toen, ja, dal
haast niet anders, ze gleed uit en
met een smak op den grond.
Eerst wilde Rina gaan lachen, 't
mers haast altijd een grappig gezich
je iemand ziet vallen? Maar toi
Hilda's pijnlijk gezichtje zag, dacl
niet meer aan lachen.
..Toe, Hilda, blijf daar niet zoo
Hier, pak m'n hand, dan zal ik je
helpen".
Hilda greep de haar toegestoken
en kwam langzaam en moeilijk over 0
Maar nauwelijks probeerde ze haar
tervoet neer te zetten of met een
van pijn klemde ze zich aan Rina
„O, Rina, mijn voet doet zoo zee
kan er niet op staan!"
„Toe", moedigde Rina aan, ,,miss<
ben je geschrokken. Houd je maar stij
me vast, dan kun je zoo wel thuisko
't Is niet zoo ver meer".
Nee, 't was ook niet zoo ver mee
dat was maar goed ook, want anders
Hilda onmogelijk op die manier kul t]
thuiskomen. Nu strompelde ze aan R
arm, met veel moeite de paar sti
door, die haar nog van huis scheidd